4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de door [slachtoffer] afgelegde verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of voldoende steunbewijs voorhanden is.
[slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat zij vanaf haar tiende tot haar veertiende, vanaf 2002 tot 2006, door haar neven, te weten verdachte en diens broer [medeverdachte], seksueel is misbruikt. Dit gebeurde op camping ‘[locatie 1]’ in [plaats 1] waar zij in de zomervakanties samen bij hun opa en opa verbleven. De ontuchtige handelingen vonden plaats in het bos, achter de [locatie 2] en in het toiletgebouw. Daarnaast vonden de handelingen plaats bij verdachte en zijn broer thuis aan de [adres] in [plaats 2].
Het begon op de camping achter een grote boom in het bos met een spelletje 21-en. Hierbij moest [slachtoffer] als zij het spel verloor allerlei seksuele handelingen ondergaan en verrichten die steeds verder gingen. Verdachte en zijn broer [medeverdachte] deden hierbij onder meer vingers in haar vagina, hebben aan haar borsten gezeten en zij moest haar mond om hun penis doen en aan hun penis trekken. Vaak deden verdachte en zijn broer [medeverdachte] dit om beurten. De eerste keer dat zij met hun vingers in haar vagina zaten was in de zomer van 2002 of 2003. Zij was toen 10 of 11 jaar oud. Zij moest aan hun penis trekken en uiteindelijk moest zij ook met haar mond aan hun penis zitten en op en neer bewegen.
In de zomer van 2006 heeft verdachte haar drie keer meegenomen naar de zogenaamde [locatie 2]. Zij was toen alleen met verdachte. Hierbij zat verdachte aan haar borsten en vagina, ging hij met zijn vinger in haar vagina en moest zij met haar handen en mond aan zijn penis zitten.
De handelingen in het toiletgebouw op de camping bestonden er uit dat één van de broers. voor de deur op wacht stond, terwijl de ander vervolgens onder het tussenschot van het wc hokje door kroop waar aangeefster zat. Meestal was het verdachte die onder het schot doorkroop.
Verdachte zat dan aan haar borsten en vagina en hij ging ook in haar vagina. [medeverdachte] kroop niet zo vaak onder het schot door naar haar in het toilet. Als hij dit deed voelde hij alleen aan haar borsten en vagina. Hij ging niet in haar vagina.
Vanaf de zomer 2003 vonden de seksuele handelingen ook bij verdachte en [medeverdachte] thuis in [plaats 2] plaats. [slachtoffer] ging dan met haar neven naar boven om te gamen en zij moest dan bij verdachte op schoot zitten. Verdachte voelde over haar kleren aan haar borsten terwijl zij op schoot zat. Vervolgens werd zij naar de slaapkamer van [medeverdachte] meegenomen en daar ging verdachte dan aan haar zitten terwijl zij haar kleren nog aan had. Verdachte voelde daarbij onder haar shirt en in haar broek. Hij voelde aan haar vagina en ging er ook in. Ook moest zij aan zijn penis zitten.
Ook [medeverdachte] heeft een aantal keren aan haar gezeten op zijn kamer. Als hij dit deed dan deed hij dit nadat verdachte dit had gedaan. [medeverdachte] voelde dan ook aan haar borsten en ging ook in haar broek om aan haar vagina te voelen, maar hij ging daarbij niet in haar vagina.
[slachtoffer] heeft vaak tegen verdachte en zijn broer [medeverdachte] gezegd dat zij het niet wilde. Toch werd er aangedrongen. Verdachte en [medeverdachte] dreigden dat ze haar broertje iets aan zouden doen als zij iets over de handelingen zou zeggen of ze zeiden dat haar vader haar bij ontdekking straf zou geven.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Zij heeft in haar informatieve gesprek en in haar aangifte uitvoerig en gedetailleerd verklaard over hoe en welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ook de getuigenverklaring van haar vriend, [getuige 1], aan wie [slachtoffer] als eerste heeft verteld wat haar is overkomen, geeft in grote lijnen blijk van een gelijkluidend door [slachtoffer] gerelateerd verhaal.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaring te twijfelen. Haar verklaring komt authentiek over.
