In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. Th. van Wijngaarden, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van een huurachterstand van € 5.445,00. De huurder, die niet verschenen was tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2024, had geen verweer gevoerd tegen de vordering, maar gaf aan door financiële problemen tijdelijk niet in staat te zijn de huur te betalen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter baseerde zijn beslissing op artikel 6:265 lid 1 BW, dat bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming van geringe betekenis is. De rechter stelde een termijn van 14 dagen voor ontruiming vast en wees de vorderingen van de verhuurder toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 1.288,22 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter R.F. van Aalst.