ECLI:NL:RBOVE:2024:4723

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
08.033634.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met zijn minderjarige nichtje

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een schadevergoeding van € 11.360,60 aan het slachtoffer. De man heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige nichtje, waarbij ook seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een openbare terechtzitting op 27 augustus 2024, waar de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte zijn gehoord. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte en zijn broer tussen 2002 en 2006 hebben gepleegd, toen het slachtoffer nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn eigen verklaringen bevestigden in grote lijnen de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en dat de verdachte strafbaar is voor de gepleegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten en de impact van de gepleegde handelingen op het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.033634.24 (P)
Datum vonnis: 10 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.A. de Kock, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar als benadeelde partij door mr. D. Dijkstra is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander (met zijn broer [medeverdachte] ) of alleen:
feit 1:
in de periode van 21 mei 2002 tot en met 20 mei 2004 met zijn nicht [slachtoffer] handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt.
feit 2:
in de periode van 21 mei 2004 tot en met 1 oktober 2006 met zijn nicht [slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl zij wel de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 mei 2002 tot en met 20 mei 2004 te Heerde en/of IJsselmuiden en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van één of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over, althans het betasten van de vulva en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken en/of het laten likken, althans het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 mei 2004 tot en met 1 oktober 2006 te Heerde en/of IJsselmuiden en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, te weten
- het duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van één of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over, althans het betasten van de vulva en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken en/of het laten likken, althans het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring aan aangeefster betrouwbaar is en dat er voldoende steunbewijs is voor deze verklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat met de verklaring van aangeefster behoedzaam moet worden omgegaan onder meer omdat niet uit te sluiten valt dat er tijdens de therapieën die aangeefster heeft gevolgd pseudoherinneringen bij haar zijn ontstaan, waarbij ook relevant is dat uit de dossierstukken valt af te leiden dat aangeefster in de ten laste gelegde periode nog met twee andere jongens seksueel contact heeft gehad.
Verdachte ontkent dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Hij erkent wel dat hij de vulva en de borsten van aangeefster heeft aangeraakt en dat zij zijn penis heeft aangeraakt, maar deze handelingen zijn ingevolge artikel 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) enkel strafbaar indien deze (direct) voorafgaand aan het seksueel binnendringen hebben plaatsgevonden of (direct) daaropvolgend. Nu verdachte stellig ontkent dat sprake is geweest van seksueel binnendringen en voor de verklaring van aangeefster dat hier wel sprake van is geweest geen steunbewijs aanwezig is, kan dit onderdeel van de tenlastelegging niet worden bewezen en kan evenmin tot een bewezenverklaring van de artikelen 244 en 245 Sr worden gekomen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van medeplegen. Verder dient de periode te worden beperkt aangezien verdachte zich kan herinneren dat hij ten tijde van de gebeurtenissen 13/14 jaar was en na het overlijden van zijn vader in december 2014 geen handelingen meer hebben plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de door [slachtoffer] afgelegde verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of voldoende steunbewijs voorhanden is.
[slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat zij vanaf haar tiende tot haar veertiende, vanaf 2002 tot 2006, door haar neven, te weten verdachte en diens broer [medeverdachte] , seksueel is misbruikt. Dit gebeurde op camping ‘ [locatie 1] ’ in [plaats 1] waar zij in de zomervakanties samen bij hun opa en oma verbleven. De ontuchtige handelingen vonden plaats in het bos, achter de [locatie 2] en in het toiletgebouw. Daarnaast vonden de handelingen plaats bij verdachte en zijn broer thuis aan de [adres 2] .
Het begon op de camping achter een grote boom in het bos met een spelletje 21-en. Hierbij moest [slachtoffer] als zij het spel verloor allerlei seksuele handelingen ondergaan en verrichten die steeds verder gingen. Verdachte en zijn broer [medeverdachte] deden hierbij onder meer vingers in haar vagina, hebben aan haar borsten gezeten en zij moest haar mond om hun penis doen en aan hun penis trekken. Vaak deden [medeverdachte] en verdachte dit om beurten. De eerste keer dat zij met hun vingers in haar vagina zaten was in de zomer van 2002 of 2003. Zij was toen 10 of 11 jaar oud. Zij moest aan hun penis trekken en uiteindelijk moest zij ook met haar mond aan hun penis zitten en op en neer bewegen.
In de zomer van 2006 heeft [medeverdachte] haar drie keer meegenomen naar de zogenaamde [locatie 2] en heeft daar toen seksuele handelingen bij haar verricht. Daar was verdachte niet bij.
De handelingen in het toiletgebouw op de camping bestonden er uit dat één van de broers. voor de deur op wacht stond, terwijl de ander vervolgens onder het tussenschot van het wc hokje door kroop waar aangeefster zat. Meestal was het [medeverdachte] die onder het schot doorkroop.
