ECLI:NL:RBOVE:2024:4727

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
08.177390.23 en 08.028452.22 (vnvv)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting, bedreiging en diefstal

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en schadevergoedingen van in totaal € 864,-. De man was schuldig bevonden aan twee gevallen van oplichting, meermalen bedreiging met de dood gericht tegen verbalisanten, en diefstal. De feiten vonden plaats in de periode van 2 juli 2023 tot en met 16 juli 2023, waarbij de verdachte zich voordeed als verschillende personen om slachtoffers te misleiden en hen geld afhandig te maken. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 was de verdachte niet aanwezig, maar de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de raadsman, mr. K. Tunç, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, en dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het strafrechtelijk verleden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, omdat een lichtere straf niet passend zou zijn gezien de ernst van de feiten en het recidiverende gedrag van de verdachte. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.177390.23 en 08.028452.22 (vnvv)
Datum vonnis: 10 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres]
laatstelijk uit andere hoofde gedetineerd in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsman van verdachte, mr. K. Tunç, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.
Verdachte is ter terechtzitting niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 2 juli 2023 tot en met 16 juli 2023 in Zwolle en Enschede
[slachtoffer 1] heeft opgelicht;
feit 2:in de periode van 23 april 2023 tot en met 30 mei 2023 in Arnhem en Zwolle
[slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 3: op 16 juli 2023 meerdere verbalisanten, waaronder verbalisant [slachtoffer 3] , heeft bedreigd met de dood;
feit 4: op 16 juli 2023 een laptop, acculader en een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 2 juli 2023 tot en met 16 juli 2023 te Zwolle en/of Enschede, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen en/of dienst(en), te weten een of meerdere geldbedragen (van in totaal ongeveer €100,-), door
- gebruik te maken van een of meerdere valse naam/namen en/of identiteit(en), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of
- zich voor te doen als deze [naam 1] en/of [naam 2] en/of
- (vervolgens) als zijnde [naam 1] en/of [naam 2] (app)contact te onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of
- diverse kosten voor dit contact te verhalen op die [slachtoffer 1] en/of
- zich voor te doen als (een) (bonafide) persoon/personen om (seks)contact(en) te hebben met die [slachtoffer 1] en/of
- (telkens) daarbij het vertrouwen bij die [slachtoffer 1] te wekken dat [slachtoffer 1] contact had met [naam 1] en/of [naam 2] en/of af zou spreken met [naam 1] en/of [naam 2] en/of
- (daarbij) wetende dat deze afspraken/toezegging(en) niet tot stand konden komen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 23 april 2023 tot en met 30 mei 2023 te Arnhem en/of Zwolle, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen en/of dienst(en), te weten een of meerdere geldbedragen (van in totaal ongeveer €754,-), door
- gebruik te maken van een valse naam en/of identiteit, te weten [naam 3] en/of
- zich voor te doen als deze [naam 3] en/of
- (vervolgens (mede) als zijnde [naam 3] ) (app)contact te onderhouden met die [slachtoffer 2] en/of
- diverse kosten voor dit contact te verhalen op die [slachtoffer 2] en/of
- (daarvoor) een/of meerdere tikkies/betaalverzoeken te versturen en/of
- zich voor te doen als (bonafide) bemiddelaar tussen die [slachtoffer 2] en [naam 3] om het geld voor die [slachtoffer 2] terug te krijgen en/of
- (telkens) daarbij het vertrouwen bij die [slachtoffer 2] te wekken dat [slachtoffer 2] contact had met [naam 3] en/of af zou spreken met [naam 3] en/of geld overmaakte naar die [naam 3] en/of
- (daarbij) wetende dat deze afspraken/toezegging(en) niet tot stand konden komen;
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Zwolle een of meerdere malen een of meerdere verbalisanten van de politie eenheid Oost-Nederland (te weten in ieder geval [slachtoffer 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die verbalisant(en) (te weten in ieder geval [slachtoffer 3] ) (telkens) een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen
- “Blijf van me af, want ik ga er voor zitten. Het maakt me allemaal niks, ik maak je

