ECLI:NL:RBOVE:2024:4791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
08-109800-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en verkeersovertredingen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 30 maart 2024 in Enschede een auto heeft gestolen van [slachtoffer] door deze met geweld te overmeesteren. De verdachte heeft [slachtoffer] meerdere keren geslagen en geschopt, waardoor deze letsel opliep. Na de diefstal volgde een levensgevaarlijke achtervolging door de politie, waarbij de verdachte met hoge snelheid en zonder controle over zijn voertuig reed, wat leidde tot gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, ernstige verkeersovertredingen en het weigeren mee te werken aan een bloedonderzoek. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 2 jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van € 5.342,22 betalen aan de benadeelde partij, [slachtoffer].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-109800-24 (P)
Datum vonnis: 13 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat in Haaksbergen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] met geweld van zijn auto heeft beroofd;
feit 2:als bestuurder van een auto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, (primair) dan wel dat hij als bestuurder van een auto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd (subsidiair);
feit 3:heeft geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek, nadat tegen hem een verdenking was gerezen ter zake van rijden onder invloed.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Enschede op de openbare weg, te weten de
[adres 1], een auto (met kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer]
- meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen de kaak en/of het hoofd, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen (waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam) en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in de rug en/of de buik en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of te trappen;
2
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Wierden en/of te Aadorp (gemeente Almelo en/of te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N36 en/of Bedrijvenpark Twente en/of de Iepenweg Zuid en/of de Bruglaan en/of de Plesmanweg de Aadorpweg en/of de Westermaatweg en/of Verzetstraat en/of de [adres 2] en/of de Almeloseweg en/of de Zuivering, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- tijdens een achtervolging door de politie toen aldaar op voornoemde wegen, althans binnen de bebouwde kom van voornoemde plaatsen, (telkens) heeft gereden met snelheden tussen de 80 en 100 kilometer per uur, in elk geval (telkens) hoger dan de aldaar op die wegen toegestane maximumsnelheid, althans en/of
- meermaals op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer heeft gereden en/of onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
- op het fietspad heeft gereden en/of
- ( telkens) heeft gereden met een lekke band en/of
- zijn voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of vervolgens/daarbij een band heeft verloren welke band een ander voertuig ([kenteken 2]), toebehorend en/of in gebruik bij [aangever 1], heeft geraakt en/of met zijn voertuig tegen een meer vuilnisbakken, toebehorend aan de heer [aangever 2] en/of de gemeente Twenterand, is gebotst en/of met zijn motorrijtuig in de berm is gebotst/gereden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Wierden en/of te Aadorp (gemeente Almelo en/of te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N36 en/of Bedrijvenpark Twente en/of de Iepenweg Zuid en/of de Bruglaan en/of de Plesmanweg de Aadorpweg en/of de Westermaatweg en/of Verzetstraat en/of de [adres 2] en/of de Almeloseweg en/of de Zuivering,
- tijdens een achtervolging door de politie toen aldaar op voornoemde wegen, althans binnen de bebouwde kom van voornoemde plaatsen, (telkens) heeft gereden met snelheden tussen de 80 en 100 kilometer per uur, in elk geval (telkens) hoger dan de aldaar op die wegen toegestane maximumsnelheid, althans en/of
- meermaals op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer heeft gereden en/of onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
- op het fietspad heeft gereden en/of
- ( telkens) heeft gereden met een lekke band en/of