[medeverdachte] zat dan aan haar borsten en vagina en hij ging ook in haar vagina. Verdachte kroop niet zo vaak onder het schot door en als hij dit deed dan voelde hij alleen aan haar borsten en vagina. Hij ging niet in haar vagina.
Vanaf de zomer 2003 vonden de seksuele handelingen ook bij verdachte en [medeverdachte] thuis in [adres 2] plaats. [slachtoffer] ging dan met haar neven naar boven om te gamen en zij zat dan bij hun op schoot. [medeverdachte] voelde dan over haar kleren aan haar borsten terwijl zij bij hem op schoot zat. Vervolgens werd zij naar de slaapkamer van verdachte meegenomen en daar ging [medeverdachte] dan aan haar zitten, terwijl zij haar kleren nog aan had. [medeverdachte] voelde daarbij onder haar shirt en in haar broek. Hij voelde aan haar vagina en ging er ook in. Ook moest zij aan zijn penis zitten.
Ook verdachte heeft een aantal keren aan haar gezeten op zijn kamer. Als verdachte dit deed dan deed hij dit nadat [medeverdachte] dit daarvoor had gedaan. [medeverdachte] liep dan naar de spelcomputer en daarna kwam verdachte pas. Verdachte voelde dan ook aan haar borsten en ging ook in haar broek om aan haar vagina te voelen, maar hij ging daarbij niet in haar vagina. [slachtoffer] denkt dat dit met verdachte 6 á 7 keer is gebeurd. [slachtoffer] heeft vaak tegen verdachte en zijn broer [medeverdachte] gezegd dat zij het niet wilde. Toch werd er aangedrongen. Verdachte en [medeverdachte] dreigden dat ze haar broertje iets aan zouden doen als zij iets over de handelingen zou zeggen of ze zeiden dat haar vader haar bij ontdekking straf zou geven.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Zij heeft in haar informatieve gesprek en in haar aangifte uitvoerig en gedetailleerd verklaard over hoe en welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ook de getuigenverklaring van haar echtgenoot en toenmalige vriend, [getuige] , aan wie [slachtoffer] als eerste heeft verteld wat haar is overkomen, geeft in grote lijnen blijk van een gelijkluidend door [slachtoffer] gerelateerd verhaal.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaring te twijfelen. Haar verklaring komt authentiek over.
Daar komt nog bij dat ook het hierna te noemen steunbewijs de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] versterkt.
Dat het één en ander valt af te dingen aan de accuraatheid van haar verklaringen voor wat betreft de exacte momenten waarop de verschillende seksueel handelingen hebben plaatsgevonden, doet niet zonder meer af aan de betrouwbaarheid. Enige inconsistenties in de verklaring van aangeefster zijn zeer goed verklaarbaar door het grote tijdsverloop en de werking van het geheugen. In hoofdlijnen verklaart aangeefster echter consistent, accuraat en volledig.
De rechtbank neemt aldus de verklaring van [slachtoffer] tot uitgangspunt in de onderhavige zaak.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Deze bepaling beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. In de eerste plaats door de verklaring van verdachte zelf, die erkent
dat hij en zijn broer [medeverdachte] , op een plek bij de camping die zij de racebaan noemden, het kaartspel 21-en met [slachtoffer] hebben gespeeld en dat zij, als zij hadden gewonnen, om beurten seksuele handelingen bij [slachtoffer] hebben verricht die na verloop steeds verder gingen. Verdachte was toen 13 á 14 jaar. Verdachte heeft verder verklaard dat zijn broer en hij om beurten de borsten van [slachtoffer] hebben betast. [medeverdachte] mocht dan eerst 10 seconden haar borsten betasten en daarna mocht verdachte 10 seconden haar borsten betasten. Hierna gingen zij opnieuw het kaartspel spelen en dan was het afhankelijk van de uitkomst wat er daarna gebeurde. Verdachte mocht daarbij ook aan de vagina van [slachtoffer] oppervlakkig voelen en zij heeft ook zijn penis in haar handen gehouden.
Daarnaast heeft verdachte erkend dat hij in het toilethok op de camping de vagina en borsten van [slachtoffer] heeft gezien.
Met zijn verklaring heeft verdachte de omstandigheden rondom de door aangeefster gestelde seksuele handelingen en de context bevestigd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij het voelde als verdachte en zijn broer in haar vagina zaten en dat zij het ergste vond dat ze dingen met haar mond bij hen moest doen. Niet valt in te zien dat [slachtoffer] zich enkel voor wat betreft het seksueel binnendringen zou hebben vergist of onwaarheden zou hebben verteld.
Verder vindt de verklaring van [slachtoffer] op specifieke onderdelen steun in ander bewijs. Zo heeft de moeder van [slachtoffer] , [moeder van slachtoffer] , verklaard dat haar zoon [naam 1] aan haar heeft verteld dat verdachte en [medeverdachte] hem een keer op het ijs hebben geduwd en toen hele nare dingen tegen hem hebben gezegd. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte en [medeverdachte] haar broer als chantagemiddel hebben gebruikt.
