ECLI:NL:RBOVE:2024:4768

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
ak_24_1957
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking AIO-aanvulling na verblijf in zorginstellingen en terugvordering van te veel uitgekeerde bedragen

In deze zaak gaat het om een eiseres die een AOW-uitkering ontvangt, aangevuld met een AIO-aanvulling op basis van artikel 47a van de Participatiewet (PW). Na een verblijf van meer dan drie maanden in een ziekenhuis, een revalidatiecentrum en een zorginstelling, heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de inrichtingsnorm toegepast op grond van artikel 23 van de PW. Dit leidde tot de intrekking van de AIO-aanvulling en de terugvordering van een bedrag van € 500,23 dat ten onrechte was uitgekeerd. Eiseres betwistte de intrekking en terugvordering, stellende dat zij niet op de hoogte was dat haar verblijf in een ziekenhuis of revalidatiecentrum als verblijf in een zorginstelling moest worden beschouwd. Ze deed een beroep op dringende redenen om van de terugvordering af te zien.

De rechtbank Overijssel heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht de inrichtingsnorm had toegepast, aangezien eiseres vanaf 16 juli 2023 onafgebroken in een inrichting verbleef. De rechtbank benadrukte dat eiseres haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen door haar verblijf in het ziekenhuis en revalidatiecentrum niet tijdig te melden. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de SVB verplicht was om het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun situatie tijdig te melden aan de SVB, om onterecht ontvangen bijstand te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1957

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: N.K. Ruparelia,
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

gemachtigde: mr. E.M. Mulder.

Samenvatting

Eiseres ontvangt een AOW-uitkering aangevuld met een AIO-aanvulling op grond van artikel 47a van de Participatiewet (PW), naar de norm van een alleenstaande. Na een verblijf van meer dan drie maanden in achtereenvolgens een ziekenhuis, een revalidatiecentrum en een zorginstelling heeft de SVB op grond van artikel 23 van de PW de inrichtingsnorm toegepast. Dat leidt tot een intrekking van de AIO-aanvulling en terugvordering van wat teveel is uitgekeerd. Eiseres stelt dat zij niet kon weten dat het verblijf in een ziekenhuis of revalidatiecentrum gezien moet worden als verblijf in een zorginstelling en doet een beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het besluit van de SVB in stand.

Besluitvorming tot nu toe

1.1
Bij besluit van 23 november 2023 (het primaire besluit) heeft de SVB de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eiseres met ingang van 16 oktober 2023 ingetrokken en van eiseres een bedrag van € 500,23 aan ten onrechte betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar ingesteld.
1.2
Bij besluit van 23 januari 2024 op het bezwaar van eiseres (hierna: het bestreden besluit) is de SVB bij dat besluit gebleven.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De SVB heeft met de brief van 13 maart 2024 gereageerd op het aangevoerde.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de SVB.

Wat aan de besluitvorming vooraf ging

2. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), maar die is niet volledig doordat zij niet altijd in Nederland heeft verbleven. Eiseres heeft vanaf 17 mei 2018 een AIO-aanvulling ontvangen op grond van artikel 47a, eerste lid aanhef en onder a, van de PW naar de norm van een alleenstaande. De SVB heeft bericht ontvangen dat eiseres vanaf 16 november 2023 staat ingeschreven bij de woongemeenschap [locatie]. Uit onderzoek is de SVB gebleken dat eiseres op 16 juli 2023 is opgenomen in het ziekenhuis en op 24 juli 2023 is overgeplaatst naar een revalidatiecentrum. Op 27 oktober 2023 is zij overgeplaatst naar de zorginstelling [locatie] met een Wlz-indicatie. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de Inleiding.

