In deze zaak gaat het om een eiseres die een AOW-uitkering ontvangt, aangevuld met een AIO-aanvulling op basis van artikel 47a van de Participatiewet (PW). Na een verblijf van meer dan drie maanden in een ziekenhuis, een revalidatiecentrum en een zorginstelling, heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de inrichtingsnorm toegepast op grond van artikel 23 van de PW. Dit leidde tot de intrekking van de AIO-aanvulling en de terugvordering van een bedrag van € 500,23 dat ten onrechte was uitgekeerd. Eiseres betwistte de intrekking en terugvordering, stellende dat zij niet op de hoogte was dat haar verblijf in een ziekenhuis of revalidatiecentrum als verblijf in een zorginstelling moest worden beschouwd. Ze deed een beroep op dringende redenen om van de terugvordering af te zien.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht de inrichtingsnorm had toegepast, aangezien eiseres vanaf 16 juli 2023 onafgebroken in een inrichting verbleef. De rechtbank benadrukte dat eiseres haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen door haar verblijf in het ziekenhuis en revalidatiecentrum niet tijdig te melden. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de SVB verplicht was om het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun situatie tijdig te melden aan de SVB, om onterecht ontvangen bijstand te voorkomen.