Verder heeft de echtgenoot van [slachtoffer] , [getuige] , verklaard dat de moeder van [slachtoffer] hem heeft verteld dat [slachtoffer] op weg naar [plaats 1] regelmatig moest overgeven terwijl [slachtoffer] dit niet tijdens andere autoritjes deed, hetgeen [slachtoffer] zelf ook heeft verklaard.
Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de constatering van haar echtgenoot [getuige] dat zij in 2008 tijdens seksuele handelingen op een bepaalde manier stil ging liggen en dat zij hierna toen huilend aan hem vertelde wat er tussen haar en verdachte en [medeverdachte] is voorgevallen.
Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de constatering van haar moeder [moeder van slachtoffer] dat [slachtoffer] huilde toen ze vertelde wat er was gebeurd en dat zij met [slachtoffer] naar een psychiater zijn geweest toen [slachtoffer] 12 jaar was en dat [slachtoffer] bij de psychiater toen rondjes heeft getekend die moesten uitbeelden dat dit met de jongens te maken had. Die rondjes stonden voor gevaar.
Op grond van het voorgaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat alle gedragingen zoals opgesomd in de tenlastelegging, inclusief de gedragingen die zien op het seksueel binnendringen, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen verder vast dat tussen verdachte en zijn broer [verdachte] bij een groot deel van de gedragingen een nauwe en bewuste samenwerking bestond, en dat dus sprake is van medeplegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor wat betreft de bewezenverklaarde periode gaat de rechtbank uit van de verklaringen van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 21 mei 2002 tot en met 20 mei 2004 te Heerde en/of IJsselmuiden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van één of meer vinger(s) in de
vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer]
en
- het wrijven over, althans het betasten van de vulva en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het laten aftrekken, althans het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] ;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 21 mei 2004 tot en met 1 oktober 2006 te Heerde en/of IJsselmuiden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van één of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer]
en
- het wrijven over, althans het betasten van de vulva en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het laten aftrekken, althans het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 244, 245 en 248 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en aftrek van voorarrest.
Daarbij heeft de officier er rekening mee gehouden dat verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde handelingen tussen de 13 en 17 jaar oud was, dat zijn oudere broer bij de handelingen een leidende rol had en dat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair bepleit om artikel 9a Sr toe te passen. Een schuldigverklaring zonder strafoplegging is volgens de raadsvrouw het meest passend omdat hetgeen heeft plaatsgevonden op experimenteergedrag tussen twee jonge mensen lijkt. Daarbij heeft de raadsvrouw erop gewezen dat het zeer oude feiten betreft en dat verdachte zijn leven op de rit heeft. Verdachte heeft een baan, een koophuis en een vrouw. Een vrijheidsstraf zou grote gevolgen hebben.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om gelet op het taakstrafverbod een jeugddetentie voor de duur van 1 dag in combinatie met een taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn nichtje en is daarbij ook seksueel bij haar binnendrongen. Het misbruik begon toen zijn nichtje nog maar tien jaar was met een spelletje 21-en. Tijdens dit spel hebben verdachte en zijn broer seksuele handelingen bij haar verricht die stapsgewijs steeds verder gingen. De handelingen stopten toen zij veertien was en het haar lukte om niet meer met haar neven alleen te zijn. Verdachte was gedurende de periode dat deze handelingen hebben plaatsgevonden tussen de dertien en zeventien jaar oud, en dus nog minderjarig. Zijn broer [medeverdachte] was toentertijd tussen de zestien en twintig jaar oud.
De broer van verdachte was mede gelet op zijn oudere leeftijd en de verklaringen van aangeefster daarover de leider en de initiatiefnemer. Hij heeft ook vaker seksuele handelingen bij [slachtoffer] verricht. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte destijds en deze rolverdeling tussen hen. Gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig was, zal de rechtbank conform het bepaalde in artikel 77a Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Door zijn handelwijze heeft verdachte een grove inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] gemaakt. Zij was gelet op haar jeugdige leeftijd, met name aan het begin toen zij nog maar tien, elf jaar was, nagenoeg geheel weerloos tegen de handelingen van verdachte en zijn broer. Zij ondervindt na al die jaren nog steeds de gevolgen van hetgeen zij toen heeft moeten ondergaan. Dit is ook gebleken uit de namens haar ter zitting voorgelezen slachtoffer verklaring. Zij heeft zich destijds als jong en onwetend meisje angstig, alleen en onveilig gevoeld. Onderweg naar de camping waar het misbruik telkens plaatsvond moest zij overgeven. Zij heeft inmiddels diverse therapieën gevolgd.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen experimentele seksuele verlangens onder voorbijgaan van het leed dat hij hiermee bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte ter zitting slechts gedeeltelijk openheid van zaken gegeven.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het reclasseringsadvies van 8 juli 2024. Verdachte beriep zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht en door deze proceshouding heeft de reclassering geen advies kunnen uitbrengen over de noodzaak van interventies. De reclassering heeft hierdoor het recidiverisico evenmin kunnen inschatten. Uit het rapport blijkt dat verdachte zijn leven op orde heeft, dat hij tien jaar bij dezelfde werkgever werkt en, dat sprake is van een duurzame partnerrelatie en van een steunend sociaal netwerk.