Standpunten van partijen

3.1
De SVB stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres vanaf 16 oktober 2023 geen recht meer heeft op een AIO-aanvulling. Vanaf 16 juli 2023 verblijft eiseres onafgebroken in een inrichting. Na drie maanden, in dit geval vanaf 16 oktober 2023, is dan een andere norm voor de hoogte van de AIO-aanvulling van toepassing: de inrichtingsnorm. Het normbedrag is € 388,24. Vanaf 16 oktober 2023 was het inkomen van eiseres hoger dan dat normbedrag.
3.2
Eiseres stelt dat zij in het ziekenhuis en een revalidatiehuis verbleef met het oog op terugkeer naar huis. Pas met de opname in zorginstelling [locatie] was definitief duidelijk dat zij niet naar huis zou terugkeren. Eiseres stelt dat zij door de intrekking en de terugvordering onevenredig financieel wordt geraakt, omdat de vaste lasten tijdens het verblijf in de zorginstellingen doorliepen. De huur van haar woning is per 28 november 2023 beëindigd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de SVB pas na drie maanden vanaf de opname in [locatie] het lagere normbedrag moet toepassen en het terugvorderingsbedrag van € 500,23 moet laten vervallen. Eiseres stelt dat in de omschrijving op de site van de SVB niets staat waaruit blijkt dat het verblijf in een ziekenhuis of revalidatiehuis ook gezien moet worden als verblijf in een zorginstelling.
Eiseres doet een beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien. Eiseres heeft aan alle verplichtingen voldaan en kon niet weten dat een verblijf in het revalidatiehuis reden was om de AIO-uitkering in te trekken. Dat de SVB verblijf in een revalidatiehuis ook ziet als verblijf in een zorginstelling, zoals in de beschikking van de SVB staat vermeld, heeft de SVB nergens vermeld.
3.3
De SVB heeft in het aangevoerde geen aanleiding gezien zijn standpunt te wijzigen.

