Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsoverwegingen
ik was net met mijn vriend en hij heeft naar huis met iemand afgesproken van internet. En die man kwam aanfietsen en het was een oude man, van ongeveer 50 denk ik, zo 40, 50? Mijn vriend is zelf 15 en die is meegenomen op de fiets (..) die man die zei tegen hem..."je moet nu meekomen"...anders...’. De verdachte en de aangever kenden elkaar niet via internet en de aangever is ook niet (gedwongen) meegenomen, maar naar eigen zeggen vrijwillig bij de verdachte achterop de fiets gestapt. Uit de verklaring van [getuige] bij de politie op 22 juni 2023 lijkt te volgen dat de aangever al vóór hij met de verdachte mee ging tegen haar had gezegd dat hij en de verdachte elkaar ‘zouden gaan trekken’. Omdat zij tijdens haar telefoongesprek met de 112-meldkamer niets heeft gezegd dat hierop duidt of anderszins op seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangever en zij in de tussentijd met de aangever heeft gesproken, kan niet worden uitgesloten dat [getuige] dit op een later moment van de aangever heeft gehoord. Bij de politie heeft [getuige] verklaard dat aangever tegen haar heeft gezegd dat hij en de verdachte elkaar hebben afgetrokken. Ook daarvoor geldt dat die informatie afkomstig is van de dezelfde bron, namelijk van de aangever zelf. De rechtbank is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat de verklaring van [getuige] niet bruikbaar is voor het bewijs nu deze op wezenlijke onderdelen onvoldoende consistent is. Daar komt bij dat geen sprake is van eigen waarnemingen of vaststellingen van [getuige] die de kern van het tenlastegelegde ondersteunen.