ECLI:NL:RBOVE:2024:4770

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
ak_24_3112 en ak_24_3113
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot gedogen van tijdelijke werkzaamheden voor waterstaatswerkzaamheden in het kader van de Waterwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 september 2024 uitspraak gedaan over de verplichting van eisers om tijdelijke werkzaamheden te gedogen voor de uitvoering van het projectplan Waterwet Glanerbeek, Traject Klooster-N35. Het waterschap Vechtstromen had op 16 januari 2024 aan de eisers de verplichting opgelegd om deze werkzaamheden te gedogen. Eisers maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het waterschap verklaarde dit bezwaar op 19 juni 2024 ongegrond. Vervolgens dienden eisers op 22 juli 2024 een verzoek om voorlopige voorziening in.

Tijdens de zitting op 4 september 2024 werd het spoedeisend belang van het waterschap besproken, waarbij werd gewezen op de noodzaak om de werkzaamheden snel uit te voeren om schade aan de percelen te voorkomen en om het migratieseizoen van vissen niet te verstoren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang voldoende was aangetoond en besloot ook op het beroep van eisers, omdat nader onderzoek niet nodig was.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het waterschap op goede gronden de gedoogplicht had opgelegd, aangezien de werkzaamheden noodzakelijk waren voor de uitvoering van het project en onteigening niet in het belang van de eisers was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor eisers verplicht waren de tijdelijke werkzaamheden op hun percelen te gedogen. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 24/3112 en 24/3113
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiseres] , uit [woonplaats], eisers,

en
het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen,het waterschap, gemachtigden: mr. P.C.T. Bijveld en J.H. Meijer.