- zijn voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of vervolgens/daarbij een band heeft verloren welke band een ander voertuig ([kenteken 2]), toebehorend en/of in gebruik bij [aangever 1], heeft geraakt en/of met zijn voertuig tegen een meer vuilnisbakken, toebehorend aan de heer [aangever 2] en/of de gemeente Twenterand, is gebotst en/of met zijn motorrijtuig in de berm is gebotst/gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Borne, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (met kenteken [kenteken 1]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 30 maart 2024 was [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) omstreeks 9:30 uur samen met zijn tienjarige zoon en diens, eveneens tienjarige, vriendje bij het crematorium aan de [adres 1] in Enschede om gesnoeid hout op een aanhanger te pakken. Op enig moment liep verdachte samen met zijn hond richting de auto van [slachtoffer], een grijze Citroën Nemo met kenteken [kenteken 1]. Verdachte opende de autodeur en ging op de bestuurdersstoel zitten. [slachtoffer] rende naar zijn auto toe en probeerde de sleutel uit het contactslot te halen via de bijrijderskant. Verdachte sloeg met zijn vuist meerdere keren tegen het gezicht van [slachtoffer] en raakte hem onder andere op de kaak. [slachtoffer] kreeg, ondanks de vuistslagen tegen zijn gezicht, de autosleutels te pakken. Opnieuw werd hij door verdachte hard tegen het gezicht geslagen. Hierna zakte [slachtoffer] door zijn knieën en viel hij op de grond. Verdachte heeft [slachtoffer] nog meermalen tegen het lichaam en tegen het hoofd geschopt, toen [slachtoffer] op de grond lag. Uiteindelijk kreeg verdachte de autosleutels te pakken en is hij weggereden in de auto van [slachtoffer]. Twee verbalisanten kregen het verzoek om ter hoogte van Wierden te posten in verband met een melding van een gestolen voertuig. Aldaar kregen de verbalisanten te horen dat het voertuig op de N36 de afslag bij Wierden-Noord had genomen en het Bedrijvenpark Twente was opgereden. Toen de verbalisanten via de afslag Wierden-Noord op de Bedrijvenparksingel in de richting van het Bedrijvenpark Twente-Noord reden, kwam verdachte hen tegemoet rijden. Verdachte reed het Bedrijvenpark Twente op en sloeg vervolgens af om de Iepenweg Zuid in te rijden. Hij reed op dat moment ongeveer 80 kilometer per uur. Verdachte slingerde met de auto over de weg en reed de Bruglaan in. Verdachte reed met een snelheid van ongeveer 56 kilometer per uur door de woonwijk. De linker voorband van de auto was lek. Verdachte reed met de auto de Plesmanweg op. Hij reed met hoge snelheid – ongeveer 80 kilometer per uur – in de richting van Aadorp, waarbij hij op de verkeerde weghelft reed, erg veel gas gaf en geen richting aangaf. Verdachte ging met hoge snelheid de rotonde van de Aadorpsweg met de Westermaatweg over. Hij reed meermalen op de linker weghelft, waardoor tegemoetkomende voertuigen moesten remmen en uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Terwijl verdachte op de weg vanaf Aadorp in de richting van Vriezenveen reed, verloor zijn auto, ter hoogte van de brug van de N36, de linker voorband. Deze band raakte de auto van [aangever 1] met kenteken [kenteken 2], die op dat moment op de andere weghelft, vanaf Vriezenveen in de richting van Aadorp, reed. Verdachte minderde geen vaart en reed door op de velg. Verdachte kwam opnieuw meermalen met de auto op de verkeerde weghelft. Hij reed met 80 kilometer per uur de bebouwde kom van Vriezenveen binnen. Ongeveer 100 meter voor de kruising met de Verzetstraat stuurde verdachte de auto het naastgelegen fietspad op. Een hardloper kon het voertuig ternauwernood ontwijken. Via het fietspad sloeg verdachte met een snelheid van 80 kilometer per uur rechtsaf richting de Verzetstraat. Ook nu kwam verdachte weer meermalen op de verkeerde weghelft terecht waardoor andere weggebruikers moesten uitwijken en remmen. Verdachte sloeg met hoge snelheid de [adres 2] in. Hij hield in deze straat links aan en reed tegen twee afvalcontainers aan die op het trottoir stonden . Op de plek waar de Almeloseweg overgaat op de Zuivering, te Vriezenveen, raakte verdachte de controle over het stuur kwijt en kwam hij in de berm tot stilstand. Verdachte en zijn hond werden in de auto aangetroffen. In verband met het vermoeden dat verdachte onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, lid 5, Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994) verkeerde, werd hem door de hulpofficier van justitie bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 WVW 1994. Hierbij werd aan verdachte medegedeeld dat een weigering een misdrijf oplevert. Verdachte weigerde mee te werken aan dit bloedonderzoek.
