3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
[minderjarige] heeft op 8 oktober 2023 bij de politie verklaard dat haar moeder haar op
7 oktober 2023 rond 23:00 uur heeft geslagen in haar gezicht en op haar armen en benen. Haar moeder heeft haar geslagen met de hand en met een riem, omdat ze haar pinpas zocht en dacht dat [minderjarige] de pas had gepakt. [minderjarige] heeft verder verklaard dat haar moeder rond 2:45 uur weer thuis kwam na het stappen en haar op dat moment weer heeft geslagen. [minderjarige] was bang en voelde heel veel pijn.Op 13 oktober 2023 is [minderjarige] nogmaals gehoord in een kindvriendelijke studio en heeft daar haar verklaring bevestigd.
Getuige [getuige] (hierna [getuige] ) heeft verklaard dat ze hoorde dat verdachte om 3:00 uur dronken thuis kwam en vervolgens [minderjarige] wakker maakte en tegen haar schreeuwde en schold. [getuige] hoorde een dof geluid alsof iemand aan het slaan was en ze hoorde [minderjarige] gillen. Toen [getuige] naar de kamer van verdachte ging, deed [minderjarige] de deur open. Ze had een opgeblazen gezicht met blauwe plekken en had tranen in haar ogen. [getuige] heeft verklaard dat ze zag dat verdachte op het bed zat met in haar rechterhand een riem.
Als de politie ter plaatse komt, treffen zij [minderjarige] aan en zien de verbalisanten bij [minderjarige] een verdikking en een beginnende bloeduitstorting op haar linkerwang en blauwe plekken en een verdikking op haar rechterhand. [minderjarige] moest hard huilen en zei dat ze bang was voor haar moeder en niet naar haar moeder terug wilde gaan.
[minderjarige] is op 9 oktober 2023 door een arts onderzocht, die bij [minderjarige] uitgebreid letsel met vele bloeduitstortingen heeft geconstateerd, waaronder patroonletsels en kras- of schaafletsels. De arts heeft geconcludeerd dat de hypothese dat het totale letselbeeld is toegebracht veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat het letsel accidenteel is ontstaan. Een deel van het letsel op de linkerwang, de strekzijde van de rechterpols en de buitenzijde van het linkeronderbeen wordt door de arts beschreven als een lusvormig patroonletsel, dat ontstaan is doordat een lineair voorwerp met kracht tegen een lichaamsdeel is gekomen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat zij [minderjarige] twee keer heeft geslagen op haar gezicht en een keer op haar lip. Ze heeft [minderjarige] vastgepakt en aan haar schouders geschud.Verdachte heeft ontkend dat zij [minderjarige] heeft geslagen met een riem.
Bewijsoverwegingen
Op grond van het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [minderjarige] heeft geslagen en haar heeft vastgepakt en geschud aan haar schouders.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte [minderjarige] heeft geslagen met een riem.
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] in het verhoor op 8 oktober 2023 en ook in het studioverhoor op 13 oktober 2023 zeer consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die verdachte heeft verricht en waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht de verklaring van [minderjarige] betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
De verklaring van [minderjarige] dat ze geslagen is met een riem wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] , die geluiden heeft gehoord alsof iemand aan het slaan was en meteen daarna verdachte heeft gezien terwijl verdachte de riem in haar hand had. Bovendien past het gebruik van een riem bij de conclusie uit het medisch onderzoek waarin wordt gesproken over een lusvormig patroonletsel dat past bij een impact met een lineair voorwerp, hetgeen past bij de impact van een riem.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastelegging.
Artikel 6 EVRM?Ter terechtzitting van 2 september 2024 heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het horen van [minderjarige] als meegebrachte getuige op de zitting, afgewezen. Nu de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen, zal de rechtbank moeten beoordelen of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Uit de rechtspraak volgt dat in drie stappen beoordeeld wordt of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
De rechtbank heeft het getuigenverzoek afgewezen, omdat zij van oordeel is dat het gegronde vermoeden bestaat dat het welzijn van [minderjarige] door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om haar als getuige te kunnen ondervragen. Dit gegronde vermoeden leidt de rechtbank af uit de zeer jeugdige leeftijd van [minderjarige] ten tijde van het incident, maar ook nog steeds ten tijde van behandeling van de onderhavige strafzaak en de omstandigheid dat [minderjarige] weer bij verdachte (haar moeder) woont van wie zij voor haar welzijn afhankelijk is, waardoor zij in een loyaliteitsconflict terecht zou kunnen komen.
[minderjarige] heeft twee keer een consistente verklaring afgelegd, eerst een korte verklaring in de nacht van het incident en later, een uitgebreide verklaring in een kindvriendelijke studio. Uit de bewijsoverwegingen volgt dat de bewezenverklaring niet geheel of in beslissende mate rust op deze verklaring. De verklaring van [minderjarige] wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier zoals de deels bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van [getuige] en het medische onderzoek. Deze bewijsmiddelen bieden naar het oordeel van de rechtbank voldoende compensatie voor het niet kunnen ondervragen van [minderjarige] als getuige. De rechtbank gaat voorbij aan het argument van de raadsman dat het verhoor van [minderjarige] niet audiovisueel zou zijn geregistreerd, nu uit diezelfde verklaring de onjuistheid van dat argument blijkt. Alles bezien is de rechtbank van oordeel dat de procedure in zijn geheel eerlijk is verlopen.