hartstikke dood.” en/of

- “Raak mij niet aan gek, ik maak je hartstikke kapot. Jij en ik alleen buiten, zielig ventje. In je uniform durf je wel, maar als burger ben je gewoon een mietje.” (en/of daarbij zijn, verdachtes, vuist(en) te ballen en/of te doen alsof hij, verdachte, wilde uithalen) en/of
- “als mijn moeder iets gebeurt maak ik jullie hartstikke dood.” en/of
- “jou krijg ik nog wel jongen.” en/of
- “kom niet bij mij in de buurt gek, ik maak je kapot.” en/of
- “Als ik buiten ben koop ik een pistool, dan kom ik je halen zoals je naast mijn bed staat en dan is het: 'pof pof'”” (en/of daarbij met zijn, verdachtes, vingers van zijn hand een pistoolgebaar te maken en/of een of meerdere malen een schietbeweging te maken) en/of
- “Ik schiet jou door je kankerhoofd. Als mijn moeder niet meer leeft, komen jullie er wel achter.” en/of
- “ik ga jou vermoorden.” en/of
- "Ik maak je hartstikke dood, ik ga graag 20 jaar zitten voor jou", althans (telkens) woorden en/of gedragingen van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Zwolle een laptop (Acer) en/of een (accu)lader en/of een aankoopbewijs/bon en/of een geldbedrag (€10,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode 2 juli 2023 tot en met 16 juli 2023 te Zwolle telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot afgifte van goederen, te weten meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer €100,-, door
- gebruik te maken van een valse naam en identiteit(en), te weten [naam 1] en
- zich voor te doen als deze [naam 1] en
- vervolgens als zijnde [naam 1] app contact te onderhouden met die [slachtoffer 1] en
- diverse kosten voor dit contact te verhalen op die [slachtoffer 1] en
- zich voor te doen als een bonafide persoon om sekscontacten te hebben met die [slachtoffer 1] en
- (telkens) daarbij het vertrouwen bij die [slachtoffer 1] te wekken dat [slachtoffer 1] contact had met [naam 1] en af zou spreken met [naam 1] en
- daarbij wetende dat deze afspraken/toezeggingen niet tot stand konden komen;
2.
hij op tijdstippen in de periode 23 april 2023 tot en met 30 mei 2023 te Arnhem en/of Zwolle, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot afgifte van goederen, te weten meerdere geldbedragen van in totaal € 754,-, door
- gebruik te maken van een valse naam en identiteit, te weten [naam 3] en
- zich voor te doen als deze [naam 3] en
- vervolgens mede als zijnde [naam 3] (app)contact te onderhouden met die [slachtoffer 2] en
- diverse kosten voor dit contact te verhalen op die [slachtoffer 2] en
- daarvoor meerdere tikkies/betaalverzoeken te versturen en
- zich voor te doen als bonafide bemiddelaar tussen die [slachtoffer 2] en [naam 3] om het geld voor die [slachtoffer 2] terug te krijgen en
- telkens daarbij het vertrouwen bij die [slachtoffer 2] te wekken dat [slachtoffer 2] contact had met [naam 3] en af zou spreken met [naam 3] en geld overmaakte naar die [naam 3] en
- daarbij wetende dat deze afspraken/toezegging(en) niet tot stand konden komen;
3.
hij op 16 juli 2023 te Zwolle een of meerdere malen een of meerdere verbalisanten van de politie eenheid Oost-Nederland (te weten in ieder geval [slachtoffer 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die verbalisant(en) (te weten in ieder geval [slachtoffer 3] ) (telkens) een of meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen
- “
- “Blijf van me af, want ik ga er voor zitten. Het maakt me allemaal niks, ik maak je
hartstikke dood.” en
- “Raak mij niet aan gek, ik maak je hartstikke kapot. Jij en ik alleen buiten, zielig ventje. In je uniform durf je wel, maar als burger ben je gewoon een mietje.” en daarbij zijn, verdachtes, vuisten te ballen en te doen alsof hij, verdachte, wilde uithalen en
- “als mijn moeder iets gebeurt maak ik jullie hartstikke dood.” en
- “jou krijg ik nog wel jongen.” en
- “kom niet bij mij in de buurt gek, ik maak je kapot.” en
- “Als ik buiten ben koop ik een pistool, dan kom ik je halen zoals je naast mijn bed staat en dan is het: 'pof pof'” en daarbij met zijn, verdachtes, vingers van zijn hand een pistoolgebaar te maken en meerdere malen een schietbeweging te maken en
- “Ik schiet jou door je kankerhoofd. Als mijn moeder niet meer leeft, komen jullie er wel achter.” en
- “ik ga jou vermoorden.” en
- "Ik maak je hartstikke dood, ik ga graag 20 jaar zitten voor jou".
4.
hij op 16 juli 2023 te Zwolle een laptop (Acer) en een acculader en een aankoopbewijs en een geldbedrag van € 10,- die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1
het misdrijf:
oplichting;
feit 2
het misdrijf:
oplichting;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat een stevige onvoorwaardelijke taakstraf passend is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee oplichtingen. Hij heeft zich voorgedaan als zijn moeder en heeft seksafspraken tussen zijn moeder en het slachtoffer [slachtoffer 1] gemaakt welke afspraken telkens niet doorgingen en waarvoor [slachtoffer 1] wel moest betalen.
Verder heeft verdachte zich voorgedaan als actrice ‘ [naam 3] ’ die een relatie met het slachtoffer [slachtoffer 2] zou willen. Verdachte heeft afspraken tussen hen gemaakt die niet zijn doorgegaan en waarvoor [slachtoffer 2] wel moest betalen.
Verdachte is hierbij op een slinkse manier te werk gegaan en is daarmee alle grenzen van het fatsoen over gegaan. Hij heeft het vertrouwen van zijn slachtoffers stelselmatig en in ernstige mate geschaad.
