ECLI:NL:RBOVE:2024:5036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
08.319432.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 september 2022 in Bornerbroek een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een fietser om het leven is gekomen. De verdachte, geboren in 1990 in Bulgarije en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag. Tijdens de openbare terechtzittingen op 6 en 13 september 2024 was de verdachte niet aanwezig. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, evenals de slachtofferverklaring van de nabestaanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een hoge snelheid twee voertuigen heeft ingehaald op een smalle weg zonder markeringen, terwijl er fietsers op de weg aanwezig waren. De verdachte heeft onvoldoende rechts gehouden en niet adequaat gereageerd op het tegemoetkomende verkeer, wat heeft geleid tot een aanrijding met de fietser, die ter plaatse is overleden aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend moet worden gekwalificeerd, wat resulteerde in de dood van de fietser.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en hem de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte heeft geen blijk van belangstelling getoond voor de nabestaanden, wat de rechtbank als zeer kwalijk heeft aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.319432.22 (P)
Datum vonnis: 27 september 2024
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] (Bulgarije),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 en 13 september 2024. Verdachte is niet op de terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door de nabestaanden voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval heeft veroorzaakt, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd. Daarbij is [slachtoffer] om het leven gekomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 september 2022 te Bornerbroek, in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kanaalweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Kanaalweg) aldaar ongeveer
5 meter is en/of niet was voorzien van wegmarkering en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor (al het) verkeer uit beide richtingen, waaronder begrepen fietsers, en/of
- terwijl voor hem, verdachte, uit twee andere motorrijtuigen reden en/of voor deze
motorrijtuigen een fietser reed en/of hem een fietser tegemoetkwam,
- met een hoge snelheid de voor hem uit rijdende motorrijtuigen (gevaarlijk) is gaan inhalen en/of onvoldoende rechts heeft gehouden op voornoemde onoverzichtelijke plaats en/of
- zich niet of onvoldoende heeft vergewist of de door hem bereden rijbaan vrij was van enig tegemoetkomend (dicht genaderd) verkeer en/of
- terwijl hij reed op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer en/of een fietser
hem tegemoet kwam rijden en/of reeds dicht genaderd was,
- niet naar rechts heeft gestuurd na het inhalen van het eerste voornoemde voor
hem uit rijdende motorrijtuig, maar het voornoemde andere (tweede) voor hem uit
rijdende motorrijtuig is gaan inhalen en/of
- niet sterk heeft geremd of anderszins (sterk) de door hem gereden snelheid heeft
verminderd en/of niet naar rechts heeft gestuurd, terwijl aldaar de ruimte en/of
gelegenheid was om uit te wijken, althans te rijden, en/of
- terwijl de tegemoetkomende fietser naar de links van verdachte gelegen berm
stuurde, naar links is gestuurd en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen
met, voornoemde fiets en/of fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
[slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2022 te Bornerbroek, in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kanaalweg,
- terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Kanaalweg) aldaar ongeveer
5 meter is en/of niet was voorzien van wegmarkering en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor (al het) verkeer uit beide richtingen, waaronder begrepen fietsers, en/of
- terwijl voor hem, verdachte, uit twee andere motorrijtuigen reden en/of voor deze motorrijtuigen een fietser reed en/of hem een fietser tegemoetkwam,
- met een hoge snelheid de voor hem uit rijdende motorrijtuigen (gevaarlijk) is gaan inhalen en/of onvoldoende rechts heeft gehouden op voornoemde onoverzichtelijke plaats en/of
- terwijl hij reed op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer en/of een fietser hem tegemoet kwam rijden en/of reeds dicht genaderd was,
- niet naar rechts heeft gestuurd na het inhalen van het eerste voornoemde voor hem uit rijdende motorrijtuig, maar het voornoemde andere (tweede) voor hem uit rijdende motorrijtuig is gaan inhalen en/of
- niet sterk heeft geremd of anderszins (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of niet naar rechts heeft gestuurd, terwijl aldaar de ruimte en/of gelegenheid was om uit te wijken, althans te rijden, en/of
- terwijl de tegemoetkomende fietser naar de links van verdachte gelegen berm
stuurde, naar links is gestuurd en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen
met, voornoemde fiets en/of fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot een ongeval waardoor een ander is gedood. De officier van justitie vindt dat sprake is van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en wel van ernstige schuld.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 30 september 2022 heeft op de Kanaalweg in Bornerbroek, gelegen buiten de bebouwde kom van de gemeente Almelo, een aanrijding plaatsgevonden waarbij een personenauto (Volkswagen, type Kombi) en een fiets betrokken waren. Verdachte reed als bestuurder van de personenauto over de Kanaalweg komend uit de richting van de Slampsweg te Bornerbroek. Hij vervoerde op dat moment meerdere personen. De bestuurder van de fiets [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) fietste over de Kanaalweg en kwam uit de tegenovergestelde richting van verdachte. Als gevolg van de aanrijding is [slachtoffer] ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
De wegsituatie van de Kanaalweg betreft een rechte rijbaan met een breedte van 5 meter. Op het wegdek is geen markering aangebracht die de rijbaan verdeelt in twee of meer rijstroken. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 80 kilometer per uur. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een berm, die door middel van bermverharding was gescheiden van de rijbaan. Vanuit de rijrichting van verdachte bezien bevonden zich links vlak naast de weg bomen en bevond zich rechts vlak naast de weg het kanaal.