De rechtbank stelt vast dat de feiten inmiddels meer dan 18 jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte zich sindsdien naar anderen grensoverschrijdend heeft gedragen.
De rechtbank heeft in zeer sterke mate rekening gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop en het feit dat verdachte zijn leven thans op orde heeft. Hoewel de feiten zeer kwalijk zijn en een enorme impact op het leven van [slachtoffer] hebben en houden acht de rechtbank het niet opportuun om verdachte, zoveel jaren later, een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Hierin laat de rechtbank ook meewegen dat verdachte nog jong was en volop in zijn seksuele ontwikkeling tot volwassenheid zat op het moment dat het bewezenverklaarde zich afspeelde.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, te weten twee dagen, met aftrek op grond van het bepaalde in artikel 27 Sv. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, opleggen voor de duur van 120 uren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] ( [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij heeft daarvoor mr. D. Dijkstra , advocaat in Zwolle, gemachtigd.
De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 18.860,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade, ten bedrage van € 1.360,60, bestaat uit de volgende posten:
- € 571,33 voor reiskosten;
- € 703,02 voor medische kosten (eigen risico 2021, 2022 en 2024)
- € 86,25 voor twee facturen voor behandelingen bij Ex Aequo.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 17,500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, dient te worden toegewezen, met wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit omdat het causaal verband tussen de psychische klachten die de benadeelde partij ervaart en het ten laste gelegde niet op voorhand is vast te stellen aangezien zich ook andere traumatische gebeurtenissen in het leven van de benadeelde partij hebben voorgedaan. Ook omdat de verdeling van de aansprakelijkheid tussen verdachte en zijn broer moeilijk is vast te stellen aangezien in een bij de vordering gevoegde brief van Ex Aequo van 10 augustus 2016 wordt gesproken over misbruik ‘door een neef’ en niet wordt gesproken over medeplegen, waaruit lijkt te volgen dat de benadeelde partij niet zit met de handelingen van verdachte.
Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte tijdens een deel van de gedragingen dertien jaar oud was en dat de vordering voor dit deel wordt geacht te zijn gericht tegen zijn moeder. Ook om deze reden moet de benadeelde partij volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij het causaal verband tussen de door haar geleden schade en de bewezenverklaarde feiten voldoende heeft onderbouwd. Nu de opgevoerde materiële schade ook voor het overige voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank deze schade toewijzen.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast
Voor toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op een aantasting in de persoon op andere wijze is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Geestelijk letsel levert in het algemeen pas een aantasting in de persoon op zoals bedoeld in art. 6:106 BW indien bij het slachtoffer sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het moet in elk geval gaan om ‘naar objectieve maatstaven’ vast te stellen psychische klachten ontstaan in verband met de omstandigheden van het geval.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij voor PTSS in behandeling is geweest bij Ex Aequo en Mindfit. Het verweer van de verdediging dat een causaal verband ontbreekt, nu verdachte ook ten gevolge van andere gebeurtenissen trauma’s zou hebben opgelopen en zij niet lijkt te zitten met de handelingen van verdachte, verwerpt de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat een causaal verband bestaat tussen de bewezen verklaarde feiten en de immateriële schade van het slachtoffer.
Bovendien geldt dat het handelen van verdachte – de ontuchtige handelingen waarbij ook seksueel is binnengedrongen – gelet op de bijzondere ernst van de normschending ook op zichzelf beschouwd vergoeding van immateriële schade rechtvaardigt.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 10.000,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een bedrag van
€ 11.360,60 (bestaande uit € 1.360,60 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 10 september 2024.
De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De rechtbank acht het niet opportuun om de moeder van verdachte te veroordelen in (een deel van) de schadevergoeding. Dit mede gelet op het feit dat verdachte maar tijdens een beperkt deel van de door hem gepleegde handelingen onder de veertien jaar was en verdachte al zeer lang de volwassen leeftijd heeft bereikt.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 1 maand gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, en 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen
die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2, het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of
mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 en 2): van een bedrag van € 11.360,60 (bestaande uit € 1.360,60 aan materiële schade, en € 10.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 en met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.360,60, (zegge: elf duizend driehonderdzestig euro en zestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 maand kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter en kinderrechter, mr. D.E. Schaap en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, team Zeden met nummer ONRBC22085/TIPO. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 31 oktober 2022, pagina’s 1 tot en met 3, inhoudende de relazen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Ik ben door mijn neven [medeverdachte] en zijn broer [verdachte] seksueel misbruikt vanaf mijn 10e tot mijn 14e. Het seksueel misbruik is op de camping “ [locatie 1] ” en bij hun thuis aan de [adres 2] gebeurd.
