ECLI:NL:RBOVE:2024:4975

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
08.267560.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor drugshandel en stroomdiefstal. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 117.175,99, na een gedetailleerde berekening van de opbrengsten uit de hennepkwekerij en de gemaakte kosten. De officier van justitie had een vordering ingediend om het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten en de veroordeelde te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Tijdens de openbare terechtzitting op 12 september 2024 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. U. Ural, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de verdediging toegelicht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een matiging van het ontnemingsbedrag met € 5.000,00. Uiteindelijk is de veroordeelde verplicht om € 112.175,99 te betalen aan de Staat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank zich baseerde op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.267560.20
Datum vonnis: 26 september 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 118.675,99.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 12 september 2024.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op die terechtzitting verschenen. De gemachtigde raadsman van de veroordeelde mr. U. Ural, advocaat in Enschede, is op die terechtzitting verschenen en is op de vordering gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
Op de terechtzitting van 12 september 2024 heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt haar vordering aangepast, omdat de huisvestingskosten van € 2.700,00 in mindering moeten worden gebracht op de berekening. Het wederrechtelijk verkregen voordeel moet daarom worden geschat op een bedrag van € 115.975,00 en de betalingsverplichting bedraagt € 115.975,00.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de strafzaak integrale vrijspraak bepleit en daarom geen inhoudelijk standpunt ingenomen ten aanzien van de ontnemingsvordering.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 26 september 2024 veroordeeld, voor zover van belang, voor de volgende strafbare feiten.
- het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
- het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen wettige bewijsmiddelen het volgende vast.
De hennepkwekerij
Veroordeelde heeft op 15 juni 2020 in het pand op het perceel aan de [adres] 1042 hennepplanten geteeld.
Op grond van het dossier, in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen eerdere oogst, en het verhandelde op de terechtzitting acht de rechtbank aannemelijk dat er een keer is geoogst. Daartoe heeft de rechtbank meegewogen dat er sprake was van licht vervuilde koolstoffilters, kalkafzetting in de watervaten en op de dompelpompen, een aanzienlijke verkleuring van het houtwerk en een aanzienlijke vervuiling op alle apparatuur in de kweekruimtes
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 16 juni 2020 blijkt dat er in kweekruimte 1 en 2 respectievelijk 507 en 535 hennepplanten stonden.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel de in het rapport van het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM) van 1 juni 2016 gehanteerde normen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep niet kon worden vastgesteld en dat daarom rekening zal worden gehouden met de volgens het BOOM-rapport minimale verkoopprijs van € 4.070,00 per kilogram. Bij de berekening houdt de rechtbank ook rekening met de door de veroordeelde gemaakte kosten zoals deze volgen uit genoemd rapport.
Hieronder zal de rechtbank per ruimte die in de kwekerij is aangetroffen de berekening uiteenzetten.
Opbrengst
- Kweekruimte 1
In de eerste kweekruimte stonden 507 hennepplanten. Per m2 stonden tien hennepplanten. De daarbij behorende opbrengst is 30,5 gram per plant. De totale bruto opbrengst aan hennep bedraagt: 507 planten x 30,5 gram = 15,4635 kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 15,4635 kilogram x € 4.070,00 = € 62.936,45.
- Kweekruimte 2
In de tweede kweekruimte stonden 535 hennepplanten. Per m2 stonden er 12 hennepplanten. De daarbij behorende opbrengst is 29,6 gram per plant. De totale bruto opbrengst aan hennep bedraagt: 535 planten x 29,6 gram = 15,836 kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 15,836 kilogram x € 4.070,00 = € 64.452,52.
Kosten
Voor de in mindering te brengen kosten worden de volgende uitgangspunten op grond van het BOOM-rapport gehanteerd.
