ECLI:NL:RBOVE:2024:500

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/08/276799 / HA ZA 22-36
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor verlies van melkgeiten door Listeriose

In deze civiele procedure vorderen eisers schadevergoeding van gedaagden, omdat 53 van hun melkgeiten zijn gestorven aan Listeriose. Eisers stellen dat de grasbalen die zij van gedaagde hebben gekocht de oorzaak van de besmetting zijn. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade en heeft een deskundigenbericht bevolen. In het vonnis van 17 januari 2024 concludeert de rechtbank op basis van het deskundigenrapport dat 51 melkgeiten aan Listeriose zijn gestorven en kent een schadevergoeding van € 54.785,23 toe aan eisers. De rechtbank heeft de schade begroot op basis van inkomstenderving, kosten voor dierenarts, deskundigenonderzoek, afvoeren van gestorven melkgeiten en secties op de dieren. Gedaagden hebben verweer gevoerd tegen de conclusies van de deskundige, maar de rechtbank oordeelt dat de deskundige voldoende bewijs heeft geleverd voor haar conclusies. De rechtbank wijst ook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toe aan eisers, waarbij gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling. De wettelijke rente over de toegewezen bedragen wordt eveneens toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/276799 / HA ZA 22-36
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser 1],
te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres 2],
te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser 2],
te [woonplaats 3] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. M. van Nee te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 4] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 5] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. E.H. Verweij te Apeldoorn.

1.Samenvatting

1.1.
[eisers] vorderen in deze procedure schadevergoeding van [gedaagden] Zij stellen dat 53 van hun melkgeiten zijn gestorven aan Listeriose en dat de grasbalen die zij van [gedaagde 1] hebben gekocht de bron van de Listeriabesmetting zijn. Bij tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de schade die [eisers] hebben geleden doordat hun melkgeiten aan Listeriose zijn gestorven en heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen over het aantal melkgeiten dat aan Listeriose is gestorven. In dit vonnis concludeert de rechtbank dat op basis van het deskundigenrapport kan worden aangenomen dat 51 melkgeiten aan Listeriose zijn gestorven en wijst de rechtbank een bedrag van € 54.785,23 aan schadevergoeding toe.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 maart 2023, waarin een deskundigenbericht is bevolen,
- het deskundigenrapport van 21 september 2023,
- de overgelegde correspondentie tussen de deskundige en partijen, waaruit blijkt dat partijen geen vragen en/of opmerkingen over het rapport hadden,
- de akte na deskundigenbericht van [eisers] ,
- de antwoordakte na deskundigenbericht van [gedaagden]
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

