Naar aanleiding van het advies van 11 maart 2022 heeft de ODIJ op meerdere momenten transporten bij de V.O.F. waargenomen en later de boekhouding daarop gecontroleerd. Ook heeft verweerder twee eerdere controles (van juli 2021 en 13 augustus 2021), die nog niet bij het primaire besluit waren betrokken, in het bestreden besluit meegenomen. Verder zijn op meerdere data langsrij-controles gehouden. Op basis van deze acties, waarnemingen en de daaruit verkregen bevindingen concludeert verweerder in het bestreden besluit onder meer het volgende:
- er zit een discrepantie tussen het aantal weegbonnen en de registraties van CCM-
transporten in het logboek. Het lijkt erop dat niet alle transporten worden
geregistreerd en dat niet wordt voldaan aan voorschrift 4 van de vergunning. Omdat het in dit geval echter gaat om een eventueel verkeerd gebruik van de weegbrug, is deze omstandigheid voor deze zaak niet relevant. Het is wel een aandachtspunt voor de toekomst;
- tijdens de controles en de check in de boekhouding is niet geconstateerd dat op de
weegbrug wordt gewogen ten behoeve van andere bedrijven;
- [derden] heeft aangegeven dat het voor zijn bedrijfsvoering noodzakelijk is dat de
(vaak buitenlandse) chauffeurs zich melden op de locatie aan de [adres 1].
Telefonische uitleg aan de chauffeurs over waar te lossen is niet voldoende gebleken;
- niet kan worden gesteld dat de weegbrug oneigenlijk wordt gebruikt. Weliswaar
roepen sommige leveringen vragen op, maar de daarop gegeven antwoorden van
[derden] zijn plausibel. Het is niet aantoonbaar dat op de weegbrug wordt gewogen ten behoeve van andere bedrijven.
- het fysiek melden van voertransporten bij de [adres 1] zorgt voor meer
transportbewegingen. Dat laat echter onverlet dat het aantal transportbewegingen
past binnen de geluidruimte die de vergunning biedt. Daarin ziet verweerder geen
aanleiding om het aantal transporten te beperken. Het leidt ook niet tot extra
overlast. Of nu wel of niet wordt gewogen, de gevolgen voor [eisers] zijn hetzelfde.