ECLI:NL:RBOVE:2024:4800

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
71.327426.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en handelen in harddrugs

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het handelen in harddrugs en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2539 kilogram methamfetamine in een pand in de gemeente [plaats 3] op 13 juni 2019. De verdachte was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank verleende verstek en besloot de zaak buiten zijn aanwezigheid voort te zetten. De officier van justitie had eerder een gevangenisstraf van 8 jaren geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidende en organiserende rol vervulde binnen de organisatie die zich bezighield met de invoer en productie van methamfetamine. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van methamfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat de in beslag genomen chemicaliën bestemd waren voor de productie van drugs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.327426.23 (P)
Datum vonnis: 17 september 2024
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [woonplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of in het buitenland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 september 2024.
De verdachte is, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft op vordering van de officier van justitie verstek verleend aan de niet verschenen verdachte en beslist dat de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte wordt voortgezet.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering tot bewezenverklaring en strafoplegging van de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het al dan niet samen met (een) ander(en), opzettelijk, invoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van 2539 kilogram metamfetamine;
feit 2:het al dan niet samen met (een) ander(en) voorbereidingshandelingen treffen om metamfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen;
feit 3:deelname aan een criminele (drugs)organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 13 juni 2019, althans op of omstreeks 13 juni 2019 in de gemeente [plaats 3] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en/of
- opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
- opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 1]) ongeveer 2539 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine, zijnde (meth)amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 juli 2019 te [plaats 1], in de gemeente Utrecht en/of te [plaats 2] en/of te Den Haag en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk
= bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of
= vervaardigen, en/of
= binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen
van (een) hoeveelheid/heden methamfetamine (Crystal Meth) in elk geval/althans/zijnde (telkens) een middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
(een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, één of meermalen, daartoe (telkens) opzettelijk:
= (op of omstreeks 20/22 juni 2019) in een loods/bedrijfspand aan de [adres 2] te [plaats 1]: 17.485 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden zwavelzuur en/of zoutzuur en/of Methyl Ethyl Keton en/of kaliumpermanganaat, en/of
= (op of omstreeks 11 juli 2019) in een loods/bedrijfspand aan de [adres 3] te [plaats 2]: 7995 liter, althans een (grote) hoeveelheid/hoeveeleheden petroleumether,
opgeslagen, verpakt, bereid, verwerkt en/of voorhanden gehad en/of doen/laten opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren en/of voorhanden hebben;
3.
hij in of omstreeks de periode 1 november 2018 tot en met 31 juli 2019,
in de gemeente(n) [plaats 3] en/of Den Haag en/althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere verdachte en/althans een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, namelijk/als bedoeld in:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
- het opzettelijk aanwezig hebben en/of
- het voorbereiden/bevorderen van voornoemde misdrijven, een en ander als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 13 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres 1] waar op dat moment de bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. gevestigd waren. In een verborgen ruimte werd een grote hoeveelheid blokken methamfetamine aangetroffen. Na weging bleek het te gaan om 2539 kilogram. Naar aanleiding van deze vondst werd onderzoek “26Seaford” opgestart. Verdachte is een van de verdachten die in dit onderzoek naar voren kwam. Het onderzoek richtte zich niet alleen op meerdere verdachten, maar gaandeweg ook op meerdere panden.
Op 21 juni 2019 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in een ook door [bedrijf 1] B.V. gehuurd pand aan de [adres 2] te [plaats 1], waar een grote hoeveelheid (stukgeslagen) gasbetonblokken, afkomstig uit Mexico, en chemicaliën is aangetroffen. De stukgeslagen gasbetonblokken hadden een holle ruimte waarin papier- en purschuimresten te zien waren. Tijdens een doorzoeking op 11 juli 2019 in een pand aan de [adres 4] te [plaats 2] werd 7.995 liter petroleumether aangetroffen. Op 26 februari 2019 werd in het pand aan de Schipluidenseweg 3 te Wateringen een grote hoeveelheid methamfetamine kristallen en aceton aangetroffen. Naar aanleiding van een melding van stankoverlast werd op 2 juni 2019 binnengetreden in een woning aan de [adres 5]
waar methamfetamine kristallen en een methamfetamine bevattende vloeistof werd aangetroffen. In een pand aan de [adres 6] werd op 29 mei 2019 gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] gasbetonblokken, afkomstig uit Spanje, aan het doorzagen was. De aldaar aangetroffen gasbetonblokken waren soortgelijk aan de blokken die aan de [adres 2] in [plaats 1] zijn aangetroffen.