Zowel de personenauto als de fiets verkeerden in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen technische gebreken die eventueel konden leiden tot of van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval.
Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij twee personenauto’s heeft ingehaald en daarna weer op zijn rijbaan is gaan rijden. Op dat moment zag hij een fietser op zijn rijbaan die hem tegemoet fietste. Hij wilde de fietser ontwijken en kwam toen in aanrijding met de fietser. Tijdens het inhalen werd het zicht van verdachte niet belemmerd.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij in hun personenauto achter elkaar over de Kanaalweg reden met een snelheid tussen de 75 en 80 kilometer per uur. Op enig moment werden zij ingehaald door een personenauto. Deze personenauto reed tijdens het inhalen met een hogere snelheid dan de getuigen. De personenauto bleef tijdens het inhalen links rijden, terwijl de mogelijkheid bestond om na het inhalen van de eerste personenauto rechts (terug) in te voegen op de eigen weghelft. rijbaan. De personenauto van verdachte kwam na het inhalen van de tweede personenauto in aanrijding met [slachtoffer]. De personenauto heeft niet geremd. De plek van aanrijding was bezien vanuit de rijrichting van verdachte aan de linkerzijde van de weg, aldus (volledig) op de weghelft van [slachtoffer].
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot dat oordeel te komen moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een bijzondere zorgplicht tot voorzichtigheid en oplettendheid voor de bestuurder meebrengt. Dit vergt van een bestuurder van een voertuig op de openbare weg onder meer dat hij voortdurend alert is, anticipeert op komende verkeerssituaties en adequaat zijn voertuig bestuurt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze bijzondere zorgplicht onvoldoende in acht genomen.
De rechtbank is van oordeel dat van verdachte niet de oplettendheid en voorzichtigheid heeft betracht die van hem had mogen worden verwacht. Verdachte reed in een grote personenauto/-busje en vervoerde meerdere mensen. De weg waarop hij reed was smal, had geen markeringen en was bestemd voor verkeer uit beide richtingen waaronder ook (kwetsbare) fietsers. Hoewel de toegestane maximumsnelheid 80 kilometer per uur bedroeg, liet de inrichting van de weg deze snelheid zeker niet op alle momenten toe. Onder deze omstandigheden had verdachte zijn rijgedrag moeten aanpassen. In plaats daarvan heeft verdachte met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse in één keer twee personenauto’s ingehaald terwijl zich op dat moment ook fietsers op de weg bevonden, één fietser voor de voertuigen die hij inhaalde in zijn rijrichting en [slachtoffer] uit tegenovergestelde richting. De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van de getuigen vast dat de snelheid van verdachte op het moment van inhalen van de voertuigen hoger moet zijn geweest dan die van de getuigen die op dat moment tussen de 75 en 80 kilometer per uur reden. Bij het inhalen heeft verdachte zich er onvoldoende van vergewist dat het voor hem gelegen weggedeelte vrij was van tegemoetkomend verkeer. Gelet op het overzichtelijke verloop van de Kanaalweg en de verklaringen van de getuigen moet [slachtoffer] voor verdachte zichtbaar zijn geweest. Verdachte heeft onvoldoende geanticipeerd op het tegemoetkomende verkeer. Verdachte heeft vervolgens onvoldoende rechts gereden terwijl [slachtoffer] hem tegemoet kwam fietsen. Verdachte had, nadat hij het eerste voertuig had ingehaald volgens de getuige [getuige 2], nog ruimte en gelegenheid om terug naar rechts te sturen, maar bleef zijn weg vervolgen op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer teneinde ook het tweede voertuig in te halen. In plaats van naar rechts te sturen, heeft hij, toen [slachtoffer] dicht genaderd was, naar links gestuurd, in de richting van de tegemoetkomende [slachtoffer] en is, volledig op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer, met hem in aanrijding gekomen. Verdachte heeft niet geremd en zijn snelheid niet noemenswaardig geminderd. [slachtoffer] is door de gevolgen van het ongeval ter plaatse overleden. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] op het moment van de aanrijding op de weghelft van verdachte reed, vindt geen enkele steun in het dossier.