3.3.2.
Ten aanzien van feit 1
De overwegingen van de rechtbank
Bij de politie heeft verdachte verklaard, nadat hem was voorgehouden dat er aangifte was gedaan van diefstal met geweld, dat dat wel met “die auto” te maken zou hebben. Verdachte heeft tijdens dit verhoor erkend dat hij de auto van iemand heeft afgepakt en dathij de man een paar keer heeft weggeduwd. Verder heeft hij verklaard dat hij die sleutel moest hebben en dat hij daar weg wilde. . Bij de hierop volgende verhoren en ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niets meer van het voorval kan herinneren. De rechtbank zal de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd echter gebruiken voor het bewijs, nu verdachte deze verklaring kort na het incident, nog op dezelfde heeft afgelegd. Hetgeen zich op die dag heeft voorgedaan lag op dat moment immers nog vers in het geheugen en uit de verklaring blijkt dat verdachte bepaalde details op dat moment wel wist.
De rechtbank concludeert op grond van de aangifte van [slachtoffer], zijn letsel, alsmede op grond van de verklaring van verdachte zelf, dan ook dat verdachte de diefstal met geweld zoals ten laste gelegd heeft begaan.
3.3.3.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 30 maart 2024 te Enschede op de openbare weg, te weten de
[adres 1], een auto (met kenteken [kenteken 1]) die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer]
- meerdere malen (met kracht) tegen de kaak en het hoofd te stompen (waardoor voornoemde
[slachtoffer] ten val kwam) en
- meerdere malen, althans eenmaal, tegen de rug en/of de buik en het hoofd, te schoppen;
2
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Aadorp, gemeente Almelo en te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Iepenweg Zuid en de Bruglaan en de Plesmanweg en de Aadorpweg en de Westermaatweg en Verzetstraat en de [adres 2] en de Almeloseweg en de Zuivering, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- tijdens een achtervolging door de politie toen aldaar op voornoemde wegen, gereden met snelheden tussen de 80 en 100 kilometer per uur, in elk geval (telkens) hoger dan de aldaar op die wegen toegestane maximumsnelheid, en
- meermaals op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer heeft gereden en onvoldoende rechts heeft gehouden en
- op het fietspad heeft gereden en
- heeft gereden met een lekke band en
- zijn voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden, en vervolgens/daarbij een band heeft verloren welke band een ander voertuig ([kenteken 2]), toebehorend en/of in gebruik bij [aangever 1], heeft geraakt en/of met zijn voertuig tegen een meer vuilnisbakken, toebehorend aan de gemeente Twenterand, is gebotst en met zijn motorrijtuig in de berm is gebotst/gereden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3
hij op 30 maart 2024 te Borne, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (met kenteken [kenteken 1]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 176 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
feit 2 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
het misdrijf: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geformuleerd in haar rapport van 23 augustus 2024, te worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van een jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zo spoedig mogelijk naar de Piet Roordakliniek moet. Er is nog geen opnamedatum bekend. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor onbepaalde duur tot de (tot op heden nog onbekende) opnamedatum van verdachte bij de Piet Roordakliniek. Dit zodat verdachte vanuit detentie aansluitend opgenomen kan worden. Het restant van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf kan dan als voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voor wat betreft de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft [slachtoffer] uit het niets en zonder enige aanleiding aangevallen en heeft daarna zijn auto weggenomen. Ook toen [slachtoffer] al op de grond lag heeft verdachte hem nog tegen zijn lichaam en hoofd geschopt. Het moet voor [slachtoffer] een zeer beangstigende situatie zijn geweest. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een voor het publiek toegankelijke plaats, waar [slachtoffer] op dat moment samen met zijn tienjarige zoontje en diens vriendje was. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat deze kinderen getuige zijn geweest van het excessieve geweld dat is toegepast door verdachte. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Het geweld was dusdanig dat [slachtoffer] hier onder meer een aantal gebroken tanden, een hersenschudding en kneuzingen en verwondingen over zijn gehele lichaam aan over heeft gehouden. Verdachtes handelen heeft een grote impact gehad op verdachte en zijn zoon, zo blijkt uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding en de korte toelichting die [slachtoffer] hier ter terechtzitting op heeft gegeven. [slachtoffer] is tot op heden arbeidsongeschikt en hij heeft PTSS opgelopen door het voorval. Ook zijn zoontje heeft psychische gevolgen van het voorval ondervonden. Nadat verdachte de auto had weggenomen heeft er een levensgevaarlijke politieachtervolging plaatsgevonden. De verdachte heeft zich hierbij zeer onverantwoordelijk gedragen en onaanvaardbare grote risico’s genomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. De verdachte heeft hiermee niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van andere verkeersdeelnemers zeer ernstig in gevaar gebracht. Verdachte en de aldaar aanwezige verkeersdeelnemers mogen van geluk spreken dat er geen gewonden of zelfs doden zijn gevallen. Tot slot heeft verdachte geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek. Door het weigeren mee te werken aan dit onderzoek heeft verdachte een door het bevoegd gezag genomen besluit genegeerd en kon er niet worden vastgesteld of verdachte daadwerkelijk verdovende middelen had gebruikt en zo ja, in welke mate. