ECLI:NL:RBOVE:2024:4771

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
08.305326.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang en doorrijden na aanrijding

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel. De verdachte reed op 29 augustus 2023 te Oldenzaal met zijn auto op de kruising van de Waterwinweg en de Heideweg, waar hij geen voorrang verleende aan een van links naderende fietser. Door deze aanrijding raakte de fietser, [slachtoffer], ernstig gewond, met diverse wervelbreuken en neurologische uitval als gevolg. Na de aanrijding is de verdachte doorgereden zonder hulp te bieden aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, en dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als verkeersdeelnemer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 30 augustus 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval en dat zijn gedrag heeft geleid tot de ernstige verwondingen van het slachtoffer. De verdachte heeft zich pas twee dagen na het ongeval gemeld bij de politie, nadat hij op sociale media over de toestand van het slachtoffer had gelezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.305326.23 (P)
Datum vonnis: 13 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Yaprak, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft veroorzaakt;
feit 1 subsidiair: gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 1 meer subsidiair: geen voorrang heeft verleend waarbij aan [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
feit 2:de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de kruising van de wegen, de Waterwinweg met de Heideweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte (met de verkeerssituatie) ter plaatse zeer bekend is en/of
terwijl hij aan het telefoneren was en/of terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, de Waterwinweg, met (het fiets/bromfietspad) de Heideweg naderde en/of
terwijl voor dat fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
terwijl voor dat (kruisende) bromfietspad (de Heideweg) aan de linker- en/of rechterzijde van die weg (de Waterwinweg) in zijn rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van voormeld
reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", -met
daaronder aangebracht onderbord OB503, inhoudende: “Fietsers/bromfietsers uit beide
richtingen”, waren geplaatst en/of terwijl het zicht op kruisend verkeer (van links) werd belemmerd door een geparkeerde vrachtauto,
- in strijd met artikel 61a van voormeld reglement een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op eventueel naderend
verkeer (op voornoemd fiets/bromfietspad) en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op dat fiets/bromfietspad heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of over dat
fiets/bromfietspad verkeer naderde en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op dat fiets/bromfietspad rijdend, toen hem dicht van
links genaderd zijnde fietser en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Oldenzaal, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de kruising van de wegen, de Waterwinweg met de
Heideweg,
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op eventueel naderend
verkeer (op voornoemd fiets/bromfietspad) en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op dat fiets/bromfietspad heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of over dat
fiets/bromfietspad verkeer naderde en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op dat fiets/bromfietspad rijdend, toen hem dicht van
links genaderd zijnde fietser en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Oldenzaal, als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Waterwinweg, ter plaatse waar voor een
kruisende weg, te weten de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Heideweg, op het
wegdek haaientanden waren aangebracht, de bestuurder van een op die kruisende weg de
Heideweg geen voorrang heeft gegeven, waarbij (zwaar lichamelijk) letsel aan personen is
ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Oldenzaal, op of nabij de kruising van de Waterwinweg en/of de Heideweg, op of omstreeks 29 augustus 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht
en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder 1, primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat op basis van het dossier onvoldoende omstandigheden blijken, die maken dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Allereerst kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een telefoon in zijn handen had en ten tweede blijkt uit het dossier niet dat verdachte te hard gereden heeft. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen kunnen worden verklaard op grond van de verklaring van verdachte en het in het dossier aanwezige bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1 primair en onder 2 heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De redengevende feiten en omstandigheden
Feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 29 augustus 2023 rond 15.15 uur komt er een 112 melding binnen bij de politie. In de berm op de kruising van de Waterwinweg en de Heideweg (fietspad) in Oldenzaal is een man aangetroffen. De man wordt gereanimeerd en naar het ziekenhuis vervoerd. Naar aanleiding van berichtgeving hierover door RTV Oost doet de zus van het slachtoffer een oproep op Facebook. [slachtoffer] ligt in coma en er wordt gezocht naar mogelijke getuigen. Naar aanleiding hiervan meldt verdachte zich op 31 augustus 2023 bij de politie. Verdachte maakt bij de politie kenbaar dat hij op 29 augustus 2023 een aanrijding heeft gehad met een fietser en vervolgens is doorgereden.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 29 augustus 2023 te Oldenzaal op de kruising van de Waterwinweg met de Heideweg met zijn voertuig in aanrijding is gekomen met een fietser. Verdachte heeft verklaard dat hij niet te hard heeft gereden en dat hij geen telefoon in zijn hand had ten tijde van de aanrijding. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij bekend is met de voorrangskruising waarop het ongeval plaatsvond omdat hij daar bijna dagelijks rijdt om zijn vrouw van haar werk op te halen. Ook verklaarde verdachte tijdens de zitting dat hij, vanwege de geparkeerde vrachtwagen, voorbij de haaientanden is gereden en toen ineens iemand zag vallen. Verdachte dacht eerst dat een paard zijn auto raakte en zag toen een persoon op de grond liggen.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
De vraag is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Daartoe is vereist dat het rijgedrag van de verdachte op zijn minst aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. De rechtbank dient daarbij te letten op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. In het bijzonder zal de rechtbank zich in deze zaak richten op de vraag of er sprake was van de ten laste gelegde gedragingen en omstandigheden. De rechtbank zal hieronder uiteenzetten dat verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval, en in welke mate.