Gezien het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. De rechtbank acht bewezen dat door het ongeval een ander werd gedood.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2022 te Bornerbroek, in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kanaalweg, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Kanaalweg) aldaar ongeveer
5 meter is en niet was voorzien van wegmarkering en
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor (al het) verkeer uit beide richtingen, waaronder begrepen fietsers, en
- terwijl voor hem, verdachte, uit twee andere motorrijtuigen reden en voor deze
motorrijtuigen een fietser reed en hem een fietser tegemoetkwam,
- met een hoge snelheid de voor hem uit rijdende motorrijtuigen (gevaarlijk) is gaan inhalen en onvoldoende rechts heeft gehouden op voornoemde onoverzichtelijke plaats en
- zich niet of onvoldoende heeft vergewist of de door hem bereden rijbaan vrij was van enig tegemoetkomend (dicht genaderd) verkeer en
- terwijl hij reed op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer en een fietser hem tegemoet kwam rijden en/of reeds dicht genaderd was,
- niet naar rechts heeft gestuurd na het inhalen van het eerste voornoemde voor hem uit rijdende motorrijtuig, maar het voornoemde andere (tweede) voor hem uit rijdende motorrijtuig is gaan inhalen en
- niet sterk heeft geremd of anderszins (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en niet naar rechts heeft gestuurd, terwijl aldaar de ruimte en
gelegenheid was om uit te wijken, en
- terwijl de tegemoetkomende fietser naar de links van verdachte gelegen berm
stuurde, naar links is gestuurd en in aanrijding gekomen met, voornoemde fiets en fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de bevoegdheid wordt ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. De officier van justitie heeft bij zijn eis als strafverzwarend meegewogen dat verdachte ter plaatse bekend was met de verkeersomstandigheden en als beroepschauffeur kan worden aangemerkt. Op verdachte rustte daarom een grotere verantwoordelijkheid.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Bij deelname aan het verkeer kunnen verkeersfouten soms fatale gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten onomkeerbaar verandert. Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ernstig verkeersongeval met een fietser veroorzaakt waarbij het slachtoffer, een 72-jarige man, is komen te overlijden. Daarmee is de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. Namens de nabestaanden heeft de dochter van het slachtoffer dit indringend onder woorden gebracht in de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden hun leven lang zullen ervaren. De rechtbank realiseert zich dat het leed bij de nabestaanden ook door strafoplegging niet ongedaan gemaakt zal kunnen worden.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte geen enkele blijk van belangstelling heeft getoond voor de nabestaanden van het slachtoffer. Bij de behandeling van de strafzaak is verdachte ook niet ter terechtzitting verschenen om verantwoording af te leggen. Dit bemoeilijkt de verwerking voor de nabestaanden, zij blijven achter met vragen waar verdachte wellicht antwoord op had kunnen geven. Verdachte heeft als verkeersdeelnemer de verkeersveiligheid en de veiligheid van medeweggebruikers ernstig in gevaar gebracht en heeft daarnaast zijn verantwoordelijkheid genegeerd. De rechtbank vindt het handelen van verdachte zeer kwalijk en rekent hem dat zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met wat in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd. Voor een ongeval als het onderhavige, waarbij sprake is van zeer hoge mate van schuld, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren onvoorwaardelijk.
De rechtbank ziet geen aanleiding om met betrekking tot de strafmaat af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank weegt daarbij mee dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Daarnaast is de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat verdachte niet als beroepschauffeur kan worden aangemerkt. Dat verdachte regelmatig collega’s heeft vervoerd acht de rechtbank onvoldoende om tot die kwalificatie en een hogere strafmaat te komen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022452049. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, met fotoblad, van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2], van 10 oktober 2022, pagina’s 34 t/m 52, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisanten:
1.2.
Voertuigen
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
- personenauto, merk Volkswagen, type KOMBI, kenteken [kenteken], verder te noemen
personenauto, met zes inzittenden.
- fiets, merk CUBE, verder te noemen fiets, met één opzittende.
1.3.
Aanleiding onderzoek
Op 30 september 2022 omstreeks 13.25 uur werden wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gebeld door de inzet coördinator van de Forensische Opsporing. Hij vertelde ons dat er in Bornerbroek, gemeente Almelo, op de Kanaalweg een ongeval had plaats gevonden tussen een bestuurder van een fiets en een personenauto.
2.1.3
WegsituatieHet verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer opengestelde weg
Kanaalweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Bornerbroek in de
gemeente Almelo. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van het voertuig, merk Volkswagen, plaats op een recht weggedeelte van de Kanaalweg. De rijbaan had een breedte van 5,00 meter. Op het wegdek was geen markering aangebracht die de rijbaan verdeeld in twee of meer rijstroken. Naast de rijbaan was aan beide zijden van de weg bermverharding aangebracht. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een berm, die door middel van bermverharding was gescheiden van de rijbaan.