Daar komt nog bij dat ook het hierna te noemen steunbewijs de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] versterkt.
Dat het één en ander valt af te dingen aan de accuraatheid van haar verklaringen voor wat betreft de exacte momenten waarop de verschillende seksueel handelingen hebben plaatsgevonden, doet niet zonder meer af aan de betrouwbaarheid. Enige inconsistenties in de verklaring van aangeefster zijn zeer goed verklaarbaar door het grote tijdsverloop en de werking van het geheugen. In hoofdlijnen verklaart aangeefster echter consistent, accuraat en volledig.
De rechtbank neemt aldus de verklaring van [slachtoffer] tot uitgangspunt in de onderhavige zaak.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Deze bepaling beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. In de eerste plaats door de verklaring van verdachte zelf, die erkent dat hij en zijn broer [medeverdachte], op een plek bij de camping die zij de racebaan noemden, het kaartspel 21-en met [slachtoffer] hebben gespeeld en dat zij, als zij hadden gewonnen, om beurten seksuele handelingen bij haar hebben verricht, waaronder het betasten van haar borsten, het aanraken van dan wel wrijven over haar vagina en het laten aanraken van hun penissen. Verdachte erkent ook dat hij en [slachtoffer] met zijn tweeën het spel 21-en bij de [locatie 2] hebben gespeeld en dat hij daarbij haar bosten heeft betast en met zijn vingers over haar schaamlippen heeft gewreven.
Daarnaast heeft verdachte erkend dat hij en zijn broer [medeverdachte] [slachtoffer] in het toilethok op de camping hebben betast en dat [slachtoffer] daarbij ook zijn penis heeft aangeraakt. Tot slot heeft verdachte erkend dat [slachtoffer] bij hun thuis wel eens bij hem en zijn broer op schoot heeft gezeten.
Met zijn verklaring heeft verdachte de omstandigheden rondom de door aangeefster gestelde seksuele handelingen en de context bevestigd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij het voelde als verdachte en zijn broer in haar vagina zaten en dat zij het ergste vond dat ze dingen met haar mond bij hen moest doen. Niet valt in te zien dat [slachtoffer] zich enkel voor wat betreft het seksueel binnendringen zou hebben vergist of onwaarheden zou hebben verteld.
Verder vindt de verklaring van [slachtoffer] op specifieke onderdelen steun in ander bewijs. Zo heeft de moeder van [slachtoffer], [getuige 2], verklaard dat haar zoon [naam 1] aan haar heeft verteld dat verdachte en [medeverdachte] hem een keer op het ijs hebben geduwd en toen hele nare dingen tegen hem hebben gezegd. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte en [medeverdachte] haar broer als chantagemiddel hebben gebruikt.
Verder heeft de echtgenoot van [slachtoffer], [getuige 1], verklaard dat de moeder van [slachtoffer] hem heeft verteld dat [slachtoffer] op weg naar [plaats 1] regelmatig moest overgeven, terwijl [slachtoffer] dit niet tijdens andere autoritjes deed, hetgeen [slachtoffer] zelf ook heeft verklaard.
Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de constatering van haar echtgenoot [getuige 1] dat zij in 2008 tijdens seksuele handelingen op een bepaalde manier stil ging liggen en dat zij hierna huilend aan hem vertelde wat er tussen haar en verdachten is voorgevallen.
Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de constatering van haar moeder dat zij huilde toen ze vertelde wat er tussen haar en haar neven was gebeurd en dat zij met [slachtoffer] naar een psychiater zijn geweest toen [slachtoffer] 12 jaar was en dat [slachtoffer] bij de psychiater toen rondjes heeft getekend die moesten uitbeelden dat dit met de jongens te maken had. Die rondjes stonden voor gevaar.
Op grond van het voorgaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat alle gedragingen zoals opgesomd in de tenlastelegging, inclusief de gedragingen die zien op het seksueel binnendringen, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen verder vast dat tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte] bij een groot deel van de gedragingen een nauwe en bewuste samenwerking bestond, en dat dus sprake is van medeplegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor wat betreft de bewezenverklaarde periode gaat de rechtbank uit van de verklaringen van [slachtoffer].