De rechtbank concludeert op basis van de verklaringen van verdachte en de informatie in het dossier dat verdachte, goed bekend ter plaatse, als bestuurder van een personenauto heeft gereden op een voor hem bekende weg de Waterwinweg. Deze weg kruist een fiets- en bromfietspad (Heideweg). Voor dat fietspad waren haaientanden geplaatst, inhoudende dat bestuurders voorrang moeten verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Voor het kruisende fiets- en bromfietspad was bovendien bebording aangebracht eveneens inhoudende dat voorrang verleend moet worden aan bestuurders op de kruisende weg en bebording inhoudende dat fietsers/ bromfietsers komen uit beide richtingen.
Het zicht naar links werd vlak voor de kruising belemmerd door een geparkeerd voertuig.
Aanrijdend had verdachte tot dat moment gelegenheid de kruisende weg naar links over geruime afstand te overzien. Aangekomen bij de kruising had verdachte (weer) (volledig) zicht kunnen krijgen op de kruisende weg, door de haaientanden op korte afstand te naderen, stil te staan en vanaf daar de kruising te overzien. Anders dan verdachte stelt, was het niet nodig om zich op het kruisende fiets-/ bromfietspad te begeven teneinde goed zicht te krijgen op de kruisende weg.
Verdachte is niet voor de haaientanden gestopt, althans niet stil blijven staan en zonder voldoende zicht te hebben het kruisende fiets-/bromfietspad opgereden en daar in aanrijding gekomen met een van links komende fietser, [slachtoffer] die hierdoor ernstig gewond is geraakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende tijd heeft gehad om de verkeerssituatie, die vanwege het geparkeerde voertuig juist om extra alertheid vroeg, (opnieuw) te beoordelen, maar dat hij onvoldoende heeft gelet op de van links komende fietser.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door op deze manier te handelen, aanmerkelijke schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat door het ongeval aan [slachtoffer] letsel is toegebracht. Uit de
geneeskundige verklaring van de GGD volgt dat er sprake was van diverse wervelbreuken op nek- en borstkasniveau (hoge dwarsleasie) met daarbij neurologische uitval en uitval van hart en longen. [slachtoffer] is aan deze breuken meerdere keren geopereerd. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van letsel dat naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Mobiele telefoon
Verdachte wordt verweten dat hij tijdens de aanrijding een mobiele telefoon in zijn hand had. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van de aanrijding aan het bellen was, maar niet dat hij zijn telefoon vasthield. Bovendien kan niet vastgesteld worden dat dit gebruik heeft bijgedragen aan de aanrijding. De rechtbank zal verdachte (gedeeltelijk) vrijspreken voor het vasthouden en gebruiken van een mobiele telefoon.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 primair en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op
of omstreeks29 augustus 2023 te Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de kruising van de wegen, de Waterwinweg met de Heideweg,
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte (met de verkeerssituatie) ter plaatse zeer bekend is en
/of
terwijl hij aan het telefoneren was en/ofterwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, de Waterwinweg, met (het fiets/bromfietspad) de Heideweg naderde en
/of
terwijl voor dat fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
/of
terwijl voor dat (kruisende) bromfietspad (de Heideweg) aan de linker- en/of rechterzijde van die weg (de Waterwinweg) in zijn rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van voormeld
reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", -met
daaronder aangebracht onderbord OB503, inhoudende: “Fietsers/bromfietsers uit beide
richtingen”, waren geplaatst en
/ofterwijl het zicht op kruisend verkeer (van links) werd belemmerd door een geparkeerde vrachtauto,
- in strijd met artikel 61a van voormeld reglement een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en
/ofis blijven opletten op eventueel naderend
verkeer (op voornoemd fiets/bromfietspad) en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en
/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op dat fiets/bromfietspad heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/ofzich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of over dat