- Kweekruimte 1:
Afschrijvingskosten € 350,00;
Hennepstekken € 1.931,67;
Variabele kosten € 1.967,16;
Totaal aan kosten per oogst € 4.248,83;
- Kweekruimte 2:
Afschrijvingskosten € 350,00;
Hennepstekken € 2.038,35;
Variabele kosten € 2.075,80;
Totaal aan kosten per oogst € 4.464,15;
Overige kosten
- Huisvestingskosten
Uit het dossier blijkt dat de veroordeelde huisvestingskosten heeft gemaakt voor het gepleegde feit. Hij heeft voor het pand waarin de hennepkwekerij gevestigd was maandelijks een huurbedrag van € 600,00 voldaan. Een oogst duurt gemiddeld tien weken, zo’n tweeëneenhalve maand. Aldus heeft de veroordeelde 2,5 x € 600,00 = € 1.500,00 aan huisvestingskosten gemaakt. Veroordeelde woonde niet in het pand en uit het dossier blijkt niet dat het pand ten tijde van de ontnemingsperiode voor andere doeleinden werd gebruikt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om deze kosten voor huisvesting – voor zover ze betrekking hebben op de periode waarin de geslaagde oogst is gerealiseerd – op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen.
- Elektriciteitskosten en kosten knippers
Op grond van het dossier is gebleken dat de veroordeelde elektriciteitskosten dient te voldoen aan Enexis Netbeheer BV. Echter is niet gebleken dat de veroordeelde het verschuldigde bedrag – al dan niet gedeeltelijk – heeft voldaan, zodat op grond van het bepaalde in artikel 36e, negende lid, Sr op het hiervoor berekende bedrag geen bedrag in mindering kan worden gebracht.
Nu op basis van het onderzoek niet is gebleken dat veroordeelde voor het knippen van de hennepplanten kosten heeft gemaakt, zal de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel hier geen rekening mee houden.
Conclusie ten aanzien van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank de volgende berekening vast.
De 1e kweekruimte
Bruto opbrengst 1 oogst € 62.936,45
Totale kosten 1 oogst € 4.248,83 -
==========
Netto opbrengst 1e kweekruimte € 58.687,62
De 2e kweekruimte
Bruto opbrengst 1 oogst € 64.452,52
Totale kosten 1 oogst € 4.464,15
==========
Netto opbrengst 2e kweekruimte € 59.988,37
Wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 58.687,62 + € 59.988,37 =) € 118.675,99
Huisvestingskosten € 1.500,00 -
==========
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 117.175,99
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 117.175,99.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna te noemen: EVRM) het recht van iedere veroordeelde is gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Die termijn vangt aan op het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens veroordeelde een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. In dit geval is dat 18 juni 2020, het moment waarop de veroordeelde tijdens verhoor in de strafzaak na de ontdekking van de hennepkwekerij ervan op de hoogte raakt dat tegen hem een strafrechtelijk financieel onderzoek als bedoeld in 126 Sv is ingesteld, nu de verbalisant op dat moment tegen de veroordeelde heeft verteld dat de politie een berekening maakt van opbrengsten uit een eerdere oogst van de hennepkwekerij.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In dit geval is tussen de aanvang van de redelijke termijn en de datum van dit vonnis een periode van vier jaren en drie maanden verstreken. De redelijke termijn is buiten de schuld van de veroordeelde fors overschreden met twee jaren en drie maanden. Die overschrijding moet matiging van het vast te stellen ontnemingsbedrag tot gevolg hebben.
Een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaren rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een matiging van € 5.000,--.
De conclusie
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 112.175,99.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 117.175,99 (zegge: honderdzeventienduizend honderdvijfenzeventig euro en negenennegentig eurocent);
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 112.175,99 (zegge: honderdtwaalfduizend honderdvijfenzeventig euro en negenennegentig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Piksen, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020274670. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 juni 2020, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 75:
U vraagt mij wat ik kan vertellen over de [adres]. Ik heb dat pand gehuurd van [naam]. Ik huurde het pand vanaf 01 september 2018. Ik heb elke maand de huur
betaald via de bank.
2.
