ECLI:NL:RBOVE:2024:5019

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
08.191318.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met onvoldoende bewijs

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarige jongen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vindt in ander wettig bewijs. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 13 september 2024, waar de officier van justitie voldoende bewijs meende te hebben, onder andere door de verklaring van een getuige. De verdediging betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was en dat de verklaringen van de getuige inconsistent waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever weliswaar consistent en uitvoerig heeft verklaard, maar dat zijn verklaring niet voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank heeft de verklaring van de getuige als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, omdat deze op belangrijke punten inconsistent was en geen eigen waarnemingen bevatte die de kern van de beschuldiging ondersteunden. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

De uitspraak benadrukt het belang van steunbewijs in strafzaken, vooral wanneer de verklaring van de aangever op zichzelf staat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verklaring van één getuige niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen zonder steunbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.191318.23 (P)
Datum vonnis: 27 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht. De verdachte is, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met een vijftienjarige jongen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks (de nacht van) 17 juni 2023 op 18 juni 2023 te Almelo,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het vasthouden en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten vasthouden en/of aftrekken van zijn, verdachte, penis.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs is dat de verklaring van de aangever ondersteunt. Ten eerste de verklaring van getuige [getuige]. Verder volgt uit het proces-verbaal dat de verdachte en de aangever elkaars telefoonnummer op 17 juni 2023 hebben opgeslagen en heeft de verdachte verklaard dat hij homoseksueel is en zo af en toe losse seksuele contacten heeft. Dat past bij de manier waarop het seksuele contact in deze zaak tot stand is gekomen. De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De bewijskracht van de verklaring van getuige [getuige] roept vragen op. Zij heeft 112 gebeld, maar tijdens dat uitvoerige telefoongesprek niet verteld over seksuele handelingen die de verdachte en de aangever zouden gaan verrichten. Pas tijdens haar verhoor bij de politie heeft ze verklaard dat de aangever dat al vooraf tegen haar had gezegd, maar in de tussentijd heeft ze de aangever echter al gesproken. Ook bevat haar verklaring een aantal aantoonbare onjuistheden. Het opslaan van elkaars telefoonnummer is geen bewijs voor ontucht, evenmin als dat de verdachte homoseksueel is en af en toe losse seksuele contacten heeft.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De aangever heeft bij de politie verklaard dat hij en de verdachte elkaar hebben afgetrokken.
Volgens artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in dit geval de verklaring van de aangever. Deze bepaling heeft als doel te zorgen voor een deugdelijke bewijsbeslissing. De rechter kan niet tot een bewezenverklaring komen als alleen door een aangever feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht die op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (‘steunbewijs’).
Dit betekent dat de rechtbank niet alleen moet bepalen of de aangifte betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor de verklaringen van de aangever voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank stelt vast dat de aangever over het algemeen consistent en uitvoerig heeft verklaard over (het verloop van en het voorgevallene op) de avond waarop de seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Zijn verklaringen zijn niet op alle punten even gedetailleerd en hij blijft wat vlak over de emoties en gevoelens die dit bij hem heeft opgeroepen, maar de rechtbank is van oordeel dat dit in essentie geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de aangifte en oordeelt deze daarom betrouwbaar.
De vraag die de rechtbank in deze zaak vervolgens dient te beantwoorden is of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van de aangever.
Volgens de officier van justitie ondersteunt onder andere de verklaring van getuige [getuige] de verklaring van de aangever. De rechtbank stelt vast dat de uitlatingen van [getuige] tijdens haar gesprek met de 112-meldkamer (volledig uitgewerkt op pagina 16 tot en met 23 van het proces-verbaal) en bij de politie (op pagina 41 tot en met 43 van het proces-verbaal) op belangrijke punten van elkaar verschillen of aantoonbare onjuistheden bevatten. Zo heeft zij tijdens het telefoongesprek met de 112-meldkamer op 17 juni 2023, dat bijna negen minuten heeft geduurd, gezegd ‘
ik was net met mijn vriend en hij heeft naar huis met iemand afgesproken van internet. En die man kwam aanfietsen en het was een oude man, van ongeveer 50 denk ik, zo 40, 50? Mijn vriend is zelf 15 en die is meegenomen op de fiets (..) die man die zei tegen hem..."je moet nu meekomen"...anders...’. De verdachte en de aangever kenden elkaar niet via internet en de aangever is ook niet (gedwongen) meegenomen, maar naar eigen zeggen vrijwillig bij de verdachte achterop de fiets gestapt. Uit de verklaring van [getuige] bij de politie op 22 juni 2023 lijkt te volgen dat de aangever al vóór hij met de verdachte mee ging tegen haar had gezegd dat hij en de verdachte elkaar ‘zouden gaan trekken’. Omdat zij tijdens haar telefoongesprek met de 112-meldkamer niets heeft gezegd dat hierop duidt of anderszins op seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangever en zij in de tussentijd met de aangever heeft gesproken, kan niet worden uitgesloten dat [getuige] dit op een later moment van de aangever heeft gehoord. Bij de politie heeft [getuige] verklaard dat aangever tegen haar heeft gezegd dat hij en de verdachte elkaar hebben afgetrokken. Ook daarvoor geldt dat die informatie afkomstig is van de dezelfde bron, namelijk van de aangever zelf. De rechtbank is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat de verklaring van [getuige] niet bruikbaar is voor het bewijs nu deze op wezenlijke onderdelen onvoldoende consistent is. Daar komt bij dat geen sprake is van eigen waarnemingen of vaststellingen van [getuige] die de kern van het tenlastegelegde ondersteunen.
Verder steunbewijs ontbreekt in het dossier. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank de omstandigheid dat de verdachte het telefoonnummer van aangever op 17 juni 2023 heeft opgeslagen en het feit dat de verdachte homoseksueel is en naar eigen zeggen ‘af en toe’ losse seksuele contacten heeft, geen bewijs dat de aangifte in voldoende concrete mate ondersteunt.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaring van de aangever over de tenlastegelegde ontuchtige handelingen onvoldoende concrete steun vindt in ander wettig bewijsmateriaal. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Weeda, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.