ECLI:NL:RBOVE:2024:4810

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
71/116643-24 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittende in Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 60.258,02, dat volgens hem door de veroordeelde was verkregen uit strafbare feiten, zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Tijdens de openbare terechtzitting op 3 september 2024 heeft de veroordeelde, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. N. Wijkman, betoogd dat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat zij het volledige bedrag had genoten. De raadsvrouw stelde dat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag niet aan de veroordeelde was toegekomen en verzocht de rechtbank om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde eerder op dezelfde dag was veroordeeld voor gewoontewitwassen van geldbedragen van in totaal ongeveer € 40.000,00. Echter, op basis van de beschikbare bewijsmiddelen was het voor de rechtbank niet aannemelijk dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit dit misdrijf. Bovendien was de veroordeelde vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat het bewijs voor het gevorderde bedrag ontbrak.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. S.K. Huisman, en de rechters mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. P.A.M. Miltenburg. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/116643-24
Datum vonnis: 17 september 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats]
.

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 60.258,02.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 3 september 2024. De veroordeelde, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. N. Wijkman, advocaat in Almere, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 3 september 2024 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het Openbaar Ministerie heeft niet aannemelijk gemaakt dat veroordeelde het volledige bedrag van € 60.258,02 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Op basis van het dossier is aannemelijk dat een groot deel van het gevorderde bedrag niet aan veroordeelde is toegekomen. De raadsvrouw heeft de rechtbank, gelet daarop, verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid om het bedrag aan wederrechtelijk voordeel vast te stellen.

3.De beoordeling van de vordering

De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 17 september 2024 veroordeeld voor het aan haar onder 1 ten laste gelegde plegen van gewoontewitwassen van geldbedragen van in totaal ongeveer € 40.000,00
.Het is de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen echter niet aannemelijk geworden dat veroordeelde van dat misdrijf wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft evenmin kunnen vaststellen dat veroordeelde met het plegen van andere strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Daarbij betrekt de rechtbank dat veroordeelde is vrijgesproken van de andere (onder 2 en 3) aan haar ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal de ontnemingsvordering daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijstde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk en
mr. K. Drenth, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.