Hoofdsom
3.1.
Bij tussenvonnis van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de schade die [eisers] hebben geleden doordat hun melkgeiten aan Listeriose (een infectie door de Listeria-bacterie) zijn gestorven. [eisers] hebben gemotiveerd gesteld dat 53 van hun melkgeiten aan Listeriose zijn gestorven. Aangezien [gedaagden] dit aantal gemotiveerd hebben betwist, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 15 maart 2023 een deskundigenbericht bevolen voor voorlichting over het aantal melkgeiten dat aan Listeriose is gestorven.
Aantal aan Listeriose gestorven melkgeiten
3.2.
De deskundige heeft in haar rapport geconcludeerd dat het overgrote deel van de 53 melkgeiten daadwerkelijk zal zijn gestorven aan Listeriose en dat bij hooguit één of twee melkgeiten sprake zal zijn van sterfte door een andere oorzaak. [gedaagden] voeren verweer tegen (de conclusie van) het deskundigenrapport.
Volledigheid onderzoek en grondslag conclusie
3.3.
[gedaagden] voeren aan dat de deskundige geen zelfstandig onderzoek naar de doodsoorzaak van de melkgeiten heeft kunnen doen en dat haar conclusie niet meer dan een aanname is. Volgens [gedaagden] heeft de deskundige haar oordeel gebaseerd op algemeenheden en uitingen door en/of namens [eisers] Volgens hen is dierenarts [dierenarts 1] de enige dierenarts die tijdens de problemen bij de melkgeiten aantoonbaar in de stal van [eisers] is geweest en blijkt uit zijn visiteformulieren dat slechts enkele melkgeiten hersenverschijnselen vertoonden en dat meerdere melkgeiten symptomen van Clostridium vertoonden. [gedaagden] vinden dat het onderzoek van de deskundige onvolledig is, omdat zij hier geen aandacht aan heeft besteed. Daarnaast voeren zij aan dat de stellingen van dierenarts [dierenarts 2] onterecht als bewijs zijn geaccepteerd door de deskundige, aangezien zij niet aantoonbaar in de stal van [eisers] is geweest.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige op basis van de aan en door haar verstrekte gegevens tot haar conclusie heeft kunnen komen. Zij heeft haar conclusie (onder meer) gebaseerd op:
  • i) de twee secties van melkgeiten waarbij Listeria is aangetoond,
  • ii) de consistentie met de literatuur voor wat betreft de symptomen die door [eisers] zijn geconstateerd en door dierenarts [dierenarts 1] , dierenarts [dierenarts 2] en voervoorlichter [bedrijf] zijn onderschreven,
  • iii) het tijdspad van de problemen,
  • iv) de in de literatuur en in de praktijk gevonden marges van sterfte bij een Listeria-uitbraak en
  • v) het ontbreken van steekhoudende alternatieven voor de sterfte.
De grondslag van de door haar getrokken conclusie is aldus voldoende inzichtelijk en goed navolgbaar.
3.5.
Dat [dierenarts 2] niet zelf in de stal van [eisers] zou zijn geweest en dat zij niet zelf zou hebben geconstateerd dat een grote hoeveelheid melkgeiten vergelijkbare ziekteverschijnselen had, is slechts speculatie en niet onderbouwd door [gedaagden] Bovendien blijkt uit de visiteformulieren van [dierenarts 1] ook dat meerdere melkgeiten vergelijkbare ziekteverschijnselen vertoonden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de visiteformulieren van [dierenarts 1] niet dat er duidelijke aanwijzingen waren voor een andere doodsoorzaak van de melkgeiten dan Listeriose. [dierenarts 1] heeft in zijn eerste visiteformulier immers Listeriose als waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld en heeft in zijn latere visiteformulieren herhaald dat Listeriose de meest waarschijnlijke oorzaak van de te hoge uitval van melkgeiten is. Uit de bijlage bij het deskundigenrapport blijkt bovendien dat de symptomen van Enterotoxaemie door Clostridium Perfringens bij volwassen, gevaccineerde dieren volgens de deskundige niet aannemelijk te verwarren zijn met die van Listeriose, en dat een geit als gevolg van Listeriose (door afwijkend eetgedrag) ook te maken kan krijgen met Clostridium.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is de conclusie van de deskundige dat het overgrote deel van de 53 melkgeiten aan Listeriose is gestorven, dan ook met voldoende zekerheid vast komen te staan op basis van (de combinatie van) de genoemde gegevens.
Geen levende melkgeiten bemonsterd
3.7.
[gedaagden] voeren verder aan dat de deskundige in haar rapport stelt dat levende dieren kunnen worden bemonsterd op de aanwezigheid van de Listeria-bacterie en dat [eisers] dit dan ook hadden moeten doen om aan hun bewijslast te voldoen.
3.8.
De strekking van de opmerking van de deskundige over het bemonsteren van levende dieren is echter juist dat dit geen goede bron vormt voor het vaststellen van Listeriose (in de neurologische vorm). Volgens de deskundige kan de Listeria-bacterie namelijk niet worden aangetoond in het bloed en is uitscheiding van de bacterie via de mest of melk laag en niet constant, zodat een negatief monster de ziekte niet zou uitsluiten. Volgens de deskundige kan door middel van secties op een beperkt aantal gestorven melkgeiten en door het vaststellen van vergelijkbare ziekteverschijnselen bij andere gestorven melkgeiten, met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat Listeriose de oorzaak van de sterfte is. De omstandigheid dat [eisers] geen levende melkgeiten hebben bemonsterd, maakt dan ook niet dat zij niet in hun bewijslevering zijn geslaagd.
Aantal secties op gestorven melkgeiten
3.9.
[gedaagden] voeren aan dat drie secties op gestorven melkgeiten geen representatief uitsluitsel geven over de daadwerkelijke doodsoorzaak van 53 melkgeiten. Bovendien is volgens hen bij één van de drie uitgevoerde secties geen Listeriose, maar Clostridium vastgesteld. Voor een representatief oordeel over de doodsoorzaak van de 53 melkgeiten hadden volgens hen ongeveer tien secties moeten zijn verricht, waarbij zonder uitzondering Listeriose was vastgesteld.