Het vermoeden van de politie is dat een criminele organisatie al vanaf 2014 de invoer van methamfetamine vanuit Mexico, in gasbetonblokken, via zeecontainerschepen naar Spanje en van daaruit per vrachtwagens naar Nederland organiseert. Leden van de criminele organisatie zouden panden hebben geregeld, zodat de methamfetamine in Nederland kan worden ontvangen. De blokken methamfetamine zouden in deze panden uit de gasbetonblokken worden gehaald en worden opgeslagen in het pand aan de [adres 1]. Daarna zou de methamfetamine worden bewerkt in drugslaboratoria en worden verkocht of uitgevoerd. De gasbetonblokken zouden worden achtergelaten in de panden, worden verpulverd en daarna worden afgevoerd naar vuilstortplaatsen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk, invoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben (in een pand aan de [adres 1]) van 2539 kilogram (meth)amfetamine in de periode van 1 februari 2019 tot en met 13 juni 2019.
Op 13 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres 1]. In een verborgen ruimte werd een grote hoeveelheid blokken methamfetamine aangetroffen. Na weging bleek het te gaan om 2539 kilogram. [2]
Na deze doorzoeking werd een camera geplaatst in dit bedrijfspand gericht op het luik dat toegang geeft tot de verborgen ruimte waar de methamfetamine was verstopt. Ook zijn de camerabeelden gevorderd die zijn opgenomen met een camera die schuin zicht had op de toegangsdeur van dit pand en zicht had op de [adres 1] en een camera die zicht had op de toegangsweg naar deze straat in de periode januari 2019 tot en met 17 juni 2019. [3]
Op camerabeelden is te zien dat verdachte op 14 juni 2019 om 21:48 uur, op 14 juni 2019 om 22:25 uur en op 15 juni 2019 omstreeks 23:20 uur bij het pand aan de [adres 1] aanwezig was. [4] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 15 juni 2019 verdachte bij het pand heeft ontmoet. [5]
Op 16 juni 2019 om 13:28 uur is verdachte weer bij het pand aan de [adres 1] aanwezig. Hij maakt op dat moment foto’s van het luik naar de verborgen ruimte [6] , waar op 13 juli 2019 2539 kilogram methamfetamine is aangetroffen. Op 16 juni 2019 heeft verdachte om ongeveer 14:19 uur een ontmoeting met [naam], om een slot van het bedrijfspand aan de [adres 1] te vervangen. [7]
De aanwezigheid van verdachte bij de [adres 1] op 14, 15 en 16 juni 2019 volgt ook uit onderzoek naar het telefoonnummer van verdachte ([telefoonnummer 1]), waaruit blijkt dat zijn telefoonnummer op voornoemde tijdstippen een mastlocatie in de directe omgeving van de [adres 1] te [plaats 3] aanstraalde. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 3] is op 17 juni 2019 om 17:59 uur het pand aan de [adres 1] geweest. Hij had een breekijzer in zijn hand, opende het luik naar de verborgen ruimte en maakte foto’s van de verborgen ruimte. [9] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij naar het bedrijfspand is gebracht door verdachte [10] . De telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1], beide in gebruik bij verdachte, stralen op 17 juni 2019 van 17:43 tot 18:06 uur mastlocaties in de directe omgeving van de [adres 1] te [plaats 3] aan [11] .
