ECLI:NL:RBOVE:2024:4977

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
84-101416-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2021 in Nederland professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit. De verdachte is schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van 20 stuks en 69 stuks mortierbommen, evenals andere soorten professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de risico's die het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met zich meebrengt, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele situatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in overweging genomen, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-101416-23 (P)
Datum vonnis: 26 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. Hadžić, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met een of meerdere personen (opzettelijk) professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik binnen Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, heeft vervaardigd, voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking heeft gesteld aan een ander;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, onder meer:
- 20 stuks, althans een of meerdere shells (mortierbom),
(zie pag. 210: bijlage 2 pag. 6 van 16 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-4 ); en/of
- 69 stuks, althans een of meerdere shells (mortierbom),
(zie pag. 216: Bijlage 3, pag. 12 van 16 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-4 ); en/of
- 9
stuks, althans een of meerdere shells (mortierbom
(zie: pag. 154: bijlage 2 pag. 7 van 27 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-6 ); en/of
- 1 stuks van 14 kg batterij enkelschotsbuis (flowerbed)
( zie: pag. 160: bijlage 3, pag. 13 van 27 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-6 ); en/of
- 1 stuks van 13,5 kg batterij enkelschotsbuis (flowerbed)
(zie pag. 164: bijlage 4, pag. 17 van 27 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-6 ); en/of
- 1 stuk van 27 kg batterij enkelschotsbuizen (flowerbed)
(zie pag. 167: bijlage 5, pag. 20 van 27 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-6 ); en/of
- 36
stuks, althans een of meerdere shells (mortierbom)
(zie pag. 180: bijlage 2, pag. 6 van 30 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-5); en/of
- 1 stuk van 12 kg batterij enkelschotsbuizen (Flowerbed)
(zie pag. 186: bijlage 3, pag. 12 van 30 COV rapport PL0600 BVH 2021462049-5),
althans een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, binnen het grondgebied van
Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of
voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken, voor zover het ten laste gelegde ziet op het professionele vuurwerk dat is aangetroffen op het balkon. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van het vuurwerk op het balkon noch dat hij over dit professionele vuurwerk de beschikkingsmacht heeft gehad. Het balkon was namelijk bereikbaar vanaf de gedeelde keuken. De voordeur van het pand kon zonder sleutel worden geopend.
Ten aanzien van het ten laste gelegde vervaardigen, binnen Nederland brengen en het ter beschikking stellen aan anderen van het vuurwerk sluit de raadsvrouw zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Splitsing onderzoek
Het onderzoek naar verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) is opgesplitst in een deel “[plaats 1]” en een deel “[plaats 2]”, waarbij Basisteam [plaats 1] Noord verantwoordelijk was voor [plaats 1] en Basisteam Rivierenland Oost voor [plaats 2]. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat verdachte (ook) ten tijde van het ten laste gelegde woonachtig was in [plaats 1] en [medeverdachte] in [plaats 2]. Het onderzoek naar verdachte is onder de naam 06VOS uitgevoerd door basisteam Rivierenland Oost. Het strafrechtelijk onderzoek is geregistreerd onder PL0600-2021488331.
Het strafrechtelijk onderzoek naar [medeverdachte] is onder de naam 27ARATULA uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee nadat bleek dat hij ten tijde van het ten laste gelegde feit een actief militair was. Dit onderzoek is geregistreerd onder 22-000496.
De resultaten van beide onderzoeken zijn over en weer toegevoegd aan de dossiers van verdachten. De rechtbank zal bij verwijzing naar stukken uit (een van) de dossiers het bijbehorende registratienummer vermelden.