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 16 januari 2024 heeft het waterschap eisers de verplichting opgelegd de tijdelijke werkzaamheden te gedogen voor de uitvoering van het laatste deel van het projectplan Waterwet Glanerbeek, Traject Klooster-N35 (verder: het projectplan) op gedeelten van de percelen kadastraal bekend [kadastrale aanduidingen] , zoals bedoeld in artikel 5.24 Waterwet.
1.2.
Op 21 februari 2024 hebben eisers tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 juni 2024 heeft het waterschap dit bezwaar ongegrond verklaard. Op 22 juli 2024 is namens eisers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend,
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [eiser 2] , de gemachtigden van het waterschap, [naam 1] en [naam 2] (projectleider).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het spoedeisend belang
2.1.
In een mail van 2 september 2024 heeft projectleider [naam 2] de redenen aangegeven waarom het waterschap de werkzaamheden op korte termijn wil opstarten en afronden. Gewezen is onder meer op de toestand van het gehele watersysteem. Indien de werkzaamheden in een nattere periode uitgevoerd zouden moeten worden zou dit extra schade toebrengen aan de percelen waarover gepasseerd dient te worden om bij de beek te komen. Verder is erop gewezen dat de beschikbaarheid van de aannemer steeds lastiger wordt en indien de werkzaamheden pas na het hoogwater seizoen uitgevoerd kunnen worden het migratieseizoen van aanwezige vissen in de beek wordt gemist. Ter zitting is dit nog eens toegelicht.
Als het besluit niet wordt geschorst zal het waterschap de werkzaamheden zo snel mogelijk uitvoeren en eisers daarbij ook daadwerkelijk verplichten het gebruik van hun grond te gedogen.
De voorzieningenrechter acht hiermee het spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening voldoende aangetoond.
Onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak
2.2.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Welk recht is van toepassing?
2.3.
Artikel 4.2. onder o juncto artikel 4.5. van de Invoeringswet Omgevingswet bepaalt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing is, als de belanghebbenden vóór de inwerkingtreding om een zienswijze zijn gevraagd of het besluit voor de inwerkingtreding is bekendgemaakt. In de gedoogbeschikking van 16 januari 2024 is melding gemaakt van het feit dat bij brief van 8 november 2023 het voornemen tot het opleggen van de gedoogplicht aan eisers kenbaar is gemaakt door toezending van het ontwerp van deze beschikking. Tevens vermeldt de gedoogbeschikking dat namens eisers bij brief van 15 november 2023 een zienswijze is ingediend. Dat betekent dat het oude recht (artikel 5.24 Waterwet ) van toepassing is.
Standpunt eisers
2.4.
Bij de werkzaamheden zou het gaan om de aanleg van vistrappen ter plekke waar eisers geen bezwaar tegen hebben. Toen de waterschap begon met de werkzaamheden bleken die een heel ander karakter te hebben dan zij hadden verwacht op grond van mondelinge voorlichting en daarom hebben zij geweigerd om nog langer vrijwillig medewerking te verlenen. Zij hebben geen zienswijze ingediend tegen het concept projectplan en ook geen beroep tegen het definitieve plan omdat ze hiervan niet op de hoogte zijn gesteld. Eisers hebben geen enkel vertrouwen in het waterschap en missen enig bewijs dat het waterschap bij de vaststelling van het projectplan de juiste procedure heeft gevolgd. Er is niet eens een melding van in een krant te vinden. Zij hebben inhoudelijk grote bezwaren tegen deze werkzaamheden als uitvloeisel van de Kaderrichtlijn Water, zijn daarover zeer verontrust en vrezen voor ernstige schade voor hun agrarische bedrijfsvoering. De herinrichting van de beek heeft volgens hen geen enkele spoed of noodzaak en zal de natuur ook niet verder helpen. Eisers wensen het beroep af te wachten dat is ingesteld tegen de opgelegde GBLT-aanslag waterschapsheffing.
Standpunt waterschap
2.5.
Het waterschap stelt zich op het standpunt dat eisers geen beroep hebben ingesteld tegen het projectplan en dit plan medio november 2021 onherroepelijk is geworden. Het waterschap hoeft slechts tijdelijk – namelijk een aaneengesloten periode van maximaal 6 weken – gebruik te maken van delen van de benodigde gronden om daar vanaf de werkzaamheden aan de Glanerbeek uit te voeren. Er is dus geen sprake van permanent gebruik, het gaat feitelijk om een tijdelijk werkterrein en de tijdelijke rijstrook daarnaartoe. Over het tijdelijke gebruik en de daarvoor te betalen vergoeding heeft het waterschap meerdere keren minnelijk overleg gevoerd, zowel mondeling ter plaatse, telefonisch, per e-mail en schriftelijk. De rechthebbenden is een schriftelijk laatste aanbod gedaan. Dit alles heeft niet tot overeenstemming geleid. Daarom heeft het waterschap moeten besluiten tot oplegging van de verplichting om de tijdelijke werkzaamheden in het kader van de aanleg en verbetering van een waterstaatswerk te gedogen, zoals bedoeld in artikel 5.24 Waterwet.
Overwegingen rechtbank
2.6.
De voorzieningenrechter stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat het waterschap op 21 september 2021 het projectplan heeft vastgesteld en op 30 september 2021 heeft bekendgemaakt door publicatie in het Waterschapsblad 2021, 12051. Van 30 september 2021 tot 11 november 2021 heeft het projectplan ter inzage gelegen. Eisers hebben tegen dit projectplan geen beroep ingesteld. Dit betekent dat het plan onherroepelijk is geworden.
Dat projectplan kan dus inhoudelijk geen onderwerp zijn van deze procedure hoe graag eisers dat ook willen en dat betekent ook dat het waterschap in de onderhavige procedure (over de gedoogplicht) niet hoeft aan te tonen dat de uitvoering van het project nut heeft en niet tot schade zal leiden.
2.7.
Artikel 5.24, eerste lid, Waterwet bepaalt dat het waterschap een gedoogplicht kan opleggen voor het uitvoeren van werkzaamheden aan een waterstaatswerk, als dit redelijkerwijs nodig is en onteigening niet in het belang van rechthebbenden is.
Onder waterstaatswerken worden onder andere oppervlaktewaterlichamen zoals de Glanerbeek verstaan.
2.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het waterschap op bladzijde 2 onder IV (“Te gedogen werkzaamheden”) van het primaire besluit van 16 januari 2024 voldoende aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden nodig zijn voor de uitvoering van het project en dat het waterschap voor deze werkzaamheden delen van de percelen van eiser nodig heeft. Ook staat vast dat onteigening niet in het belang van eisers is, omdat voor de werkzaamheden slechts tijdelijk gebruik wordt gemaakt van deze percelen. Bovendien is slechts een beperkt deel van de perceelsoppervlakte benodigd voor het inrichten van onder meer een werkterrein, een rijstrook en voor de opslag van materialen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het waterschap op goede gronden besloten een gedoogplicht op te leggen.
De voorzieningenrechter merkt nog op dat op grond van artikel 7.14 van de Waterwet degenen die als gevolg van de gedoogplicht schade lijden bij het waterschap verzoeken om een schadevergoeding bij het waterschap kunnen indienen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het waterschap reeds een schadeloosstelling aan de huidige rechthebbenden heeft aangeboden en dat het waterschap ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn tot betaling van een hoger bedrag aan schadeloosstelling als mocht blijken dat de werkelijke schade als gevolg van het moeten gedogen van het gebruik van de grond hoger is.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep wordt ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, af. Dat betekent dat eisers de uitvoering van de tijdelijke werkzaamheden op hun percelen dienen te gedogen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier is buiten staat te tekenen
griffier
voorzieningenrechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open