Verder heeft verdachte op onder meer 26 mei 2020 [12] en 2 juni 2020 [13] berichten aan medeverdachte [medeverdachte 4] verzonden over berichten die in de media zijn verschenen over het aantreffen van de methamfetamine in [plaats 3], waarna [medeverdachte 4] aan verdachte berichten terugstuurde waaruit volgt dat [medeverdachte 4] zich inspande om contact met een advocaat te krijgen en om de dossierstukken te krijgen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de op 13 juni 2019 in het pand aan de [adres 1] aangetroffen hoeveelheid methamfetamine zich in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden. Zijn bezoeken aan dat pand, kort na de inbeslagname van de methamfetamine, en interesse in de verborgen ruimte waar de methamfetamine lag en de belangstelling voor de mediaberichtgeving over de in beslag genomen methamfetamine, laten zich niet anders verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 juni 2019 een hoeveelheid van 2539 kilogram methamfetamine aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van deze hoeveelheid methamfetamine. De rechtbank zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier geen nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen kan worden afgeleid met betrekking tot het aanwezig hebben van 2539 kilogram methamfetamine.
Feit 2
Aan verdachte is onder 2 ten laste gelegd het medeplegen van het treffen van voorbereidingshandelingen om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen, door kort gezegd op verschillende locaties chemicaliën voorhanden te hebben.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de in beslag genomen chemicaliën bestemd waren voor de voorbereiding van de productie van (meth)amfetamine, dan wel voor een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 20 september 2019 [14] blijkt dat in het onderzoeksmateriaal afkomstig uit het pand aan de [adres 2] te [plaats 1] zwavelzuur, zoutzuur, methylethylketon (MEK, 2-butanon) en kaliumpermanganaat is aangetoond. Zwavelzuur, zoutzuur, methylethylketon (MEK, 2-butanon) en kaliumpermanganaat zijn vermeld op bijlage I van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005
betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en
derde landen in drugsprecursoren. Naar beide Verordeningen wordt verwezen in de
Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Uit het rapport van het NFI d.d. 18 oktober 2019 [15] blijkt dat de chemicaliën aangetroffen in de loods aan de [adres 4] te [plaats 2] petroleumether betreffen en dat petroleumether wordt gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse (synthetische) drugs.
De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging allereerst specifiek ziet op de synthetische drugs (meth)amfetamine, terwijl deze specifieke drugs niet expliciet worden genoemd in voornoemde rapporten van het NFI. Verder staat in de tenlastelegging de zinsnede “in elk geval/althans/zijnde (telkens) een middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I”. Ook deze zinsnede wordt niet genoemd in voornoemde rapporten van het NFI en bovendien bestaan er diverse (synthetische) drugs die niet op deze lijst voorkomen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat – daargelaten de vraag of bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van voornoemde chemicaliën – niet kan worden vastgesteld dat het voorhanden hebben van de in beslag genomen chemicaliën voorbereidingshandelingen kunnen opleveren voor de productie van (meth)amfetamine dan wel een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I zoals is ten laste gelegd.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Beoordelingskader
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met verdovende middelen. Dit betreft een lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 11b van de Opiumwet is in essentie dezelfde toets noodzakelijk aan de (juridische) kaders die gelden bij artikel 140 Sr.
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met althans bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Overwegingen van de rechtbank
Dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit verschillende personen, dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven in het kader van internationale methamfetaminehandel staat voor de rechtbank vast, op basis van de bevindingen van het onderzoeksteam neergelegd in het strafdossier, zoals hiervoor in de “inleiding” summier opgesomd.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte er wetenschap van had dat de criminele organisatie het plegen van drugsgerelateerde misdrijven tot oogmerk had en of er dus sprake is van “deelneming” in de hiervoor bedoelde zin.
Zoals hiervoor onder feit 1 reeds is overwogen heeft verdachte zich op 13 juni 2019 schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 2539 kilogram methamfetamine in een pand aan de [adres 1] in [plaats 3].