Foto 2: Hierop is een overzicht van de wegsituatie te zien met hierin de gereden rijrichtingen van de betrokken bestuurders.
[Afbeelding]
2.1.4
Verkeersmaatregelen ter plaatseVoor personenauto's bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/h.
2.1.5 Toestand van de wegVoor wat betreft de toestand van en het onderhoud aan de weg hebben wij geen bijzonderheden ontdekt die van belang waren voor de oorzaak, de toedracht of de gevolgen van het ongeval.
5.2.
Oorzaak, toedracht en gevolgToedracht:De bestuurder van een Volkswagen personenauto haalt een tweetal voor hem rijdende voertuigen in. Tijdens het inhalen komt de bestuurder van de Volkswagen in botsing met een hem tegemoet komende fietser. Aangezien de bestuurder van de Volkswagen tijdens het inhalen niet uit kon wijken naar rechts heeft hij kennelijk getracht de tegemoet komende fietser te ontwijken door naar links te sturen en de linker berm in te rijden. Ondanks deze uitwijkmanoeuvre heeft de bestuurder van de Volkswagen een aanrijding met de hem tegemoet komende fietser niet kunnen voorkomen.
Gevolg:Ten gevolge van de aanrijding is de fietser ter plaatse aan zijn verwondingen, opgelopen door de aanrijding, overleden.
2.
Het schouwverslag GGD Twente, opgemaakt door de forensisch arts i.o, onder supervisie van de forensisch arts KNMG, van 30 september 2022, voor zover inhoudende als verslag van de arts:
Client: [slachtoffer].
Datum/tijd schouw: 30-09-2022
Conclusie
- Niet natuurlijk overlijden bij verkeersongeval, frontale botsing fiets vs auto.
- Acuut overlijden door uitgebreid schedel-/hersenletsel, borstkasletsel.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], van 30 september 2022, pagina’s 13 t/m 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zag in mijn achteruitkijkspiegel een lichtkleurige auto achter mij rijden. Deze
reed al een tijdje achter mij. Ik reed op dat moment 80 km/u. Na een tijdje keek ik weer in mijn achteruitkijkspiegel en zag een wit busje met redelijke snelheid naderen. Ik had hem voor die tijd niet gezien en nu opeens was hij er. Dat gaf mij de indruk dat hij te hard reed. Toen ik weer in mijn achteruitkijkspiegel keek, zag ik dat het busje de lichte auto die achter mij reed had ingehaald en dat hij bezig was om mij ook in te halen. Het voelde niet fijn dat hij mij ging inhalen en ik ging daarom al een beetje aan de kant en ging ook wat langzamer rijden zodat het busje er snel voorbij kon. Terwijl het busje nog bezig was om mij in te halen, zag ik voor mij een fietser die dezelfde richting ging als ik. Toen het busje mij bijna had ingehaald zag ik dat de fietser voor mij en de fietser van de tegenovergestelde richting op gelijke hoogte waren. Ik zag dat de fietser die uit de tegenovergestelde richting kwam al iets naar rechts uitweek. Ik zag dat het busje links bleef rijden in plaats van er tussendoor te sturen. Doordat het busje links bleef rijden, reed hij frontaal tegen de fietser op die uit de tegenovergestelde richting kwam. Ik heb niet gezien dat de bestuurder van het busje remde.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], van 30 september 2022, pagina’s 18 t/m 21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Voor mij reed een rode auto. Voordat ik het viaduct onderdoor ging zag ik de witte bus. De witte bus haalde mij in, hij reed harder dan 80 km/u. Dit weet ik omdat ik daar 75 a 80 reed en hij haalde mij in
.Hij haalde mij snel en hard in. Ik ging iets op de rem met de gedachte dan kan hij er nog even tussen. Tussen mij en de rode auto. Ik zag dat hij links bleef rijden. Vol op links en zelfs nog richting de linker berm in plaats van rechts. De fietser kwam in tegengestelde richting aanfietsen. Ik zag dat de fietser de berm in fietste om aan de kant te gaan voor de bus. De bus reed toen ook al in de berm. Ik zag dat de bus een soort schijnbeweging maakte met de bus naar links dus richting de berm waar de fietser fietste. Ik zag dat de bus vol op de fietser knalde. Iedereen die daar had gereden had zich bedacht dat kan niet, dat kan niet wat je nu doet. V: Heb jij de bus zien remmen? A: Nee ik heb geen remlichten gezien.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, van 1 oktober 2022, pagina’s 69 t/m 75, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Je bent dus op een gegeven moment in de bus gestapt. Hoe veel mensen zaten er in de auto?
A: Vijf.