3.3.1Splitsing onderzoek
Het onderzoek naar verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) is opgesplitst in een deel “[plaats 1]” en een deel “[plaats 2]”, waarbij Basisteam [plaats 1] Noord verantwoordelijk was voor [plaats 1] en Basisteam Rivierenland Oost voor [plaats 2]. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat verdachte (ook) ten tijde van het ten laste gelegde woonachtig was in [plaats 1] en [medeverdachte] in [plaats 2]. Het onderzoek naar verdachte is onder de naam 06VOS uitgevoerd door basisteam Rivierenland Oost. Het strafrechtelijk onderzoek is geregistreerd onder PL0600-2021488331.
Het strafrechtelijk onderzoek naar [medeverdachte] is onder de naam 27ARATULA uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee nadat bleek dat hij ten tijde van het ten laste gelegde feit een actief militair was. Dit onderzoek is geregistreerd onder 22-000496.
De resultaten van beide onderzoeken zijn over en weer toegevoegd aan de dossiers van verdachten. De rechtbank zal bij verwijzing naar stukken uit (een van) de dossiers het bijbehorende registratienummer vermelden.
3.3.2De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 oktober 2021 waren verbalisanten bij het pand aan de [adres] (kamerbewoning) in [plaats 1] vanwege een overlastmelding.Voor het pand stond een grijze Kia Ceed, voorzien van het kenteken [kenteken 1], met knipperende alarmlichten en een draaiende motor. Achter het pand waren twee personen in discussie met een tweetal mannen bij een bus. De mannen bij een witte Renault Master, voorzien van kenteken [kenteken 2], zijn weggerend toen zij door de verbalisanten werden gesommeerd te blijven staan. Verbalisanten zagen ook nog een derde persoon weglopen. Nadat deze mannen uit het zicht waren verdwenen, hebben verbalisanten gesproken met de aanwezige en aldaar in de straat woonachtige personen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de afgelopen dagen regelmatig heeft gezien dat ’s nachts vanuit bussen dozen werden uitgeladen bij de woning gelegen aan de [adres].Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij sinds 1 september 2021 regelmatig heeft gezien dat drie jongens pakketjes in een wit busje met kenteken [kenteken 2] hebben ingeladen. De jongens kwamen uit de woning ter hoogte van de [adres].Naar aanleiding van deze verklaringen hebben de verbalisanten in de Renault Master gekeken. Achterin de bus troffen zij meerdere dozen met consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk aan.
Om de bestuurder van de bus te identificeren, hebben verbalisanten met getuige [getuige 3], een bewoner van de [adres], gesproken. [getuige 3] heeft verklaard dat hij de bewoner van kamer 1 (verdachte) vaak in die bus heeft zien zitten. De afgelopen weken zou deze bewoner regelmatig dozen hebben in- en uitgeladen en in de schuur hebben gelegd.De zilveren Kia heeft [getuige 3] eerder die dag ook al gezien. Daar zaten toen twee jongens in; verdachte was één van die jongens. [getuige 3] heeft toen gezien dat verdachte samen met de andere jongen in de schuur behorend bij perceel nummer [nummer] is geweest. Op dit adres woont [naam], de vriendin van verdachte. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte op het balkon van studentenkamer 1 illegaal vuurwerk bewaarde.Hierop zijn verbalisanten naar dit balkon gegaan en daar hebben ze twee dozen en een tas met professioneel vuurwerk aangetroffen.De vondsten in de bus en op het balkon hebben ertoe geleid dat verbalisanten ook in voornoemde schuur zijn gaan kijken. In de schuur werden meerdere dozen met professioneel vuurwerk aangetroffen.
Tijdens de inbeslagname van de achtergelaten voertuigen heeft de politie in de Kia Ceed een telefoon aangetroffen. Uit onderzoek aan de telefoon blijkt dat het toestel van medeverdachte [medeverdachte] is.
3.3.3De overwegingen van de rechtbank
Niet is gebleken dat verdachte professioneel vuurwerk heeft vervaardigd, binnen Nederland heeft gebracht en het aan een ander ter beschikking heeft gesteld, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
3.3.3.1 Voorhanden hebben en opslaan
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte het professionele vuurwerk dat in de bus, in de schuur en op het balkon van zijn studentenkamer is aangetroffen, voorhanden heeft gehad en/of aldaar heeft opgeslagen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘voorhanden hebben’ een drietal factoren veronderstelt:
- de aanwezigheid van het vuurwerk, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Daarbij geldt dat de eigendomsvraag van het vuurwerk er niet toe doet en het ook niet van belang is waar het vuurwerk zich bevindt. Wel is van belang dat de dader over het vuurwerk kan beschikken. Deze beschikking hoeft niet onmiddellijk te zijn;
- een (machts)relatie tussen verdachte en het vuurwerk. Daarbij geldt dat het enkel onder zich hebben nog niet zonder meer ‘voorhanden hebben’ oplevert, alsmede dat er een zekere relatie dient te bestaan tussen het vuurwerk en de dader in die zin dat er met betrekking tot het vuurwerk een zekere machtsuitoefening mogelijk moet zijn en dat het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook sprake kan zijn als men geen zeggenschap heeft over het vuurwerk, maar wel over de plaats waar het zich bevindt;
- bewustheid van de dader met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwerk. Daarbij geldt dat bij de dader een meerdere of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het vuurwerk.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘opslaan’ dient sprake te zijn geweest van het gedurende enige tijd in een opslagplaats opslaan van het vuurwerk.
3.3.3.2 Het vuurwerk in de bus en in de schuur
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van deze onderdelen van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze onderdelen van dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 september 2024;
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-6), pagina 148 tot en met 174;
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-5), pagina 175 tot en met 204;
het proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2021 (22-000496), pagina 51.
3.3.3.3 Het vuurwerk op het balkon
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat professioneel vuurwerk is aangetroffen op het balkon van de kamer van verdachte. Op de tenlastelegging staat dit vuurwerk onder de eerste twee opsommingsstreepjes vermeld (20 stuks en 69 stuks shells (mortierbommen)). De rechtbank stelt vast dat verdachte (onmiddellijk) over dit vuurwerk kon beschikken.
Ter terechtzitting heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij met een ander het vuurwerk op het balkon heeft geplaatst. Op enig moment heeft hij zijn verklaring ter zitting gewijzigd en verklaarde hij dat hij niet wist dat het vuurwerk daar lag en ontkende hij dat hij het daar had neergelegd. De rechtbank zal deze gewijzigde verklaring als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte op 2 oktober 2021 dozen met professioneel vuurwerk heeft uitgeladen bij zijn woning, soortgelijk zoals aangetroffen in de bus en de schuur van zijn vriendin. Daarnaast heeft getuige [getuige 3] nadrukkelijk verklaard dat verdachte (dit) vuurwerk op zijn balkon bewaarde. Het voorgaande maakt dat het niet anders kan dan dat verdachte een zekere beschikkingsmacht over het vuurwerk kon uitoefenen en dat hij zich bewust was van de aanwezigheid hiervan. De rechtbank komt daarmee eveneens tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van het ten laste gelegde.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring volgt dat verdachte samen met een ander professioneel vuurwerk in de bus en de schuur heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier daarentegen onvoldoende bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan tussen verdachte en een of meer andere personen voor wat betreft de opslag en het voorhanden hebben van het professionele vuurwerk dat is aangetroffen op het balkon van verdachte. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen van dit onderdeel.