In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend om per 7 november 2022 in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet WIA, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op 14 april 2023. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 9 januari 2024. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 24 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser de gelegenheid te geven nadere medische informatie in te brengen, maar eiser heeft geen aanvullende informatie ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de medische rapporten van het UWV onvoldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben onvoldoende rekening gehouden met de verklaringen van eiser over zijn mogelijkheden en dagelijks functioneren. De rechtbank concludeert dat de beschrijving van eisers dagelijks functioneren summier is en dat de conclusies die daaruit zijn getrokken tekortdoen aan de klachten die eiser in beroep heeft gepresenteerd. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om eiser opnieuw medisch te beoordelen en een nieuw besluit te nemen.