Beoordelingskader

4. Het beoordelingskader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de SVB op goede gronden heeft besloten tot intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5.1
Het besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf 16 juli 2023 heeft verbleven in het ziekenhuis, vanaf 24 juli 2023 heeft verbleven in een revalidatiecentrum en vanaf 27 oktober 2023 verblijft in zorginstelling [locatie]. Eiseres heeft de SVB hiervan geen mededeling gedaan.
5.3
Een ziekenhuis, een revalidatiecentrum en een zorginstelling moeten worden aangemerkt als een inrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de PW.
Het verblijf in een inrichting moet op grond van de inlichtingenverplichting in artikel 17, eerste lid, PW worden gemeld aan het bijstandverlenend orgaan, omdat dit van invloed kan zijn op de hoogte van de AIO-aanvulling.
5.4
Op de website van de SVB is vermeld dat opname in een ziekenhuis of andere zorginstelling binnen vier weken moet worden gemeld, zodat eiseres redelijkerwijs duidelijk heeft moeten zijn dat zij hiervan melding diende te maken. Eiseres had haar verblijf in het ziekenhuis en aansluitend in het revalidatiecentrum binnen vier weken na 16 juli 2023 moeten melden bij de SVB. Door hiervan niet (tijdig) mededeling te doen aan de SVB heeft eiseres niet voldaan aan haar inlichtingenverplichting. Eiser heeft aangevoerd dat uit de informatie van de SVB niet blijkt dat een verblijf in het revalidatiecentrum ook als verblijf in een inrichting wordt gezien. Maar in artikel 1, aanhef en onder f, van de PW is bepaald: “
een inrichting is een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;”De rechtbank is van oordeel dat het op grond van de wettekst en de op de website van de SVB genoemde voorbeelden van zorginstellingen voor eiseres redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat ook een verblijf in een revalidatiecentrum gemeld had moeten worden.
5.5
In artikel 23 van de PW zijn de normen bepaald voor personen die in een inrichting verblijven. Deze zijn lager dan de normbedragen voor personen die niet in een inrichting verblijven.
5.6
In de Beleidsregels van de SVB [1] is bepaald dat de inrichtingsnorm wordt toegepast na drie maanden onafgebroken verblijf. Niet in geschil is dat hiervan sprake was op 16 oktober 2023 en dat dit dus betekent dat de SVB met ingang van die datum de norm terecht heeft herzien. Intrekking en herziening van de AIO-aanvulling is daarbij op grond van artikel 54, derde lid, van de PW verplicht. Er bestaat wettelijk gezien dan ook geen mogelijkheid om daarvan af te wijken.
5.7
De wetgever heeft ten aanzien van artikel 23 van de PW overwogen dat personen die voor verpleging of verzorging in een inrichting verblijven, niet worden geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. In voeding, huisvesting, verwarming, onderhoud en dergelijke wordt dan immers voorzien door de inrichting. De daaraan verbonden kosten zijn begrepen in de verpleeg- of verzorgingsprijs, die over het algemeen uit andere hoofde wordt vergoed. [2]
5.8
Deze besparing geldt in het geval van eiseres ook. Dat eiseres wel nog huurkosten heeft gemaakt, maakt het voorgaande niet anders. De vraag of voor deze kosten bijstand moet worden verleend, zou in het kader van bijzondere bijstand op grond van artikel 35 van de PW aan de orde kunnen komen. Hiertoe moet een aanvraag worden ingediend bij de gemeente van de woonplaats van eiseres. De SVB is zo zorgvuldig geweest om eiseres hierover in het intrekkingsbesluit van 23 november 2023 te informeren. Het is voor eiseres wellicht vervelend om hiervoor dan naar een ander loket bij een andere instantie te moeten gaan, en dat levert dan wellicht niet het menselijke maatwerk op dat een burger onder deze omstandigheden wellicht zou mogen wensen, maar dit is een gevolg van de keuze om enerzijds de verlening van de AIO-aanvulling te laten uitvoeren door de SVB (als instantie die belast is met de uitvoering van de AOW) terwijl anderzijds het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet bij de gemeentelijke overheid is belegd.
5.9
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de PW is de terugvordering van de te veel betaalde bijstand voor de SVB verplicht. De SVB kan van terugvordering afzien indien daarvoor dringende redenen zijn. Dit staat in artikel 58, achtste lid, van de PW.
5.1
In een recente uitspraak heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de uitleg van dringende redenen in het kader van de Wajong gespecificeerd. De rechtbank ziet aanleiding om hier ook in het kader van de PW bij aan te sluiten. Dat betekent dat
het in de eerste plaats aan eiseres is om feiten en omstandigheden aan te voeren die maken dat volgens haar sprake is van een dringende reden. Hetgeen aldus wordt aangevoerd zal
daarbij ruim moeten worden uitgelegd. Het is vervolgens aan de uitkerende instantie om, zo nodig, nader onderzoek te doen en daarbij, voor zover de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling van de dringende
reden te betrekken.
5.11
Wat eiseres heeft aangevoerd levert geen dringende redenen op om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Zoals de rechtbank in 5.4 heeft overwogen, is eiseres haar inlichtingenverplichting niet nagekomen door niet (tijdig) melding te doen van haar verblijf in het ziekenhuis en aansluitend in het revalidatiecentrum. Eiseres heeft redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij dit diende te melden bij de SVB. De SVB kon in het bestreden besluit dan ook volstaan met de constatering dat geen dringende redenen zijn aangevoerd en dat niet van dringende redenen is gebleken om van terugvordering af te zien.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres hierover verklaard, dat het er bij eiseres niet zozeer om gaat dat zij het teruggevorderde bedrag niet zou kunnen betalen, want zij beschikt nog over een spaarrekening met eigen vermogen. Het gaat eiseres er veeleer om dat zij is teleurgesteld over de communicatie en informatie van de SVB, waardoor eiseres er niet tijdig op was voorbereid dat de AIO-aanvulling zou worden ingetrokken. Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat hier sprake is van een dringende reden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Beoordelingskader

Artikel 1, aanhef en onder f, van de PW bepaalt dat onder een inrichting wordt verstaan:
1°. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;
2°. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.
Artikel 17, eerste lid, van de PW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Artikel 18, eerste lid, van de PW bepaalt dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Op grond van artikel 19, eerste en tweede lid, van de PW heeft de alleenstaande of het gezin, onverminderd paragraaf 2.2, recht op algemene bijstand indien:
het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm; en
er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de hoogte van de algemene bijstand het verschil is tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Artikel 23 bepaalt de hoogte van de bijstandsnorm per kalendermaand bij een verblijf in een inrichting.
Artikel 54, derde lid, van de PW bepaalt dat het college een besluit tot toekenning van bijstand intrekt indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de PW vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Het achtste lid van dit artikel bepaalt dat het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
In de Beleidsregel (SB1308) Ingangsdatum inrichtingsnorm is bepaald dat de SVB de inrichtingsnorm toepast vanaf de dag waarop de opname drie maanden onafgebroken heeft geduurd.

Voetnoten

1.Zie de Beleidsregel SB1308 Ingangsdatum inrichtingsnorm
2.Kamerstukken II 2002-2003, 28.870, nr. 3 p. 51.