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 13 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld en dat aan hem meermalen een strafbeschikking is opgelegd in verband met verkeersgevaarlijk (rij)gedrag. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 2 juli 2024, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker bij Tactus Nederland en zijn aanvullende reclasseringsadvies van 23 augustus 2024,. Hieruit komt het volgende naar voren. Er is sprake van jarenlange middelenproblematiek bij verdachte. Uit de verdiepingsdiagnostiek van JusTact, van 17 juni 2024, blijkt dat er sprake is van een stoornis in het gebruik van opioïde (oxycodon, heroïne en Fentanyl), stimulatium (speed/amfetamine), stimulantium (cocaïne) en cannabis. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De forensische polikliniek JusTact adviseert een klinische opname binnen een forensisch kader met een aanvullende ambulante behandeling. De reclassering heeft in eerste instantie geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat een klinische opname als noodzakelijk werd gezien ter vermindering van het risico op recidive en verdachte hiertoe niet gemotiveerd was. Inmiddels heeft verdachte te kennen gegeven dat hij toch openstaat voor een klinische opname. Om die reden heeft de reclassering haar advies in het meest recente rapport gewijzigd. De reclassering adviseert nu om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering acht een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, een (hard)drugsverbod en dagbesteding geïndiceerd. Verdachte is inmiddels met spoed aangemeld bij de Piet Roordakliniek. Hij is bereid om mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf en/of maatregel
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte en de ernst van het letsel van aangever [slachtoffer] oordeelt de rechtbank dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank ziet in het meest recente over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren passend en geboden. Bij het bepalen van de omvang van deze ontzegging heeft de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Voor het weigeren om mee te werken aan een bloedonderzoek is het uitgangspunt een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden. In onderhavig geval is er niet enkel sprake van een weigering van een bloedonderzoek, maar ook van een ernstig verkeersfeit, namelijk het overtreden van artikel 5a WVW1994. Daarnaast is er sprake van recidive met betrekking tot het plegen feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de WVW1994. Naar het oordeel van de rechtbank doet een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar, zoals is gevorderd door de officier van justitie, geen recht aan de ernst van de feiten en de overige in aanmerking te nemen omstandigheden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.342,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico auto ad € 100,00;
- tandartskosten ad € 73,22;
- eigen risico in verband met ambulance ad € 385,00
- fysiotherapie ad € 456,59;
- reiskosten ad € 487,41;
- parkeerkosten ad € 40,00;
- telefoonkosten ad € 50,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.750,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde onder feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.592,22, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de [slachtoffer] recht op een vergoeding van de immateriële schade, aangezien hij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1 lichamelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft gevorderd dat het schadebedrag als voorschot wordt vastgesteld. De rechtbank begrijpt de vordering zo dat vergoeding wordt gevraagd van dat deel van de schade dat tot dusver bekend is. De schadepost is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot vergoeding van immateriële schade voldoende onderbouwd om deze naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 3.750,00 vast te stellen. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr en op artikel 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
feit 2, het misdrijf: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3, het misdrijf: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële
instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte wordt met het DV&O naar de desbetreffende zorginstelling vervoerd. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt
met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtde verdachte terzake feit 2 en feit 3 de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1) toe tot een bedrag van € 5.342,22 (bestaande uit € 1.592,22 materiële schade en € 3.750,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1): van een bedrag van € 5.342,22 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde onder feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.342,22 (zegge: vijfduizend driehonderdtweeënveertig euro en tweeëntwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.
