In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser vorderde een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat gedaagde niet voldoet aan een eerder vonnis van 3 september 2024, waarin gedaagde was veroordeeld om mee te werken aan de levering van een woning en een contractuele boete van € 23.750,00 aan eiser te betalen. Gedaagde had tot op dat moment niet aan deze veroordeling voldaan, met als argument dat hij door een verlopen hypotheekofferte niet in staat was om de woning binnen de gestelde termijn af te nemen.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor eiser, aangezien hij een andere woning had gekocht en deze uiterlijk op 1 oktober 2024 moest afnemen. De voorzieningenrechter overwoog dat gedaagde op basis van het eerdere vonnis gehouden was om de woning af te nemen en dat er geen hoger beroep was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet voldoende had gedaan om tijdig aan de veroordeling te voldoen en dat de dwangsom een noodzakelijke prikkel was om hem aan te sporen tot nakoming.
De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 500,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, en gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.