3.3.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de
volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 oktober 2021 waren verbalisanten bij het pand aan de [adres] (kamerbewoning) in [plaats 1] vanwege een overlastmelding. [1] Voor het pand stond een grijze Kia Ceed, voorzien van het kenteken [kenteken 1], met knipperende alarmlichten en een draaiende motor. Achter het pand waren twee personen in discussie met een tweetal mannen bij een bus. De mannen bij een witte Renault Master, voorzien van kenteken [kenteken 2], zijn weggerend toen zij door de verbalisanten werden gesommeerd te blijven staan. Verbalisanten zagen ook nog een derde persoon weglopen. Nadat deze mannen uit het zicht waren verdwenen, hebben verbalisanten gesproken met de aanwezige en aldaar in de straat woonachtige personen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de afgelopen dagen regelmatig heeft gezien dat ’s nachts vanuit bussen dozen werden uitgeladen bij de woning gelegen aan de [adres]. [2] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij sinds 1 september 2021 regelmatig heeft gezien dat drie jongens pakketjes in een wit busje met kenteken [kenteken 2] hebben ingeladen. De jongens kwamen uit de woning ter hoogte van de [adres]. [3] Naar aanleiding van deze verklaringen hebben de verbalisanten in de Renault Master gekeken. Achterin de bus troffen zij meerdere dozen met consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk aan. [4]
Om de bestuurder van de bus te identificeren, hebben verbalisanten met getuige [getuige 3], een bewoner van de [adres], gesproken. [getuige 3] heeft verklaard dat hij de bewoner van kamer 1 (verdachte) vaak in die bus heeft zien zitten. De afgelopen weken zou deze bewoner regelmatig dozen hebben in- en uitgeladen en in de schuur hebben gelegd. [5] De zilveren Kia heeft [getuige 3] eerder die dag ook al gezien. Daar zaten toen twee jongens in; verdachte was één van die jongens. [getuige 3] heeft toen gezien dat verdachte samen met de andere jongen in de schuur behorend bij perceel nummer [nummer] is geweest. Op dit adres woont [naam], de vriendin van verdachte. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte op het balkon van studentenkamer 1 illegaal vuurwerk bewaarde. [6] Hierop zijn verbalisanten naar dit balkon gegaan en daar hebben ze twee dozen en een tas met professioneel vuurwerk aangetroffen. [7] De vondsten in de bus en op het balkon hebben ertoe geleid dat verbalisanten ook in voornoemde schuur zijn gaan kijken. In de schuur werden meerdere dozen met professioneel vuurwerk aangetroffen. [8]
Tijdens de inbeslagname van de achtergelaten voertuigen heeft de politie in de Kia Ceed een telefoon aangetroffen. Uit onderzoek aan de telefoon blijkt dat het toestel van medeverdachte [medeverdachte] is. [9]
3.3.3
De overwegingen van de rechtbank
Niet is gebleken dat verdachte professioneel vuurwerk heeft vervaardigd, binnen Nederland heeft gebracht en het aan een ander ter beschikking heeft gesteld, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
3.3.3.1 Voorhanden hebben en opslaan
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte het professionele vuurwerk dat in de bus, in de schuur en op het balkon van zijn studentenkamer is aangetroffen, voorhanden heeft gehad en/of aldaar heeft opgeslagen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘voorhanden hebben’ een drietal factoren veronderstelt:
  • de aanwezigheid van het vuurwerk, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Daarbij geldt dat de eigendomsvraag van het vuurwerk er niet toe doet en het ook niet van belang is waar het vuurwerk zich bevindt. Wel is van belang dat de dader over het vuurwerk kan beschikken. Deze beschikking hoeft niet onmiddellijk te zijn;
  • een (machts)relatie tussen verdachte en het vuurwerk. Daarbij geldt dat het enkel onder zich hebben nog niet zonder meer ‘voorhanden hebben’ oplevert, alsmede dat er een zekere relatie dient te bestaan tussen het vuurwerk en de dader in die zin dat er met betrekking tot het vuurwerk een zekere machtsuitoefening mogelijk moet zijn en dat het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook sprake kan zijn als men geen zeggenschap heeft over het vuurwerk, maar wel over de plaats waar het zich bevindt;
  • bewustheid van de dader met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwerk. Daarbij geldt dat bij de dader een meerdere of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het vuurwerk.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘opslaan’ dient sprake te zijn geweest van het gedurende enige tijd in een opslagplaats opslaan van het vuurwerk.
3.3.3.2 Het vuurwerk in de bus en in de schuur
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van deze onderdelen van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze onderdelen van dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 september 2024;
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-6), pagina 148 tot en met 174;
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-5), pagina 175 tot en met 204;
het proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2021 (22-000496), pagina 51.
3.3.3.3 Het vuurwerk op het balkon
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat professioneel vuurwerk is aangetroffen op het balkon van de kamer van verdachte. Op de tenlastelegging staat dit vuurwerk onder de eerste twee opsommingsstreepjes vermeld (20 stuks en 69 stuks shells (mortierbommen)). De rechtbank stelt vast dat verdachte (onmiddellijk) over dit vuurwerk kon beschikken.
Ter terechtzitting heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij met een ander het vuurwerk op het balkon heeft geplaatst. Op enig moment heeft hij zijn verklaring ter zitting gewijzigd en verklaarde hij dat hij niet wist dat het vuurwerk daar lag en ontkende hij dat hij het daar had neergelegd. De rechtbank zal deze gewijzigde verklaring als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte op 2 oktober 2021 dozen met professioneel vuurwerk heeft uitgeladen bij zijn woning, soortgelijk zoals aangetroffen in de bus en de schuur van zijn vriendin. Daarnaast heeft getuige [getuige 3] nadrukkelijk verklaard dat verdachte (dit) vuurwerk op zijn balkon bewaarde. Het voorgaande maakt dat het niet anders kan dan dat verdachte een zekere beschikkingsmacht over het vuurwerk kon uitoefenen en dat hij zich bewust was van de aanwezigheid hiervan. De rechtbank komt daarmee eveneens tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van het ten laste gelegde.