3.10.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van de deskundige niet volgt dat een groter aantal secties de representativiteit op doorslaggevende wijze zou hebben veranderd. De deskundige heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder de sectie van de melkgeit waarbij géén Listeriose is vastgesteld. Zij heeft in haar rapport opgenomen dat individuele sectie op alle dieren niet realistisch is en dat de klinische verschijnselen van (de neurologische vorm van) Listeriose zo duidelijk zijn, dat de diagnose op de kliniek gebaseerd wordt met hooguit bevestiging van enkele secties op dieren. Uit haar conclusie en de beredenering daarvan volgt dat de deskundige de drie secties – waarvan bij één geen Listeriose is vastgesteld – voldoende heeft geacht om tot haar conclusie te komen. Dat zij geen aparte overweging heeft gewijd aan de melkgeit waarbij geen Listeriose is vastgesteld, doet daar niet aan af. Zij heeft immers overwogen dat het onmogelijk is om op basis van de klinische verschijnselen 100% van de diagnoses correct te beoordelen zijn en dat bij (hooguit) enkele melkgeiten sprake zal zijn van sterfte door een andere oorzaak. Uit de verklaring van dierenarts [dierenarts 3] blijkt overigens dat er geen aanwijzingen zijn dat de melkgeit waarbij Clostridium is aangetroffen, daaraan gestorven is, en dat de doodsoorzaak van deze melkgeit onbekend is.
Conclusie
3.11.
De rechtbank concludeert dat op basis van het deskundigenrapport kan worden aangenomen dat 51 melkgeiten als gevolg van Listeriose zijn gestorven.
Schadebegroting
3.12.
[eisers] hebben hun schade begroot op een bedrag van € 56.263,81, bestaande uit inkomstenderving ten gevolge van de gestorven melkgeiten, de kosten van de dierenarts, de kosten van een deskundigenonderzoek, de kosten voor het afvoeren van de gestorven melkgeiten en de kosten voor het uitvoeren van secties aan gestorven melkgeiten.
Inkomstenderving
3.13.
[eisers] stellen dat zij in totaal een bedrag van € 38.263,35 aan inkomsten hebben verloren vanwege de 53 gestorven melkgeiten. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 27.663,35 (bestaande uit 53 milligram x 365 dagen x € 1,43) aan gemiste melkopbrengst minus de voerkosten en een bedrag € 10.600,00 (bestaande uit 53 x € 200,00) aan opfokkosten voor nieuwe lammeren. [gedaagden] hebben dit schadebedrag niet betwist.
3.14.
Nu de rechtbank ervan uitgaat dat 51 melkgeiten aan Listeriose zijn gestorven, zal de schade aan inkomstenderving naar rato worden berekend. Dit komt neer op een bedrag van (€ 38.263,35 x
=) € 36.819,45.
Kosten dierenarts
3.15.
[eisers] stellen dat zij in totaal een bedrag van € 15.480,17 aan kosten hebben moeten maken voor het inschakelen van de dierenarts(en) voor de besmette melkgeiten. Zij hebben dit onderbouwd met facturen van Dierenartsenpraktijk [dierenartspraktijk] waaruit dit bedrag blijkt. [gedaagden] hebben het gevorderde schadebedrag niet betwist, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Kosten deskundigenonderzoek
3.16.
[eisers] stellen dat zij een bedrag van € 1.277,76 aan kosten hebben gemaakt voor het deskundigenonderzoek dat zij hebben laten uitvoeren door dierenarts [dierenarts 3] en hebben dit onderbouwd met een factuur waaruit dit bedrag blijkt. Deze kosten zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) en zijn dan ook toewijsbaar.
Kosten afvoeren gestorven melkgeiten
3.17.
[eisers] stellen dat zij een bedrag van € 919,04 aan kosten hebben gemaakt voor het afvoeren van de gestorven melkgeiten. [gedaagden] hebben dit schadebedrag niet betwist. Het schadebedrag zal, aangezien uitgegaan wordt van 51 aan Listeriose gestorven melkgeiten, schattenderwijs worden vastgesteld op (€ 919,04 x
=) € 884,36.
Kosten secties
3.18.
[eisers] stellen dat zij een bedrag van € 323,49 aan kosten hebben gemaakt voor de secties op gestorven melkgeiten en hebben dit onderbouwd met een factuur waaruit dit bedrag blijkt (voor twee secties). Deze kosten zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW en zijn dan ook toewijsbaar.
Conclusie
3.19.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van (€ 36.819,45 + € 15.480,17 + € 1.277,76 + € 884,36 + € 323,49 =) € 54.785,23 aan schadevergoeding toewijzen.
Wettelijke rente
3.20.
De gevorderde rente over de hoofdsom is op de wet gegrond (artikel 6:119 BW) en zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht vanaf welke datum de wettelijke rente verschuldigd is.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.21.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De rechtbank acht een bedrag van € 1.322,85 voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
3.22.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is op de wet gegrond (artikel 6:119 BW) en zal worden toegewezen vanaf de in de dagvaarding aangezegde roldatum (9 februari 2022), zoals gevorderd.
Proceskosten
3.23.
[gedaagden] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
- kosten deskundigenrapport
108,31
798,60
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
- nakosten
3.549,00
173,00
(3,00 punten × € 1.183,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
7.465,91
3.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Hoofdelijke veroordeling
3.25.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Tot slot
3.26.
De rechter, ten overstaan van wie de mondelinge behandeling is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 54.785,23 aan schadevergoeding aan [eisers] binnen twee weken na dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 1.322,85 voor buitengerechtelijke kosten aan [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van 9 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 7.465,91, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.4.
veroordeelt [gedaagden] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 17 januari 2024.