Buiten staat
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024144719-3. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 maart 2024, pagina 77 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Er is aangifte gedaan tegen jou van diefstal met geweld. Als ik dit zo zeg kun je
je dan iets herinneren?
A: Nouja dat zal wel met die auto te maken hebben
V: Dat klopt, wat kun je erover vertellen
A: Ja ik heb die auto van iemand afgepakt.
V: Wat heb je dan gedaan?
A: Ik heb hem paar keer weggeduwd.
V: Aangever verklaarde dat je hem meerdere malen hebt geschopt. Weet je nog hoevaak?
A: Nee, ik moest gewoon de sleutel hebben. Hij had hem. Ik wilde daar gewoon weg.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 april 2024, pagina 7 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Plaats delict: [adres 1]
Op zaterdag, 30 maart 2024, omstreeks 09:30 uur ging ik samen met mijn zoon en zijn vriendje naar het crematorium aan de [adres 1] te [plaats]. Ik heb hier een bosperceel waar ik gesnoeid hout op de aanhanger wilde pakken. Omstreeks 10:00 uur zag ik een man aankomen lopen met een hond uit de richting van het crematorium. Ik zag dat de man de deur van mijn auto opendeed en op de bestuurderstoel ging zitten. Ik rende naar de man toe en probeerde de sleutel uit het contact te halen, via de bijrijderskant, terwijl de man nog op de bestuurderstoel zat. Ik zag dat de man van zijn rechterhand een vuist maakte. Ik zag dat de vuist richting de linkerkant van mijn gezicht ging. Ik voelde dat de vuist tegen mijn linker kaak aan kwam. Ik voelde dat de man 4 á 5 keer met zijn vuist op mijn gezicht sloeg. Ondanks dat ik in mijn gezicht werd geslagen door de man wist ik de autosleutel te
pakken krijgen. Ik voelde daarna een hele harde dreun tegen mijn gezicht aan. Ik
voelde hier heel veel pijn bij en werd erg wazig in mijn hoofd. Ik bukte om de telefoon op te rapen. Ik voelde plotseling een steekende pijn aan de linkerkant van mijn rug/buik. Ik bukte om de telefoon op te rapen. Achter de aanhanger zakte ik door mijn knieën. Mijn lichaam lag in het verlengde van de aanhanger. De man kwam achter mij aan. Ik zag dat de man zijn rechtervoet naar achterhaalde. Ik zag dat de rechtervoet van de man in de richting van mij kwam. Ik voelde dat de rechtervoet van de man tegen mijn linkerkant van mijn rug/buik aankwam. Ik voelde dat de man mij daarna nog vijf keer schopte. Ik voelde dat één van die trappen tegen mijn hoofd aankwam. De man kreeg uiteindelijk de sleutel te pakken.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], van 30 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 30 maart 2024 omstreeks 10:30 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen een man, naar
later bleek slachtoffer [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ), staan. Wij zagen dat hij bloed in zijn gezicht en bloed op zijn kleding had. Wij zagen dat hij een schrammen op zijn lip had en dat hij beginnende blauwe plekken op zijn junkbeen had.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, een geneeskundige verklaring van Medisch Spectrum Twente, M.A. Kooijman, arts assistent, namens S.J.W. van Ommeren, spoedeisende hulparts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie57-jarige man meldt zich met st. na mishandeling met daarbij
1. LTSH
2. oppervlakkige verwonding aangezicht en lip bij ook schade aan tanden
3. hematomen achterhoofd en kin
4. multipele contusies o.a. linker flank en linker thorax helft
