Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [partij A];
2.De samenvatting
3.De feiten
Partijen wensen hun samenwerking en de eer en goede naam van elkaar te waarborgen en komen over een dat zij niet gelijke of gelijksoortige samenwerkingsverbanden op het gebied van (poliklinische) revalidatiegeneeskunde aan zullen gaan met derde(n) of daar direct dan wel indirect bij betrokken zullen zijn. Partijen spreken af dat deze exclusiviteit geldt binnen het werkgebied van de [partij A], waarbij als werkgebied geldt het adherentie-gebied van de [partij A] (de gemeenten: Oldenzaal, Dinkelland, Losser, Hengelo* en Enschede*).
Wat als een mooi idee begon is helaas ten einde gekomen.
25 mei 2023 aan [partij A] over te maken.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Maximale vergoeding [partij A] bij gerealiseerde doelstelling [partij A] en [partij A]’. In de tabel staat hoeveel procent [partij B] van [partij A] krijgt van de vergoeding die de verzekeraar of patiënt voor een behandeling betaalt. Bij het eerste en tweede contractjaar staat 60%, bij het derde contractjaar 62,5% en bij het vijfde contractjaar 65%. Onder de tabel staat: ‘
De tarieven hangen samen met het NZA-tarief en met het realiseren van doelstellingen’.
deze overeenkomst eindigt met onmiddellijke ingang tussentijds indien: C. Een Partij wordt ontbonden of geliquideerd of een dergelijk proces in gang wordt gezet;’ [partij A] heeft bij e-mail van 29 augustus 2022 (zie 3.5.) de overeenkomst opgezegd vanwege het voorgenomen besluit van haar ontbinding. Zij heeft dus zonder aangetekende brief de samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang kunnen beëindigen. Uit coulance heeft [partij A] de samenwerking nog laten voortbestaan tot 1 januari 2023. Daarna is op 1 februari 2023 in de algemene vergadering van aandeelhouders het definitieve besluit genomen om [partij A] te ontbinden.
De contracten met jullie worden zover nog niet verlopen ontbonden vanwege een voorgenomen besluit tot ontbinding van de [partij A] BV’.Dat er op dat moment daadwerkelijk een voorgenomen besluit tot ontbinding was, blijkt voldoende uit de toelichting die [partij A] tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven. Partijen zijn de tussentijdse beëindigingsmogelijkheid in de samenwerkingsovereenkomst overeengekomen. Dat maakt volgens de rechtbank ook dat [partij B] er op bedacht had moeten zijn dat [partij A] de samenwerkingsovereenkomst tussentijds kon beëindigen en zij, [partij B], in dat geval alleen verantwoordelijk zou zijn voor haar inkomsten. [partij A] heeft [partij B] uit coulance nog extra tijd gegeven voor het vinden van nieuwe inkomsten, door de samenwerking feitelijk voort te zetten tot 1 januari 2023. Het exclusiviteitsbeding geldt na de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst niet meer, waardoor dit [partij B] niet kan hebben belemmerd bij het vinden van nieuwe inkomsten. Los daarvan zag het exclusiviteitsbeding volgens de tekst alleen op het sluiten van gelijke of gelijksoortige samenwerkingsverbanden op het gebied van (poliklinische) revalidatiegeneeskunde en dus niet op het sluiten van overeenkomsten met patiënten of zorgverzekeraars voor behandelingen. Nu de samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, is de rechtbank van oordeel dat [partij B] geen schade heeft geleden die [partij A] moet vergoeden. Het gevorderde bedrag van