Het proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van verbalisant [verbalisant], opgemaakt op 25 augustus 2020, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 67 – 72:
Betreft: [adres]
Ontnemingsperiode
Van 10 februari 2020 tot 15 juni 2020. Deze periode beslaat 18 weken. De instap van de politie was op maandag 15 juni 2020. De aangetroffen hennepplanten waren toen 8 weken oud. Volgens het rapport BOOM wordt er uit gegaan van een kweekcyclus van 10-weken. Er werden indicatoren aangetroffen van een eerdere oogst. Daarom wordt er 18 weken teruggerekend.
Aantal kweekruimtes: 2
Vaststelling opbrengst per oogst in de 1e kweekruimte
In de 1e kweekruimte stonden minimaal 507 hennepplanten. Ik stelde dit vast door de hennepplanten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de 1e kweekruimte was
51,5 m2. Per m2 stonden er 10 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen
met daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een m2. De opbrengst aan hennep per plant van de 1e kweekruimte is volgens de tabel minimaal 30,5 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 507 planten x 30,5 gram = 15,4635 kilogram
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het
rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal EUR 4070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 15,4635 kilogram x EUR 4070,00 = EUR 62936,45.
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 1 reeds eerder gerealiseerde oogst in de 1e kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst.
Vaststelling opbrengst per oogst in de 2e kweekruimte
In de 2e kweekruimte stonden minimaal 535 hennepplanten. Ik stelde dit vast door de hennepplanten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de 2e kweekruimte was
45,8 m2. Per m2 stonden er 12 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
In het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen
met daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een m2. De opbrengst aan hennep per plant van de 2e kweekruimte is volgens de tabel minimaal 29,6 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 535 planten x 29,6 gram = 15,836 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het
rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal EUR 4070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 15,836 kilogram x EUR 4070,00 =
EUR 64452,52.
Vaststelling eerdere oogsten in de 2e kweekruimte
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 1 reeds eerder gerealiseerde oogst in de 2e kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst.
Kostenberekening in de 1e en de 2e kweekruimte
Verdachte [veroordeelde] betrok de elektriciteit op illegale wijze en door Enexis werd hiervan aangifte gedaan. Omdat de verdachte de door Enexis in rekening gebrachte kosten op het moment van sluiten van dit rapport niet had voldaan, werden geen kosten voor elektriciteit op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. Uit het onderzoek rijst de verdenking dat verdachte voor het knippen van de hennepplanten geen kosten heeft gemaakt. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal er dan ook geen rekening mee worden gehouden.
Uit het onderzoek rijst het vermoeden dat er ten behoeve van de huisvesting geen extra kosten gemaakt zijn. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal er dan ook geen rekening mee worden gehouden.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken (FPA)
als volgt:
kweekruimte 1:
Afschrijvingskosten: EUR 350,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: EUR 1931,67 (EUR 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: EUR 1967,16 (EUR 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten: EUR 0,00 (Bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers: EUR 0,00 (EUR 0,00 per stek/plant)
Huisvestingskosten: EUR 0,00 (Bedrag per oogst/ruimte)
Totaal aan kosten : EUR 4248,83
Kweekruimte 2:
Afschrijvingskosten: EUR 350,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: EUR 2038,35 (EUR 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: EUR 2075,80 (EUR 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten: EUR 0,00 (Bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers: EUR 0,00 (EUR 0,00 per stek/plant)
Huisvestingskosten: EUR 0,00 (Bedrag per oogst/ruimte)
Totaal aan kosten: EUR 4464,15
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
De 1e kweekruimte
Bruto opbrengst 1 oogst x EUR 62936,45 EUR 62936,45
Totale kosten 1 oogst x EUR 4248,83 EUR -/- 4248,83
De 2e kweekruimte
Bruto opbrengst 1 oogst x EUR 64452,52 EUR 64452,52
Totale kosten 1 oogst x EUR 4464,15 EUR -/- 4464,15
Wederrechtelijk verkregen voordeel EUR 118675,99
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 15 juni 2020 onder meer inhoudend, zakelijk weergegeven op pagina 42:
Ik heb mijn opslagruimte per 1 september 2018 verhuurd aan [veroordeelde]. Ik heb de ruimte verhuurd voor een bedrag van € 600,-- per maand.