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6], van 30 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 30 maart 2024 kregen omstreeks 11:37 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], het verzoek van het Operationeel Centrum om te rijden naar de N36 en daar post te pakken ter hoogte van Wierden. Aanrijdend kregen wij te horen van de meldkamer dat het voertuig op de N36 de afslag bij Wierden-Noord had genomen en het Bedrijvenpark Twente was opgereden. Wij zijn via de N36, afslag Wierden-Noord ook het Bedrijvenpark opgereden. Wij reden over de Bedrijvenparksingel in de richting van Bedrijvenpark Twente-Noord en toen zagen wij dat het voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken 1], ons tegemoet kwam rijden. Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], zagen dat hij linksaf de Bedrijvenpark Twente opreed en direct rechtsaf de Bedrijvenpark Twente insloeg om vervolgens linksaf de Iepenweg Zuid in te rijden. De snelheid was hoog, ongeveer tachtig
kilometers per uur. Wij zagen dat het voertuig slingerend over de weg reed.
Ter hoogte van een T-splitsing zagen wij dat het voertuig linksaf de Bruglaan opreed.
Wij reden in de woonwijk. Wij zagen dat de snelheid nog steeds hoog was, ongeveer
zesenvijftig kilometers per uur. Vervolgens zagen wij dat het voertuig linksaf de Van
Maasdijkweg inreed. Wij zagen dat de linker voorband van het voertuig lek was.
Op de kruising zagen wij dat het voertuig linksaf de Plesmanweg opreed. Wij zagen dat
hij met een hoge snelheid rechtdoor reed in de richting van Aadorp. Wij zagen dat de
bestuurder van het voertuig levensgevaarlijk reed. Wij zagen dat hij op de andere
weghelft reed, erg veel gas gaf en geen richting aangaf. De snelheid op de Plesmanweg
was op een gegeven moment ongeveer tachtig kilometer per uur. Wij zagen dat het
voertuig rechtdoor reed waar de Plesmanweg overgaat in de Aadorpweg. Wij zagen dat het voertuig met hoge snelheid de rotonde, Aadorpsweg met de Westermaatweg, overging. Wij zagen dat de bestuurder meermaals de linker rijhelft opreed en dat meerdere tegemoet komende voertuigen moesten remmen en uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Ter hoogte van de brug van de N36 zagen wij dat de linker voorband van de velg afvloog en terecht kwam op de andere rijhelft waar deze tegen een tegemoet komend voertuig, aankwam. Wij zagen dat de verdachte geen vaart minderde en doorreed op zijn velg. Wij zagen dat verdachte meermaals weer op de verkeerde rijhelft terecht kwam. Wij zagen dat meerdere tegemoet komende voertuigen moesten remmen en uitwijken voor
verdachte. Wij zagen dat verdachte Vriezenveen inreed met de snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur. Wij zagen dat verdachte auto's bleef inhalen. Wij zagen dat
ongeveer 100 meter voor de kruising met de Verzetstraat de verdachte het naastgelegen
fietspad opstuurde. Wij zagen dat er een hardlopen op het fietspad liep die ter nauwe
nood het voertuig van verdachte kon ontwijken. Wij zagen dat de verdachte rechtsaf
sloeg de Verzetstraat op. Wij zagen dat de verdachte met hoge snelheid van ongeveer
80 kilometer per uur over de Verzetstraat reed. Wij zagen dat de verdachte weer
meermaals aan de verkeerde kant van de weg terechtkwam. Wij zagen dat meerdere
bestuurders moesten uitwijken en remmen. Wij zagen dat de verdachte met hoge snelheid
recht afsloeg de [adres 2] op. Wij zagen dat de verdachte ter hoogte van de
[adres 2] links aanhield en tegen 2 afvalcontainer aanreed die op het trottoir
stonden. Wij zagen dat hierdoor beide afvalcontainers vernield werden en het afval
door de lucht vloog. Wij zagen dat verdachte rechts afsloeg de Almeloseweg op. Wij
