ECLI:NL:RBOVE:2024:4865

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10819083 \ CV EXPL 23-4708
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling erfbelasting door langstlevende partner op basis van testament

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, staat de verplichting van de langstlevende geregistreerde partner van de erflaatster centraal. De erflaatster, mevrouw [erflaatster], overleed op [overlijdensdatum] en had in haar testament bepaald dat de langstlevende partner, [gedaagde], de erfbelasting voor de erfgenamen diende te betalen. De eiser, [eiser], is de zoon van de erflaatster en vorderde dat [gedaagde] de erfbelasting van € 4.692,00, opgelegd door de belastingdienst, renteloos aan hem zou voorschieten. [gedaagde] betwistte deze verplichting en stelde dat er een andere afspraak was gemaakt over de betaling van de erfbelasting, maar de kantonrechter oordeelde dat het testament van de erflaatster als authentieke akte met dwingende bewijskracht moet worden beschouwd. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] op grond van het testament gehouden is om de erfbelasting voor te schieten, en wees de vorderingen van [eiser] toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten van € 594,20 en de proceskosten van € 1.187,49. Het vonnis werd uitgesproken op 17 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10819083 \ CV EXPL 23-4708
Vonnis van 17 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.H.M. de Boer,
tegen
[gedaagde] , in zijn hoedanigheid van erfgenaam van [erflater] , als ook in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.C.H. Westra-van Gasteren (ARAG Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2023, met producties
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 22 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de wijziging van eis, schriftelijk overgelegd op de zitting van 22 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding / samenvatting

In deze procedure gaat het over de vraag of de langstlevende geregistreerde partner van erflaatster gehouden is om de aanslag erfbelasting van de zoon (erfgenaam) voor te schieten. In het testament van erflaatster is bepaald dat dit laatste het geval is, maar de partner van erflaatster beroept zich op een nadere afspraak daarover.