fiets/bromfietspad verkeer naderde en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op dat fiets/bromfietspad rijdend, toen hem dicht van
links genaderd zijnde fietser en
/of
-
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met de fiets en
/ofde bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan
of waarbijde bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezighedenis ontstaan;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Oldenzaal, op of nabij de kruising van de Waterwinweg en
/ofde Heideweg, op
of omstreeks29 augustus 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] letsel en
/ofschade was toegebracht
en
/ofdie ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 7, 175 en 176 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de op te leggen straf rekening te houden met het feit dat verdachte zich alsnog heeft gemeld bij de politie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verdachte verleent mantelzorg aan zijn vader. Als verdachte gedetineerd wordt zijn de gevolgen voor zijn vader disproportioneel. De verdediging heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden moet worden opgelegd. De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid gerefereerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto een kruisend fiets-/ bromfietspad opgereden zonder dat hij deze weg volledig kon overzien. Hij is daarbij in aanrijding gekomen met een van links komende fietser die hij voorrang had moeten geven. Verdachte is vervolgens niet gestopt en uitgestapt om te kijken hoe het met de fietser ging, maar doorgereden. Hij heeft door zo te handelen het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer buiten bewustzijn was toen hij kort na de aanrijding werd aangetroffen. Hij lag in buikligging, met zijn hoofd naar de grond en zijn fiets boven op hem. Daarnaast bleek reanimatie van het slachtoffer noodzakelijk. Wanneer er kort na het ongeval (door anderen) geen hulp was verleend aan het slachtoffer, had hij kunnen overlijden. Het doorrijden na de aanrijding getuigt van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef van verdachte als mens en als verkeersdeelnemer. Die verantwoordelijkheid heeft de verdachte pas twee dagen later genomen nadat hij op social media een bericht las waarin stond dat het slachtoffer in coma lag. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De verdachte lijkt aangeslagen te zijn door het ongeval en de gevolgen daarvan, een hoge dwarslaesie, voor het slachtoffer. De rechtbank twijfelt er ook niet aan dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken, zeker niet met deze gevolgen. Tegelijkertijd lijkt de verdachte niet in te zien dat het ongeval door zijn toedoen is veroorzaakt. Verdachte blijft, hoewel het dossier daar geen aanwijzingen voor bevat, immers benadrukken dat de fietser volgens hem (te) hard fietste. Hij neemt daarmee nog altijd onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend gelet op de mate van schuld aan het verkeersongeval, het feit dat verdachte zich uiteindelijk zelf gemeld heeft waardoor vervolging voor deze strafzaak heeft kunnen plaatsvinden en de blanco justitiële documentatie van verdachte. De rechtbank acht het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet eraan bijdragen om verdachte ertoe te brengen in het vervolg voorzichtiger te zijn in het verkeer en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer serieus te nemen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2, het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
(3) drie maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van (3) drie jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
(240) tweehonderdveertig uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
(120) honderdtwintig dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
(2) twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van den Berg, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bomans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023431298, van 17 november 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 augustus 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De Waterwinweg is bekend voor mij. Ik rijd er elke dag. Er stond een vrachtwagen geparkeerd. Daardoor moest ik over de haaientanden.
2. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf opgemaakt door [verbalisant 1] van 17 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 5, 6 en 10):
Verdachte [verdachte] reed in zijn auto over de Waterwinweg komende uit de richting van de Hazewinkelweg en gaande in de richting van de Heideweg.
Betrokkene en slachtoffer [slachtoffer] fietste over de Heideweg komende uit de richting van de Veldweg en gaande in de richting van de Hengelosestraat.
Verdachte [verdachte] verleende op de kruising van beide wegen geen voorrang aan de voor hem van links en over de voorrangsweg fietsende betrokkene [slachtoffer] .
Aan de hand van de schades aan de auto en fiets kon worden vastgesteld dat de auto inderdaad de fiets geraakt had.
Verdachte [verdachte] heeft zich 2.5 dagen na het ongeval gemeld naar aanleiding van een
bericht op Facebook geplaatst door de zus van slachtoffer [slachtoffer] .
3. Het proces-verbaal FO Verkeer opgemaakt door [verbalisant 2] , van 6 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 11, 20, 21 en 23):
3.1
Bepaling botspositie
Met gebruikmaking van de schades aan de betreffende voertuigen, werden de voertuigen tegen elkaar gepositioneerd. Hierdoor werd duidelijk hoe de voertuigen zich ongeveer ten opzichte van elkaar bevonden op het moment van het verkeersongeval. De bepaling van de botspositie betreft een statische weergave van een dynamisch proces. Hieruit bleek mij dat het schadebeeld aan de voorzijde en het spatbord van de personenauto overeen kwam met de sporen aan de fiets.
[afbeelding]
4. Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigen, opgemaakt door [verbalisant 3] van 1 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 24 en 26):
Op dinsdag 29 augustus 2023, omstreeks 15:15 uur, kwam er bij de politie een 112-melding binnen van een onwel wording. Er was op de kruising Waterwinweg/Heideweg (fietspad) een man aangetroffen in de berm en mogelijk al overleden. Het slachtoffer, [slachtoffer] , werd gereanimeerd.
Op donderdag 31 augustus 2023 meldde zich verdachte [verdachte] aan het bureau te Oldenzaal. Hij deelde mede dat hij op Facebook een bericht had gezien en dat hij dinsdagmorgen een aanrijding had gehad met een fietser.
5. Fotoblad nr. [nummer] , afbeeldingen van de situatie ter plaatse, afbeelding 2, 3, 4, 5 en 7 (pagina’s. 27-30);
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 4 Sv, de geneeskundige verklaring, opgesteld door C. Oostdam, forensisch arts KNMG, van 9 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 52-53):
Samenvattend is betrokkene op 8 september 2023 overgenomen van het MST Enschede omdat er na een ongeval en (kortdurende) reanimatie sprake was van diverse wervelbreuken op nek- en borstkasniveau. Met name de instabiele breuk van de 'dens' (bovenste nekwervel; de overgang van schedel naar wervelkolom) met daarbij neurologische uitval (een hoge dwarslaesie met ook uitval van aansturing van het hart en longen) maakte een operatie noodzakelijk. Andere breuken werden geacht te genezen zonder operatie. Er werd op 9 september 2023 een schroef in de breuk gezet, vanuit de voorkant, waarbij er op 10 september 2023 er opnieuw acute neurologische uitval was. Deze bleek waarschijnlijk het gevolg van zwelling van het ruggenmerg en zenuwen aldaar. Op 15 september 2023 (tweede operatie) is de breuk
gestabiliseerd door de eerste nekwervel aan de tweede nekwervel aan de achterkant vast te zetten. Op 18 september bleek beademing niet meer nodig en is de heer op 22 september 2023 teruggeplaatst naar het MST om aldaar te revalideren. Hij kon op dat moment maximaal 3 maal een uur in de stoel zitten (met een tillift werd betrokkene van bed naar stoel verplaatst) en werd ademhalen en hoesten apart getraind middels een hoestmachine. Betrokkene was toen verward en had verminderde kracht in armen en benen, stops in het aansturen van hart en longen en kreeg sondevoeding.
Feit 2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal aanrijding misdrijf met nr. PL0600-2023397190-1, opgemaakt door [verbalisant 1] op 17 november 2023 (pagina 5).