ECLI:NL:RBOVE:2024:4793

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
08/004899-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van stroom

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 68-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en de Maatregel Kostenverhaal ter hoogte van € 801,44. De man was beschuldigd van het exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning en het samen met een ander stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 november 2023 in Hengelo opzettelijk 132 hennepstekken heeft geteeld en dat hij in de periode van 27 november 2020 tot 2 november 2023 samen met anderen elektriciteit heeft gestolen van Enexis. Tijdens de zitting op 2 september 2024 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie, de feiten bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het telen van hennep en de diefstal van stroom niet alleen schadelijk zijn voor de volksgezondheid, maar ook voor de veiligheid in de woonomgeving. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft aangegeven bereid te zijn de kosten van de ontruiming van de hennepplantage te betalen. De rechtbank heeft de straffen opgelegd in overeenstemming met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft de Maatregel Kostenverhaal opgelegd omdat de kosten voor de ontmanteling van de hennepkwekerij door de Staat zijn gemaakt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als het bedrag niet wordt betaald, gijzeling kan worden toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/004899-24 (P)
Datum vonnis: 16 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende in de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.R. Oude Veldhuis, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een hennepkwekerij heeft gehad (
feit 1) en samen met anderen elektriciteit heeft gestolen (
feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 132 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 2 november 2023 teHengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking door het verbreken/forceren van verzegeling van de meterkast en/of het 'buiten de meter om' aanbrengen van een stroomaansluiting.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 september 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 51 tot en met 54;
  • het proces-verbaal van aangifte van Enexis, pagina 18 tot en met 20.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 2 november 2023 te Hengelo, opzettelijk heeft geteeld, bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres 1] een hoeveelheid van in totaal 132 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in de periode van 27 november 2020 tot en met 2 november 2023 te Hengelo tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid stroom, toebehorend aan Enexis heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking door het verbreken van verzegeling van de meter en het 'buiten de meter om' aanbrengen van een stroomaansluiting.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren gevorderd.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat aan verdachte de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een bedrag van € 801,44 aan de Staat ter vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een taakstraf een passende straf is en verdachte is ook bereid deze uit te voeren. Verdachte heeft toegezegd dat hij bereid is de kosten voor de ontruiming van de hennepplantage te betalen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen, bewerken en verwerken van hennepplanten in zijn eigen woning. Verder heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van stroom.
Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het op de markt brengen van softdrugs. Het gebruik van hennep vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van drugs. Daar komt bij dat hennepteelt en de illegale aanleg van een elektriciteitsnetwerk in woningen en de afname van die illegaal verkregen elektriciteit dikwijls overlast en (brand)gevaarlijke situaties in die woningen en daarmee in woonwijken veroorzaakt. Verdachte heeft zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het kweken van 100 tot en met 500 hennepplanten geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Hennepteelt gaat vaak gepaard met diefstal stroom. Voor dat delict bestaat geen afzonderlijk oriëntatiepunt.
Alles overwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten van de LOVS. De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank, om verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig maakt, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand opleggen en hieraan een proeftijd van twee jaren verbinden.
Maatregel Kostenverhaal
Op 1 juli 2022 is de Maatregel Kostenverhaal in werking getreden. De maatregel is van toepassing op strafbare feiten die na de inwerkingtredingsdatum worden opgespoord en vervolgd. Deze maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met die voorwerpen. De Maatregel Kostenverhaal is opgenomen in artikel 13d van de Opiumwet.
Bij de stukken bevindt zich een rekening voor de kosten van de fysieke ruiming op locatie en de vernietiging van hennepresten en de bij de kweek gebruikte apparatuur, grondstoffen en meststoffen. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 801,44. De in beslag genomen voorwerpen moesten vernietigd worden, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het verhaal van deze kosten logisch vindt en dat hij bereid is dit bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat in de hennepkwekerij in de woning aan de [adres 1] gevaarlijke goederen aanwezig waren. Eveneens is vast komen te staan dat kosten zijn gemaakt om de hennepkwekerij te ontmantelen. Ten aanzien van de hoogte van het gevorderde totaalbedrag overweegt de rechtbank dat deze kosten haar niet irreëel voorkomen. De rechtbank legt daarom de Maatregel Kostenverhaal ter hoogte van
€ 801,44 aan verdachte op. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen gelet op artikel 13d, derde lid van de Opiumwet in samenhang met artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht 16 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 Sr en artikel 13d van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
maatregel
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet een bedrag van
€ 801,44 (achthonderdeen euro en vierenveertig eurocent);
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste gevorderd kan worden op
16 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023529557. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.