Het is begonnen toen wij een spelletje 21'en speelden. Ik moest steeds meer uit doen tot ik geen kleding meer aan had. Op een gegeven moment moest ik ook dingen bij [medeverdachte] en [verdachte] doen en zij deden dat ook bij mij, seksuele handelingen. Zij deden vingers in mijn vagina, hebben aan mijn borsten gezeten en ik moest ook mijn mond om hun penis doen en aan hun penis trekken. Op de camping achter de [locatie 2] is het gebeurd, in het bos naast de camping, in het toiletgebouw sloten zij mij op en is het daar ook gebeurd.
Ik was nooit wagenziek, maar als ik naar de camping ging, moest ik onderweg daar naar
toe twee keer spugen.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben een keer mijn broertje [naam 1] als chantagemiddel gebruikt. Zij hebben [naam 1] op een dun laagje ijs gezet en zeiden tegen mij dat ik niks mocht zeggen over het seksueel misbruik. Ik heb mijn broertje toen van het ijs afgehaald.
Als ik bij [medeverdachte] en [verdachte] thuis was, speelden de kinderen regelmatig boven. Daar was onder andere een spelcomputer. Mijn broertje was dan ook wel mee, maar dan werd ik door mijn twee neven naar een andere kamer meegenomen. Ik zat dan ook bij hun op schoot en zij zaten aan mij.Toen ik 14 was, zorgde ik er voor dat ik niet meer alleen kon zijn met mijn neven. Daardoor is het seksueel misbruikt uiteindelijk gestopt.
2. Het proces-verbaal van aangifte van 30 november 2022, pagina’s 4 tot en met 21, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring:
Het is ongeveer 4 jaar lang gebeurd. Van mijn tiende tot mijn veertiende. Vanaf 2002 tot 2006. Het is gebeurd bij hen thuis aan de [adres 2] en op camping [locatie 1] in [plaats 1] . Het is begonnen dat we kaart spelletjes speelden. Mijn neven hadden het spelletje 21 bedacht. (...) Eén van de eerste keren gingen we wandelen in het bos en speelden het spelletje 21-en weer. Als je verloor moest je de sokken en schoenen uit doen. Het ging steeds verder. (…) Uiteindelijk raak je helemaal bloot. Ze wilden dat ik aan ze zat. Dat ik uiteindelijk ook dingen bij ze moest doen. (...) Het gebeurde ook bij het toilet gebouw op de camping. Ze sloten mij op. Eén van mijn neven bleef voor de deur staan. Achter op de camping gebeurde het bij de [locatie 2] . Ze zorgden er altijd voor dat er niemand in de buurt was. En het gebeurde dus in het bos zelf. Buiten het hek van de camping.(...) De eerste keer dat ze echt aan mij zaten was (…) in het bos.(...) Ze namen altijd een kaartspel mee (...) als je verloor, moest je je schoenen en sokken uit doen en dat ging steeds verder. Uiteindelijk had ik geen kleren meer aan. Als je daarna af was, zaten ze aan mij. Ik moest aan hun zitten. (...) Het ging steeds verder en toen ze aan mij gingen zitten wist ik dat het niet okay was. Ik heb ook wel een aantal keren gezegd dat ik niet mee wilde. Ze namen me dan toch mee. Ik moest mee. Ze begonnen te dreigen. Als ik iets zou zeggen of niet mee zou doen dat ze dan mijn broertje iets aan zouden doen. (...) Ik wilde echt dat het misbruik stopte. In het laatste jaar, dat ik misbruikt werd, hebben mijn neven mijn broertje op een laagje ijs gezet.(...) [medeverdachte] was de baas.(...) Hij heeft ook wel eens aan mij gezeten als hij alleen met mij was. Dat heeft [verdachte] nooit gedaan. Als [medeverdachte] er niet was, gebeurde er niets. Als [medeverdachte] erbij was gebeurde het altijd. (...) In het bos zijn de volgende dingen gebeurd. Ze zaten ze aan mijn borsten en ook aan mijn vagina.(…) Ik moest met mijn handen aan hun geslachtsdelen zitten. Uiteindelijk moest dat ook met mijn mond. Ik moest dan denken aan een aardbeien lolly zeiden ze. (...) Achter een grote boom gebeurde het. (...) Ik zat dan als ze aan mijn borsten zaten.. Zij waren vóór mij meestal. Ze zaten op hun knieën (...) Om de beurten zaten ze er aan. Ze knepen er in. Ze aaiden en voelde (...) Ik verstijfde, van "niet doen".