Daarnaast heeft hij goederen van [slachtoffer 1] gestolen. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin om zijn verslaving te kunnen bekostigen. Daarnaast heeft verdachte politieagenten bedreigd die enkel hun werk deden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten en dat aan hem al drie keer een ISD-maatregel is opgelegd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de reclasseringsadviezen van
17 juli 2023 en 21 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte als zeer actieve veelpleger staat geregistreerd en dat hij voornamelijk in beeld komt vanwege het plegen van verwervingsdelicten om zijn verslaving aan alcohol en drugs te kunnen bekostigen en vanwege het veroorzaken van overlast onder invloed.
Vanwege de vele onsuccesvolle trajecten die verdachte in het verleden al zijn aangeboden ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor interventies die het hoge recidiverisico kunnen beperken.
Naar het oordeel van de rechtbank moet aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd.
Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegende zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 310,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- betaald geld voor afspraak € 100,00;
- gestolen geld uit portemonnee € 10,00.
Ter vergoeding van immateriële schade (verlies van levensvreugde) wordt een bedrag van € 200,00 gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
, vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam 4] van de Gelderse Stichting voor Beheer en bewindvoering, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 754,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘afpersing bedrag’.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
, vertegenwoordigd door casemanager [naam 5] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 250,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering alleen voor wat betreft het gevorderde materiële bedrag van € 110,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente, en dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige (immateriële) deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat onvoldoende onderbouwd is dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte volgt het standpunt van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 1 en 4 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd . De rechtbank zal de gevorderde materiële schade van € 110,00 daarom integraal toewijzen.
Ten aanzien van de opgevoerde immateriële schadepost ten bedrage van € 200,00 overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit is onder meer het geval bij ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] de gevolgen van de aantasting in de persoon niet met voldoende concrete gegevens over de psychische schade heeft onderbouwd. Evenmin doet zich de uitzonderlijke situatie voor waarbij de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zó voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal hem die gelegenheid dan ook niet bieden.
De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen tot een bedrag van
€ 754,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd om vast te stellen dat sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 BW. Daarnaast doet zich niet de uitzonderlijke situatie voor dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder onderbouwing kan worden aangenomen.
Het in de gelegenheid stellen van [slachtoffer 3] om zijn vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal hem daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen..
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte de vordering van [slachtoffer 1] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door verdachte de vordering van [slachtoffer 2] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-028452-22

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle van 16 februari 2022 met parketnummer 08.028452.22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, zal worden afgewezen omdat deze vordering al eerder is toegewezen en deze straf inmiddels ten uitvoer is gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om voorgaand standpunt van de officier van justitie bij haar oordeel te betrekken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen omdat deze al eerder is toegewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
oplichting;
feit 2, het misdrijf:
oplichting;
feit 3, het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 110,00 ;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 4) van een bedrag van € 110,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 juli 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder 1 en 4 bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 110,00, (zegge: honderdtien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor een deel van € 200,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter hoogte van € 754,00 toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van € 754,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 754,00, (zegge: zevenhonderdvierenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.028452.22
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.