Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de akte van [eiser]
- de akte van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure, die plaatsvond bij de Rechtbank Overijssel, is een vordering ingesteld door [eiser] met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van zijn ouders. De zaak betreft de vaststelling van de legitieme portie van [eiser] en de omvang van zijn vorderingsrecht op de nalatenschap. In een eerder tussenvonnis van 1 mei 2024 is reeds geoordeeld over de omvang van het vorderingsrecht van [eiser]. De rechtbank heeft in dit vonnis bepaald dat de resterende vorderingen, die betrekking hebben op aanwijzingen aan de vereffenaars en het stellen van zekerheid, zullen worden verwezen naar de verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter. Dit is noodzakelijk omdat deze vorderingen onder de bevoegdheid van de kantonrechter vallen, zoals aangegeven in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] onder 7), 8) en 9) betrekking hebben op het toezicht van de kantonrechter op de vereffening van de nalatenschap. [eiser] heeft aangegeven dat hij deze verzoeken wil laten beoordelen door de kantonrechter. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, aangezien de partijen familie van elkaar zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] onder 1) en 2) voor het overige toewijsbaar verklaard, maar het vorderingsrecht van [eiser] uit hoofde van de legitieme portie is vastgesteld op nihil. De rechtbank heeft het vonnis op 18 september 2024 uitgesproken en de verdere behandeling van de vorderingen verwezen naar de kantonrechter.