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft vervolgens op 21 juni 2019, samen met de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1], werkzaamheden verricht in het pand aan de [adres 2] te [plaats 1]. [16] Op camerabeelden van het pand aan de [adres 2] te [plaats 1] is te zien dat [medeverdachte 3] hielp met het verplaatsen van een heftruck en het aanvegen van fijngestampt puin dat afkomstig was van stukgeslagen gasbetonblokken. In deze loods werd enkele uren later 17.485 kilogram chemicaliën aangetroffen. [17]
Het pand aan de [adres 2] stond oorspronkelijk op naam van [getuige 1]. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij met verdachte bij de eigenaar van de loods [adres 2] is geweest voor de overdracht van de loods. [18] Vanaf 1 maart 2019 werd het huurcontract overgenomen door [medeverdachte 2]. [19] De eigenaar [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de volgende telefoonnummers had doorgegeven om het toegangshek tot het bedrijventerrein na kantooruren te kunnen openen: [telefoonnummer 3], [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5], welke telefoonnummers in gebruik waren bij verdachte. [20]
Getuige [getuige 3], huurder van [adres 7], heeft verklaard dat de loods [adres 2] te [plaats 1] werd gehuurd door een man met een Turks uiterlijk, die hij kent als [verdachte]. Hij herkent verdachte als [verdachte] als hem een foto van verdachte wordt getoond. [21]
Verdachte heeft op 21 juni 2019 om 12:18 uur tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gezegd dat ze stenen moesten gaan breken. Verder zegt verdachte om 12:20 uur dat ze niet moesten breken als er mensen zijn, omdat het luidruchtig is en er veel stof is. [22]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij van verdachte op 21 juni 2019 met [medeverdachte 1] naar een wapen moest zoeken in deze loods, welk wapen ze vonden in een sok en in de auto hebben verstopt. [23] Dit blijkt ook uit diverse tapgesprekken. Zo blijkt uit het tapgesprek op 21 juni 2019 om 12:45 uur dat verdachte belt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en dat verdachte zegt dat er bij de geparkeerde heftruck een sok ligt, waarin “een kleine toevertrouwde zit”, waarna [medeverdachte 3] gaat zoeken. Uit het tapgesprek op 21 juni 20219 om 13:20 uur blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met verdachte bellen en dat [medeverdachte 3] vertelt dat dat hij “het toevertrouwde” heeft. [24]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 11 juli 2019 bij het pand aan de [adres 4] te [plaats 2] een Poolse vrachtwagenchauffeur geholpen met het uitladen van pallets, die in het pand werden gezet, waartoe hij van medeverdachte [medeverdachte 5] telefonisch instructies kreeg. Zowel op 10 als op 11 juli 2019 heeft [medeverdachte 3] meerdere malen (telefonisch) contact met verdachte over onder meer het adres waar [medeverdachte 3] naartoe moet [25] . [medeverdachte 3] moest onder andere stickers verwijderen en aan de chauffeur geven en de chauffeur betalen. In dit pand is later die dag 7.995 liter petroleumether aangetroffen [26] .
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij heeft gewerkt voor verdachte. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij onder andere stenen voor hem klein moest maken. [27]
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat hij zich bezig hield met illegale praktijken en dat die betrekking hadden op verdovende middelen. Met die wetenschap heeft hij de feitelijke rol vervuld zoals hiervoor omschreven.
Dat hij daarbij wist dat hij die rol vervulde voor een organisatie leidt de rechtbank af uit zijn contacten met onder andere [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]. Daaruit volgt dat verdachte een aansturende rol had.