zagen dat de vuurvonken van het linker voorwiel afvlogen. Wij zagen dat de
Almeloseweg overging op de Zuivering. Wij zagen dat de verdachte in de bocht de macht
over het stuur verloor en in de berm tot stilstand kwam. Wij zijn uit het
dienstvoertuig gestapt en hebben verdachte aangehouden en transboeien aangelegd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 30 maart 2024, pagina 48 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Plaats delict: Aadorpweg,7671 RA Vriezenveen
Pleegdatum: zaterdag 30 maart 2024
Wij kwamen met de auto van Vriezenveen richting Aadorp. Wij zagen 2 politiewagens met toeters en bellen, hard rijdend op ons afkomen. Onder het viaduct van de N36 zien we ineens een band rollen en komt tegen onze auto aan.
De aangever verstrekte over het beschadigde de volgende informatie:
Merk/type: Renault Clio
Kenteken: [kenteken 2]
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 31 maart 2024, pagina 51 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Plaats delict: [adres 2], binnen de gemeente Twenterand
De kliko is eigendom van ROVA, dit valt onder de gemeente Twenterand. Ik heb gisterenochtend, op zaterdag 30 maart 2024, omstreeks 7.00 de kliko aan de straat gezet. De kliko was in goede staat en ik had hem netjes achtergelaten. Ik zag dat de kliko gescheurd was en dat beide wielen onder de kliko weg waren. De kliko was absoluut niet meer bruikbaar.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige van [getuige] van 30 maart 2024, pagina 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op 30 maart 2024 omstreeks 11:50 uur was ik samen met mijn collega's aan het werk in
de [adres 2]. Ik zag dat er een donkere citroen met hogesnelheid de straat inreed, het voertuig kwam uit de richting van de Thorbeckestraat en reed in de richting van de Almeloseweg te Vriezenveen. Halverwege de straat hoorde ik een piepend geluid en waarna ik een knal hoorde.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6], van 30 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 30 maart 2024 zagen wij dat het voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken 1], ons tegemoet kwam rijden. Wij zagen dat de verdachte in de bocht de macht over het stuur verloor en in de berm tot stilstand kwam. Wij zijn uit het dienstvoertuig gestapt en hebben verdachte aangehouden en transboeien aangelegd.
2.
Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt door [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], van 3 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Identiteitsgegevens van de verdachte
De verdachte gaf mij, [verbalisant 6] ([code 1]), op te zijn genaamd:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1988
Vermoeden van uitsluitend andere stof
Wij, [verbalisant 6] ([code 1]), [verbalisant 5] ([code 2]) en [verbalisant 7]
([code 3]), vermoedden dat de verdachte uitsluitend onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 Wegenverkeerswet 1994 verkeerde. Dit bleek uit:
- de eerder bij "Waarneming drugs en/of andere stof" vermelde kenmerken.
- Verdachte had in zijn fouillering meerdere verpakking met medicatie, waaronder Lorazepam.
Bevel bloedonderzoek
Op 30 maart 2024 om 12:50 uur, Arrestantencomplex Borne, heb ik, [verbalisant 7] ([code 3]), in mijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert.
De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: de verdachte werd gevraagd
om mee te werken met het onderzoek. De verdachte weigerde alles. De hulpofficier van
justitie, heeft de verdachte beveelt om mee te werken, dit bleef hij weigeren.