(...) Hoe ze aan mijn vagina zaten? (...) Het was elke keer anders. Altijd hun vanaf de voorkant naar mij toe. (...) Ik lag altijd op de grond of ik zat, een beetje naar achteren zeg maar. Niet echt zitten maar tegen de boom aan. Dan gingen zij met de vingers voelen en er in. Echt om de beurten. Dat ze in mijn vagina zaten voelde ik echt wel. Dat deden ze met hun vingers. [medeverdachte] en [verdachte] hebben dat ook echt in mijn vagina gedaan. Dat gebeurde in het bos.(...) De eerste keer dat ze met hun vingers in mijn vagina zaten (...) is in de zomer van 2002 of 2003 geweest. (...) Ik was toen 10 of 11 jaar oud.(...) Ik moest aan hun penis trekken. Later werd het steeds meer. Uiteindelijk moest ik met mijn mond aan hun penis zitten en echt op en neer bewegen.(...) Meestal zaten zij. Ik wilde dat niet. Ze zeiden dat ze anders iets met mijn broertje zouden gaan doen. Uiteindelijk dacht ik van dan moet het maar. Als ik het met mijn mond moest doen moest ik maar aan een aardbeien lolly gaan denken. (...) Ze zaten op de grond. Ik moest op mijn knieën bukken. Er is een aantal keer geweest dat er maar één was. De andere keer moest eerst de één en dan de ander doen. (…) Degene die het spelletje had gewonnen moest ik doen.(...) De stand van hun penis was stijf (...) De eerste keer pakten ze mijn handen vast en hielpen ze mij zeg maar. De andere keren moest ik het zelf doen. Als ik niet wilde pakten ze mijn handen vast. Dit gebeurde ook om en om. Hierbij kwamen ze (…) allebei klaar. Dat was niet altijd zo. (....) ik heb gezegd dat ik niet wilde. Ik zei dat ze moesten stoppen. Ik wilde weg. Mijn broertje was het chantage middel. Als ik niet wilde riepen ze wat over mijn broertje. Dat voelde toen alsof ik geen keuze meer had. (...) In de twee weken dat ik in de zomervakantie op de camping was gebeurde het elke dag zeker een keer en ook wel eens twee keer. (...) Het gebeurde tot mijn veertiende. Tot 2006 dus. Het begon in 2002. Vanaf alleen sokken uit tot aan vingeren uiteindelijk. (...)
TOILLET
Het gebeurde ook op het toilet.:(...) Er ging er dan één voor de deur staan en de andere liep dan om en kroop onder een schot van het andere toilet door waardoor hij ook binnen kwam in dat wc hokje. (...) ze zaten aan mij. Degene die voor de deur stond hield de boel in de gaten en de ander liep om, ging het andere toilet binnen, kroop onder het schot door, en kwam bij mij in het hokje. Het meeste kwam [medeverdachte] en maar heel zelden kwam [verdachte] bij mij in het hokje om aan mij te zitten. (…) Ze zaten (op het toilet) aan mijn borsten en vagina. Dat deden [medeverdachte] en [verdachte] . [verdachte] voelde alleen aan borsten en vagina en ging niet in mijn vagina. Hij kwam niet vaak bij mij in het toilet. [medeverdachte] zat aan mijn borsten en vagina en ging ook in mijn vagina. Hij kwam veel vaker met mij in dat toilet terecht. Ze waren daar nooit samen. Ze kwamen ook niet achter elkaar. (...) De een stond (...) op wacht als de ander binnen was. (...)ze gingen met hun handen onder mijn kleding als ze aan mijn borsten zaten. Als ze aan mijn vagina zaten dat had ik mijn broek op mijn knieën zitten. Als ik naar de wc ging had ik mijn broek al bijna uit. (...) Als ze aan me zaten dan stond ik (...) Dit gebeurde sommige dagen wel meerdere keren. Dit gebeurde vanaf de tweede zomer en ging door tot de laatste zomer (...) op de weg van [plaats 2] naar [plaats 1] moest ik altijd overgeven. (...) Als ik iets wilde zeggen, dan kwam het altijd op mijn broertje neer. Dat ze hem wat aan zouden doen. (...) Ook dreigden mijn neven met mijn vader. Dat hij mij straf zou geven als ik iets zou zeggen over wat er gebeurde. (...) het ergste wat er is gebeurd? (...) Dat ze aan mij hebben gezeten. Vooral de macht over mij willen hebben. Dat ik moest doen wat zij wilden. Bang zijn, angst als ze weer kwamen. (....) qua seksuele handelingen dat ik met mijn mond dingen moest doen.
