7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn flatwoning, die onderdeel uitmaakt van een wooncomplex met meerdere woningen, gelegen in een woonwijk. De brandstichting heeft plaatsgevonden op een vroege zondagochtend, een tijdstip waarop veel mensen thuis zijn en mogelijk nog slapen.
Brandstichting is een zeer ernstig strafbaar feit en veroorzaakt grote maatschappelijke onrust en een groot gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de direct omwonenden in het bijzonder. Dit blijkt ook uit de getuigenverklaring van een van de buren van verdachte. Hij heeft de situatie als zeer beangstigend ervaren.
Verdachte heeft, uit angst voor brandstichting door anderen in zijn woning en onder invloed van GHB, de brandbaarheid van zijn gordijnen willen testen. Hij is ‘out’ gegaan en nadat hij wakker werd, zag hij de brand. Het is verdachtes redding geweest dat hij op tijd wakker is geworden en alarm heeft kunnen slaan. Als verdachte niet op tijd wakker was geworden, hadden de gevolgen voor anderen en hemzelf groot en zeer ernstig kunnen zijn.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder (in 2018) is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Uit wat verdachte hierover naar voren heeft gebracht blijkt echter dat de omstandigheden waaronder dit strafbare feit is begaan wezenlijk anders waren dan in dit geval. De rechtbank zal deze eerdere veroordeling dan ook niet in strafverzwarende zin meewegen. Artikel 63 is van toepassing vanwege een op 23 april 2024 aan verdachte opgelegde strafbeschikking wegens een overtreding (artikel 431 Sr).
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het pro-Justitia rapport van 5 juli 2024, dat is opgemaakt door R.A. Jaarsma, klinisch psycholoog en verbonden aan het NIFP. Daaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van een hypnoticum of anxiolyticum, ernstig in GHB en licht in alcohol- en cannabisgebruik.
De psycholoog adviseert om het strafbare feit verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Gesteld kan worden dat verdachte het feit niet had gepleegd als hij niet (al langere tijd) onder invloed was geweest van GHB. Hoewel verdachte had kunnen weten dat het overmatig gebruik van GHB kan leiden tot een verminderd beoordelingsvermogen en effect heeft op de impulscontrole, was hij door het excessief GHB gebruik en het daardoor opgelopen slaaptekort én de toestand van verwardheid en paranoia, verminderd in staat controle te hebben over zijn gedragskeuzes.
De psycholoog schat het risico op recidive in als laag tot matig indien er geen adequate behandeling komt. Het risico zit hem met name in risicovol gedrag dat verdachte kan vertonen als hij onder invloed van drugs verkeerd en angstig wordt. Als verdachte adequate behandeling krijgt, wordt het recidiverisico als laag ingeschat.
De psycholoog adviseert om - als bijzondere voorwaarden binnen een (deels) voorwaardelijke straf - een verplichte ambulante behandeling voor de verslavingsproblematiek van verdachte op te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd om verdachte een behandeling op leggen waarbij aandacht is voor de nare gebeurtenissen in het leven van verdachte. Hoewel er in diagnostische zin geen sprake is van een PTSS, is verdachte onder invloed van drugs wel erg angstig, hetgeen onder andere heeft geleid tot het tenlastegelegde. Tot slot wordt geadviseerd tot begeleiding vanuit de verslavingsreclassering.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 9 augustus 2024. De reclassering acht de verslavingsgevoeligheid en het forse GHB-gebruik voorafgaand het strafbare feit zorgelijk. Verdachte heeft aangegeven na zijn detentie absoluut geen GHB meer te willen gebruiken. Volgens de reclassering dient verdachte daarvoor handvatten aangereikt te krijgen. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog om een eventueel hulpverleningstraject in een ambulant kader vorm te geven. Verdachte heeft lange tijd overwegend stabiel gefunctioneerd en heeft meerdere beschermende factoren in zijn leven. De reclassering adviseert om daarbij de bijzondere voorwaarde ‘opname in zorginstelling’ op te nemen, omdat de risicofactoren verslavingsgevoeligheid en een vermijdende en inadequate coping nog onverminderd aanwezig zijn. Indien behandeling in een ambulant kader stagneert, is het volgens de reclassering noodzakelijk om langdurige klinische behandeling in te kunnen zetten om het recidiverisico te verminderen. Het risico op recidive en op letsel wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om de volgende bijzondere voorwaarden op leggen: een meldplicht, een opname in een zorginstelling als de reclassering dat nodig vindt, een ambulante behandeling en een drugs- en alcoholverbod. Daarbij wordt geadviseerd tot dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht vanwege het recidiverisico.
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen, conclusie van de deskundige ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat brandstichting waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk voor anderen te duchten was, een zeer ernstig strafbaar feit is en dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met een forse gevangenisstraf.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf mee dat de brandstichting in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte, ondanks de toestand waarin hij op dat moment verkeerde, heeft geprobeerd om het vuur te doven en op een adequate manier alarm te slaan.
Verdachte heeft een belast en justitieel verleden, maar heeft desondanks in de afgelopen jaren een stabiel leven opgebouwd. In een periode van slechts vier weken is verdachte, door GHB gebruik, in een forse neerwaartse spiraal terecht gekomen die geresulteerd heeft in de brandstichting. Verdachte heeft inmiddels inzicht getoond in zijn handelen, is in de PI afgekickt van de GHB en wil hulp - die noodzakelijk is - aanvaarden.
Ter zitting is gebleken dat de woningbouwvereniging, in samenspraak met de buren, verdachte nog een kans willen geven, mits hij zich laat behandelen. Daarbij is de gemeente bereid geweest om de huur van de woning zes maanden door te betalen. Die periode loopt bijna ten einde. De rechtbank acht het belangrijk dat verdachte zijn woning kan behouden om met hulpverlening de stabiliteit in zijn leven terug te brengen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 536 dagen passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel daarvan wordt bepaald op 171 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee zal het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf op 10 september 2024 gelijk zijn aan de duur van het voorarrest. Het bevel tot voorlopige hechtenis zal per die datum worden opgeheven.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf wordt bepaald op 365 dagen en daarbij zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals de reclassering heeft geadviseerd. Verdachte heeft zich op de terechtzitting bereid verklaard om zich aan deze voorwaarden te houden. De proeftijd zal worden bepaald op drie jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar dient als stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit en zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Zoals gevorderd zullen de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte kampt met verslavingsproblematiek en heeft onderhavig gepleegd onder invloed van GHB. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Zolang verdachte niet conform de op te leggen voorwaarden wordt behandeld voor zijn verslaving, blijft het recidiverisico onveranderd.