Gelet op het voorgaande is het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt nog op dat zij bij het derde gedachtestreepje achter “aanwezig hebben” de zinsnede “van een middel als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet” inleest in de tenlastelegging, nu het duidelijk is dat de tenlastelegging zit op drugsfeiten en het kennelijk de bedoeling was van de officier van justitie om dit zo ten laste te leggen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juni 2019 in de gemeente [plaats 3], opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 1]) 2539 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode 1 november 2018 tot en met 31 juli 2019, in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere verdachte en anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
- het opzettelijk aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet en/of
- het voorbereiden/bevorderen van voornoemde misdrijven, een en ander als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De rechtbank heeft onder meer in de bewezenverklaring het woord “metamfetamine” gebruikt in plaats van “met
hamfetamine”, omdat dit de schrijfwijze is van de wetgever in de Opiumwet en de daarbij behorende bijlagen. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 11b van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast de gevangenneming van verdachte gevorderd vanaf het moment van de einduitspraak.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 13 juni 2019 een zeer grote hoeveelheid metamfetamine, te weten 2539 kilogram, aanwezig gehad. Verdachte heeft voorts deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op de invoer en/of productie van - in ieder geval - enorme hoeveelheden methamfetamine. Dat blijkt niet alleen uit de vondst van deze 2539 kilo methamfetamine aan de [adres 1], maar ook uit de grote hoeveelheden chemicaliën die in verschillende panden zijn aangetroffen en die met deze organisatie in verband kunnen worden gebracht. Verdachte vervulde een leidende, organiserende en een sturende rol. Hij kan worden beschouwd als iemand die een hoge positie vervulde binnen de organisatie.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met een dergelijke doelstelling een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Hiertegen dient dan ook hard te worden opgetreden. Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie heeft verdachte
een weloverwogen keuze voor criminaliteit en het verkrijgen van illegale inkomsten gemaakt
en geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die verdovende middelen met zich meebrengen.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen proberen te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt toegebracht. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit (in toenemende mate) gepaard gaat met verschillende vormen van andere (niet zelden zware) criminaliteit. Daarnaast schuilt in de productie van harddrugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in de natuur. De kosten voor het opruimen van dergelijk afval lopen hoog op. Daarnaast bestaat er ontploffingsgevaar, brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen. Al met al ondervinden anderen, het milieu en de maatschappij ernstige overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
De strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren passend en geboden, met name gelet op de hoeveelheid aangetroffen methamfetamine en de leidende en sturende rol die verdachte in de criminele organisatie vervulde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet aanleiding de gevangenneming van de verdachte te bevelen.
De verdachte verblijft vermoedelijk in het buitenland op een onbekend adres. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat er een reële kans bestaat dat de verdachte zich aan de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf zal onttrekken.
Hiermee is een gevaar voor vlucht aannemelijk geworden. Bovendien bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een gevaar voor herhaling.
Het bevel gevangenneming is in een aparte beslissing geminuteerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
gevangenneming
- beveelt de gevangenneming van de verdachte met ingang van heden, welk bevel apart is geminuteerd en waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, en mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met nummer 26Seaford/LERBC19001. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.ZD1 ordner 6 pagina 122, pagina 129-140, pagina 161, pagina 355 en pagina 357
3.BOB dossier ordner 2 pagina 13-20 en BOB dossier ordner 3 pagina 650
4.ZD1 ordner 6 pagina 220-221
5.ZD1 ordner 6 pagina 250
6.ZD1 ordner 6 pagina 221 en pagina 269
7.ZD1 ordner 6 pagina 222 en pagina 289
8.ZD1 ordner 6 pagina 17 en 21
9.ZD1 ordner 6 pagina 357, ZD1 ordner 6 pagina 122 en pagina 129-140, ZD1 ordner 6, pagina 301 e.v., ZD1 ordner 7 pagina 983-984
10.pagina 1187
11.ZD1 ordner 6 pagina 31
12.PD [medeverdachte 4]; pagina 84
13.PD [medeverdachte 4]; pagina 86
14.ZD1 ordner 7 pagina 602-606
15.ZD2 ordner 8 pagina 236-239
16.ZD1 ordner 6 pagina 461 e.v.
17.ZD1 ordner 7 pagina 881 e.v., ZD1 ordner 6 pagina 511 e.v., pagina 536 e.v. en 555 e.v. en ZD1 ordner 7 pagina 600
18.ZD1 ordner 6 pagina 398
19.ZD1 ordner 6 pagina 366
20.ZD1 ordner 6 pagina 36
21.ZD1 ordner 7 pagina 735
22.ZD1 ordner 6 pagina 479, 481-482
23.PD [medeverdachte 3]; pagina 102-105
24.ZD1 ordner 6 pagina 488-489 en 495
25.ZD2 ordner 8 pagina 125, 134, 139
26.ZD2 ordner 8 pagina 225 e.v. en ZD2 ordner 8 pagina 236 e.v.
27.PV 6e verhoor van verdachte [medeverdachte 5] mbt [adres 2] d.d. 4 mei 2021 pagina 5-6