Het misbruik vond ook bij hun thuis plaats aan de [adres 2] (...) Op de slaapkamer van [verdachte] . (....) Ik moest dan altijd op schoot bij [medeverdachte] . Hij was mij over mijn kleding heen dan aan het voelen. Ze namen me mee naar de slaapkamer van [verdachte] en daar gebeurde dan van alles. (...) In de zomer van 2003 op de verjaardag van mijn tante [naam 2] is het daar voor de eerste keer thuis gebeurd. (...) We gingen naar boven. We gingen gamen. (....) mijn neef [medeverdachte] zei dat ik bij hem moest komen zitten. Dat wilde ik niet maar hij drong er erg op aan. Hij voelde over mijn kleren aan mijn borsten. (...) Ik zat bij mijn neef op schoot. Bij [medeverdachte] . Hij zei op een gegeven moment dat ik mee moest naar een andere kamer. (...) We gingen naar de kamer van [verdachte] . Hij ging aan mij zitten. Ook onder mijn shirt. Ook in mijn broek. Ik moest die eerste keer ook over zijn broek ook aan zijn penis zitten. Later gebeurde het dat ik echt aan hem moest zitten. Hij had zijn broek open gedaan en haalde hem er uit.
Bij de spelcomputer was het over de kleding heen. Op die slaapkamer was het in de kleding. In mijn broek voelde hij de eerste keer alleen. Niet er in. Dat deed hij de keren daarna pas. (...) Eigenlijk ging het altijd hetzelfde. Naar de spelcomputer. Daarna steeds een stapje verder. Ook in mijn vagina. Nooit met de kleren uit omdat er zo maar iemand naar boven zou kunnen komen. (...) Op schoot zitten gebeurde eigenlijk alleen bij [medeverdachte] .(...) Met [verdachte] alleen gebeurde er nooit iets. Alleen als ze samen waren dan werd het onvoorspelbaar. (...) Als [verdachte] wat deed gebeurde het altijd na [medeverdachte] . Dan liep [medeverdachte] naar de spelcomputer en dan kwam [verdachte] pas. (...) Hoe vaak daar wat is gebeurd met [verdachte] ? (...) ik denk een keer of 6 a 7. [medeverdachte] deed het veel en veel vaker. (....) [verdachte] voelde aan mijn borsten en ging ook wel bij mijn broek in om aan mijn vagina te voelen. Maar hij ging niet mijn vagina in. [medeverdachte] deed dat allemaal wel. (...) Ik heb vaak gezegd dat ik niet wilde. Ik wilde ook niet mee naar boven en bleef ook wel stil op de computer stoel zitten en liet merken dat ik niet mee wilde. Er werd dan toch aangedrongen terwijl ik dat niet wilde. Ik wilde echt niet mee. Ik wilde niet op schoot zitten en bleef staan. Ik zei dat ik naar de wc moest. Ik zei dat ik niet wilde en ik bleef staan.(...) Ik was toen ongeveer 12 (...) Het stopte met [verdachte] thuis in die slaapkamer rond mijn 13e. Met [medeverdachte] ging het door. (...)
3. Het proces-verbaal van de zitting van 27 augustus 2024, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Een keer zei [slachtoffer] dat zij naar de wc moest. [slachtoffer] zei dit op een iets andere manier dan normaal en daarna hadden zij en mijn broer [medeverdachte] overleg met elkaar. Zij hebben mij toen als het ware geïntroduceerd, dat als [slachtoffer] dit op deze manier zei, we dan naar het toiletgebouw zouden gaan. [medeverdachte] en ik zaten vervolgens in één toilethokje en [slachtoffer] kroop toen onder het tussenschot door. Ik heb in het toilethok haar vagina en borsten gezien. Het kan zijn dat het vaker is gebeurd dat [slachtoffer] iets aangaf en dat er daarna iets in de toiletgebouwen gebeurde.
In een andere vakantie hebben mijn broer [medeverdachte] en ik het kaartspel met [slachtoffer] gespeeld. Naar verloop van tijd gingen de handelingen die je moest verrichten als je het spel verloor steeds verder, tot het kleren uitdoen en het oppervlakkig betasten. [slachtoffer] heeft mijn penis daarbij ook in handen gehouden. Ik was toen 13 á 14 jaar. Als [slachtoffer] verloor hebben mijn broer en ik om beurten haar borsten betast. [medeverdachte] mocht dan eerst 10 seconden haar borsten betasten en daarna mocht ik 10 seconden haar borsten betasten. Daarna gingen wij opnieuw het kaartspel spelen en dan was het afhankelijk wat er gebeurde. Ik mocht haar vagina dan ook betasten. Dit was alleen oppervlakkig voelen. Niet met mijn vingers tussen de schaamlippen of naar binnen.