3.3.3.4 Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring volgt dat verdachte samen met een ander professioneel vuurwerk in de bus en de schuur heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier daarentegen onvoldoende bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan tussen verdachte en een of meer andere personen voor wat betreft de opslag en het voorhanden hebben van het professionele vuurwerk dat is aangetroffen op het balkon van verdachte. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen van dit onderdeel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2021 te [plaats 1],
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, onder meer:
- 20 stuks shells (mortierbom); en
- 69 stuks shells (mortierbom),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad,
en
hij op 2 oktober 2021 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, onder meer:
- 9 stuks shells (mortierbom); en
- 1 stuks van 14 kg batterij enkelschotsbuis (flowerbed); en
- 1 stuks van 13,5 kg batterij enkelschotsbuis (flowerbed); en
- 1 stuk van 27 kg batterij enkelschotsbuizen (flowerbed); en
- 36 stuks shells (mortierbom); en
- 1 stuk van 12 kg batterij enkelschotsbuizen (Flowerbed),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, artikel 1 van de Tijdelijke vuurwerkregeling ex artikel 1.1.1, derde lid, Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het vuurwerk op het balkon
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
het vuurwerk in de bus en in de schuur
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf. Gelet op het tijdsverloop, het uitblijven van nieuwe strafbare feiten en de lage recidivekans, is het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk. Subsidiair heeft de raadsvrouw het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren bepleit.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich op 2 oktober 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben en de opslag van professioneel vuurwerk in een voertuig en in de schuur van een ander alsmede aan het voorhanden hebben en de opslag van professioneel vuurwerk op zijn balkon.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. In de onderhavige zaak gaat het in totaal om ongeveer 137 stuks vuurwerk. De aangetroffen hoeveelheden bij verdachte hebben opgeteld een netto explosieve massa van minstens 76 kilogram. Het voorhanden hebben van een dergelijke massa is op zichzelf al zeer gevaarlijk. Het vuurwerk kan massa-explosief reageren. Dit betekent dat indien één exemplaar in een partij, waarin de artikelen tegen elkaar aanliggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Ontploffing van dit professionele vuurwerk had dan ook enorme gevolgen kunnen hebben voor de omwonenden.
Met het voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk op een balkon, in een bus en een schuur in nota bene een woonwijk heeft verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Dat verdachte niet heeft stilgestaan bij deze risico’s neemt de rechtbank hem kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 6 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 19 december 2023, waaruit volgt dat verdachte inmiddels een fulltime baan heeft en een gezin met een jong kind; er is sprake van een stabiele situatie. De Reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een plan van aanpak en vindt interventies of toezicht niet nodig. Om die reden adviseert zij het volwassenenstrafrecht toe te passen en de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen (hoofd)straf
Bij de keuze voor de op te leggen straf en de hoogte ervan heeft de rechtbank ook acht geslagen op de proceshouding van verdachte. Tijdens de behandeling op de zitting heeft verdachte slechts in beperkte mate openheid van zaken gegeven en geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf tevens rekening met het feit dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM in deze zaak is overschreden. Op 25 november 2021 is verdachte aangehouden. Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 25 november 2021 de redelijke termijn is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis voor 25 november 2023. De datum van dit vonnis is 26 september 2024; dat betekent dat de redelijke termijn met tien maanden is overschreden. Deze overschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Ten aanzien van de op te leggen taakstraf neemt de rechtbank daarbij eveneens als uitgangspunt een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uur, maar zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur opleggen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Om recht te doen aan de ernst en de omvang van het bewezen verklaarde, maar ook en vooral om verdachte ervan te doordringen dat hij zich niet opnieuw met professioneel vuurwerk moet inlaten, zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen. De onbereidheid van verdachte om volledige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedragingen, maakt dat de rechtbank een proeftijd van drie jaren zal opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het vuurwerk op het balkon
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
het vuurwerk in de bus en in de schuur
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Struik en mr. D.N. Esajas, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
Buiten staat
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2021 (PL0600-2021462049-7), pagina 29.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 2 oktober 2021 (PL0600-2021462049-10), pagina 42.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 oktober 2021 (PL0600-2021462049-9), pagina 44.
4.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-6), pagina 148 tot en met 174.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 2 oktober 2021 (PL0600-2021462049-11), pagina 38.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2021 (PL0600-2021462049-7), pagina 30.
7.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-4), pagina 205 tot en met 220.
8.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 15 december 2021 (PL0600-2021462049-5), pagina 175 tot en met 204.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2021 (22-000496), pagina 32 tot en met 33.