3.De feiten

3.1.
Op [overlijdensdatum] is in de gemeente [gemeente] overleden mevrouw [erflaatster] (hierna te noemen erflaatster). Zij was de moeder van [eiser] en van [naam] . Erflaatster was op het moment van overlijden geregistreerd partner van [gedaagde] .
3.2.
Erflaatster heeft bij testament, opgemaakt op 28 maart 2019, beschikt over haar nalatenschap. Daarin heeft zij tot haar erfgenamen benoemd [gedaagde] , voor 1/100e deel, en haar kinderen voor het 99/100e deel. Verder heeft zij [gedaagde] tot executeur benoemd.
3.3.
Alle erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard en [gedaagde] heeft zijn benoeming tot executeur aanvaard.
3.4.
Op basis van het testament hebben [eiser] en zijn zus een nog niet opeisbare geldvordering op [gedaagde] verkregen ter grootte van hun erfdeel. [gedaagde] heeft zekerheid gesteld voor de geldvorderingen van [eiser] en zijn zus door het verlenen van een recht van hypotheek tot een bedrag van € 259.705,60 op het woonhuis met ondergrond erf en tuin aan het adres [adres] .
3.5.
In het testament is ten aanzien van de executeur onder meer bepaald:
EXECUTEURBENOEMING
1. (…)
2. De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren, vorderingen te innen en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten, het nakomen of uitvoeren van overeenkomsten en de voldoening van de kosten van mijn begrafenis of crematie, van eventuele taxatie-en boedelkosten en van de erfbelasting die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen. (…)
3.6.
In het testament is verder bepaald:
BELASTINGEN
Mijn partner zal de belasting (inkomstenbelasting en belastingen op vermogen) die mijn overige erfgenamen verschuldigd zijn of worden ter zake van hun krachtens dit testament verkregen geldvordering ten laste van mijn partner en/of het met vruchtgebruik belaste vermogen, alsmede de over eventuele vererving van voormelde vorderingen verschuldigde erfbelasting, aan hen renteloos voorschieten.(…)
3.7.
Op 28 december 2021 heeft [eiser] een aanslag erfbelasting ontvangen, met aanslagnummer [nummer] , voor een bedrag van € 4.692,00.
3.8.
[eiser] zelf en nadien zijn gemachtigde (bij brief van 8 april 2022) hebben [gedaagde] verzocht om tot betaling van de erfbelasting over te gaan. [gedaagde] heeft niet aan dit verzoek voldaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis,
I. verklaring voor recht dat [gedaagde] op grond van het testament van erflaatster gehouden is om aan de overige erfgenamen, waaronder aan [eiser] , renteloos voor te schieten de over de vererving van zijn vorderingen verschuldigde erfbelasting,
II. veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag in hoofdsom van € 4.692,00 zijnde de door de belastingdienst aan [eiser] opgelegde aanslag met aanslagnummer [nummer] , als ook de daarover verschuldigde rente, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag,
III. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 594,20 en tot betaling van de kosten van deze procedure met wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Is er een nadere afspraak buiten het testament om?
5.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op grond van het testament in beginsel de erfbelasting moet betalen voor de kinderen. Dit bedrag wordt dan uiteindelijk verrekend met hun erfdelen. [gedaagde] betoogt echter dat partijen vóór het overlijden van moeder en in haar bijzijn in november 2020 een andersluidende afspraak hebben gemaakt. Daarbij is volgens hem afgesproken dat moeder schenkingen heeft gedaan aan de kinderen onder de voorwaarde dat zij de erfbelasting zouden betalen. Ter onderbouwing verwijst hij naar een email van zijn accountant waarin die afspraak is bevestigd. [eiser] heeft dit betwist en zegt dat hij niet op de hoogte is van het moeten betalen van de erfbelasting. Volgens hem wilde zijn moeder gewoon graag bij leven geld aan de kinderen schenken. Zij heeft dat gedaan door het overmaken van bedragen aan [eiser] en zijn zus op 12 november 2020 en op 2 januari 2021.
5.2.
[gedaagde] heeft het e-mailbericht van de accountant overgelegd van 12 november 2020, gericht aan de e-mailadressen van [eiser] en zijn zus. Uit de e-mail van de accountant blijkt dat hij de bedoeling heeft gehad een berekening te maken van het vermogen van erflaatster en de te betalen erfbelasting. Hij heeft ook berekend hoe hoog de erfbelasting zal zijn met schenkingen en zonder. In de e-mail staat omschreven dat de kinderen bedragen ontvangen onder de voorwaarde dat zij dan zelf de erfbelasting betalen. Hoewel dit mogelijk de bedoeling is geweest van de accountant en [gedaagde] , kan de kantonrechter op basis van die e-mail niet vaststellen dat het ook de wil van erflaatster was om af te wijken van haar testament door middel van deze schenkingen. Zij heeft haar wil vastgelegd in het testament en tussen partijen is niet in geschil dat het bij testament haar wil was dat [gedaagde] de erfbelasting zou betalen. Het testament van erflaatster moet worden aangemerkt als een authentieke akte met dwingende bewijskracht. Dat betekent dat de kantonrechter in beginsel moet uitgaan van de inhoud van het testament. Tegen een akte met dwingende bewijskracht staat weliswaar tegenbewijs open, maar de email van de accountant is daarvoor onvoldoende. Op grond daarvan kan de kantonrechter niet tot het oordeel komen dat erflaatster van haar uitdrukkelijke wil met dwingende bewijskracht is afgeweken. De mail van de accountant is bijvoorbeeld niet aan erflaatster zelf gestuurd en er is ook geen ander document waaruit blijkt wat erflaatster er zelf van vond. Verder is er geen bericht overgelegd waaruit zou blijken dat [eiser] zelf heeft ingestemd met een afspraak tot betaling van de erfbelasting door hemzelf. [eiser] heeft juist betwist dat een dergelijke afspraak met hem en met erflaatster is gemaakt. Volgens hem heeft zijn moeder in gesprekken met hem na 12 november 2020 juist gezegd dat alles wat betreft de afwikkeling van haar nalatenschap in het testament staat.
5.3.
Als gevolg hiervan slaagt het verweer van [gedaagde] niet. Dat betekent dat hij op grond van het testament gehouden is om de erfbelasting van [eiser] voor te schieten.
5.4.
Voor zover met het verweer is bedoeld dat [gedaagde] er op grond van een overeenkomst met [eiser] vanuit mag gaan dat [eiser] zelf de erfbelasting voldoet, overweegt de kantonrechter het volgende. [gedaagde] heeft met betrekking tot een mogelijke afspraak met [eiser] over de betaling van de erfbelasting te weinig feiten gesteld. Hij heeft niet gesteld welke afspraak hij concreet met [eiser] heeft gemaakt en wanneer en hoe die afspraak tot stand is gekomen. Bij die stand van zaken komt de kantonrechter er niet aan toe om aan [gedaagde] bewijs op te dragen. Dat leidt ertoe dat ook bij deze lezing van het verweer, het verweer van [gedaagde] niet slaagt.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van [gedaagde] geen stand houdt. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde hoofdsom van € 4.692,00 moeten daarom worden toegewezen. [eiser] heeft de vordering ingesteld naar aanleiding van de aanslag erfbelasting die hij zelf heeft gekregen en zijn zus (geen partij in deze procedure) heeft zelf de aan haar opgelegde erfbelasting voorgeschoten, omdat zij naar het buitenland ging. Overigens laat dit onverlet dat het testament dezelfde werking heeft tussen [gedaagde] en de zus van [eiser] .
5.6.
Bij wijziging van eis heeft [eiser] tevens gevorderd dat [gedaagde] het bedrag van de over voornoemd bedrag aan de belastingdienst verschuldigde rente daarover zal moeten betalen. De kantonrechter wijst die vordering eveneens toe. Er is immers niet gebleken dat er naast het testament van erflaatster een andere rechtsgeldige afspraak bestaat over het betalen van de erfbelasting. [eiser] mocht er daarom op vertrouwen dat de erfbelasting door [gedaagde] zou worden betaald. [eiser] heeft verder onbetwist aangevoerd dat hij niet over de middelen beschikt om het betreffende bedrag nu te betalen. Bij deze feiten en omstandigheden gaat het verweer van [gedaagde] , dat [eiser] schadebeperkend had moeten handelen door alvast de erfbelasting voor te schieten, niet op.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
[eiser] heeft in deze procedure ook aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport BGK integraal. [eiser] heeft in verband daarmee gesteld en met producties onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Gelet op geldende jurisprudentie dient de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te worden gehanteerd voor de hoogte van het toewijsbare bedrag. Toewijsbaar is daarom het gevorderde bedrag van € 594,20.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.187,49
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter,
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] op grond van het testament van erflaatster gehouden is om aan de overige erfgenamen, waaronder [eiser] , renteloos voor te schieten de over de vererving van zijn vorderingen verschuldigde erfbelasting;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.692,00 zijnde de door de belastingdienst aan [eiser] opgelegde aanslag met aanslagnummer [nummer] , als ook de daarover aan de belastingdienst verschuldigde rente;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 594,20 in verband met buitengerechtelijke incassokosten;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.187,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024. (ap)