Mijn broer heeft zojuist het volgende verklaard: “Later hebben [slachtoffer] , mijn broer [verdachte] en ik nog een keer met zijn drieën strip 21en gespeeld. Dit was op een plek bij de camping waar het snoeiafval werd bewaard. Wij noemden die plek de racebaan. Mijn broer en ik hebben [slachtoffer] nadat wij hadden gewonnen om beurten betast. Eerst heeft één van ons haar borsten betast en “over de vagina gedaan” (gewreven) en daarna deed de andere dat. Ook werden onze penissen om beurten door [slachtoffer] aangeraakt.
Toen wij gewonnen hadden heb ik [slachtoffer] eerst betast, daarna heeft ze mijn penis aangeraakt en daarna gebeurde dit bij mijn broer. Mijn penis was stijf”. Wat mijn broer heeft verklaard klopt in grote lijnen wel. Dit geldt ook voor mij.
De eerste beelden die ik mij kan herinneren zijn van 2002, 2003. Ik was toen 13, 14, 15 jaar.
4. Het proces-verbaal verhoor getuige van 6 oktober 2023, pagina’s 27 tot en met 37, inhoudende de door [getuige] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik heb een relatie met [slachtoffer] vanaf 2007 (…) Zij heeft verteld dat zij misbruikt is door twee neven van haar. (...) toen wij een keer samen op bed lagen. Na een jaar dat wij verkering hadden, is zij daarmee gekomen. (...) wij waren op bed aan het knuffelen. Wij zaten toen wel een beetje aan elkaar en toen is dat ter sprake gekomen.(...) Zij ging ineens voorover op bed zitten en huilde op het moment dat zij mij dit vertelde (...) Langzaam vertelde zij iedere keer iets meer en toen vertelde zij dat het om die twee jongens ging. Daarna wel wat meer. Zij vertelde toen voor het eerst dat die jongens wat bij haar gedaan hadden. (…) Volgens mij heeft ze niet verteld dat het ging om de penis erin, maar wel de dingen daar omheen (…) Uiteindelijk vertelde zij mij dat het [verdachte] en [medeverdachte] waren. (...) Zij vertelde eerst dat het op de camping gebeurde bij opa en oma. (...) Zij heeft verteld dat zij handelingen bij hun heeft uitgevoerd.(...) Masturbatie (...) Maar ook oraal. (...) Zij vertelde dat ze spelletjes gedaan hebben en dat het vandaaruit gebeurde. Zij heeft ook verteld dat zij haar broertje op het ijs had gezet (...) Hoe oud was zij? (...) Volgens mij tussen de 12 en 14 of zoiets. (...) ze vertelde dat het begon met een spelletje en dat zij zich daarna uit moest kleden.(…) In het begin begon het speels en daarna heeft zij bepaalde dingen bij hen gedaan. (...) Die jongen bevredigen (...) Met de hand en oraal.(...)
Wat wij deden op het moment dat het voor het eerst ter sprake kwam? Wij lagen op bed. Wij hadden onze kleding aan. Ik had [slachtoffer] met de hand bevredigd, in haar broek. (....) Zij bleef op een bepaalde manier liggen. Stil. Vervolgens zaten wij op de rand van het bed, waarna zij het vertelde. Ik dacht nog even zo van “wat gaat er nu komen?”.(...) Zij was gekleed wel aanhalig, maar zonder kleding niet. Dan veranderde wat.(....) Dat het van haar uit stopte. Ook het knuffelen en het kusjes geven. (...) De moeder van [slachtoffer] heeft mij een keer verteld dat [slachtoffer] op weg naar [plaats 1] regelmatig over gaf. Terwijl zij dat niet deed tijdens andere ritjes.(...)
5. Het proces-verbaal verhoor getuige van 9 oktober 2023, pagina’s 38 tot en met 44, inhoudende de door [moeder van slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Mijn dochter [slachtoffer] was een jaar of 12 en toen zijn wij met haar naar een psychiater geweest, en daar heeft ze tekeningen gemaakt. Ze had toen rondjes getekend en dat moest uitbeelden dat het met de jongens te maken had. (…) Ze was ook bang dat ze naar de camping moest. Dat stond ook op die tekening..(...) Die rondjes waren gevaar (..) Mijn zoon [naam 1] heeft mij verteld dat [medeverdachte] en [verdachte] hem een keer op het ijs hebben geduwd en heel nare dingen hebben gezegd. Ze hebben hem echt bang gemaakt. (...) [slachtoffer] kwam op een gegeven moment samen met [getuige] naar ons toe om te praten. (...) toen zei ze dat de jongens op de camping iets hadden gedaan met haar. Ik vroeg wat ze hadden gedaan en toen zei ze; iets in de bosjes. Verder zei ze niets. Toen zei ze dat ze in therapie is geweest. (…) Zij bedoelde die ze heeft gevolgd toen ze ongeveer 12 was. (…)
V: Toen [slachtoffer] vertelde dat er wat was gebeurd met de jongens, hoe was de gemoedstoestand op het moment dat zij dit vertelde:
A: Huilend. (...)