ECLI:NL:RBOVE:2024:4722

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
08.038588.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en wapenbezit met vuurwapens

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op 2002 op de Nederlandse Antillen, die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van een poging tot doodslag op 2 februari 2024, waarbij de verdachte met een glasscherf in het hoofd van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in opdracht van een medeverdachte naar de woning van het slachtoffer had begeven, zich voordeed als een pakketbezorger en met geweld het slachtoffer aanviel. De verdachte heeft daarbij ook twee vuurwapens in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die immateriële en materiële schade heeft geleden door de aanval. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.820,--, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.038588.24 (P)
Datum vonnis: 10 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 op [geboorteplaats 1] (Nederlandse Antillen),
nu verblijvende in het Justitieel Complex [locatie 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij door
mr. Z. Badrane is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 27 augustus 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen dan wel alleen:
feit 1 (primair):heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven
(subsidiair)heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
feit 2:twee vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal
- met een glasscherf, althans een scherp voorwerp, in de slaap, althans in het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- op en/of tegen het hoofd, althans op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal
- met een glasscherf, althans een scherp voorwerp, in de slaap, althans in het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- op en/of tegen het hoofd, althans op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of elders in Nederland, althans in Nederland, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (getransformeerd) gaspistool van het merk Blow, type MINI 9, kaliber 9mm knal en/of
- een (getransformeerd) gaspistool van het merk Zoraki, type MOD 914-TD AUTO, kaliber 9mm knal,
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich overeenkomstig haar op schrift gestelde pleidooi ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces. Zij verzoekt verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
3.3.1.1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer]
De rechtbank stelt vast dat het dossier uiteenlopende verklaringen bevat over wat er zich in
de woning van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), de toenmalige verblijfplaats van [slachtoffer] , aan de [adres 1] in [plaats 2] heeft afgespeeld in de avond van 2 februari 2024. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de voor verdachte belastende verklaringen van aangever [slachtoffer] betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
De verklaringen van aangever zijn vastgelegd in een aangifte, een proces-verbaal van bevindingen en een aanvullend verhoor van aangever. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar en consistent en derhalve bruikbaar als wettige bewijsmiddelen.
De aangifte van [slachtoffer] is twee uur, dus zeer kort nadat het incident op 2 februari 2024 heeft plaatsgevonden, afgelegd. De aangifte is authentiek en gedetailleerd en vindt steun in hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd, waarin ook kort is vastgelegd dat [slachtoffer] plots werd aangevallen door verdachte. Ook de later door aangever in een aanvullend verhoor afgelegde verklaring op 3 juni 2024 acht de rechtbank authentiek en gedetailleerd en die verklaring bevat geen tegenstrijdigheden ten aanzien van de aangifte
[slachtoffer] heeft een duidelijke beschrijving gegeven van de gebeurtenissen die zich in de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] hebben afgespeeld en wie daar bij betrokken was. De verklaring zoals door [slachtoffer] afgelegd vindt ook steun in het dossier. Uit door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) afgelegde verklaringen volgt dat zij verdachte met de auto van [medeverdachte 2] naar [plaats 2] hebben gebracht. In de auto van [medeverdachte 2] zijn een DHL jas en handschoenen die verdachte heeft gedragen aangetroffen. In de woning is een kapotte spiegel aangetroffen en een bivakmuts die verdachte heeft gedragen. De jas die [slachtoffer] droeg, heeft diverse beschadigingen. Ook verdachte heeft verklaard dat er een worsteling heeft plaatsgevonden in de woning tussen hem en [slachtoffer] .
Dat de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte uiteenlopen ten aanzien van de worsteling
doet volgens de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever.
3.3.1.2 Vaststelling feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 februari 2024 bevond [slachtoffer] zich in de woning van [betrokkene 1] aan de [adres 1] in [plaats 2] . Omstreeks 20.36 uur heeft verdachte zich naar de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] begeven. Verdachte heeft zich hierbij voorgedaan als pakketbezorger door een DHL jas te dragen. Ook droeg verdachte handschoenen en had hij een bivakmuts bij zich. Omdat [slachtoffer] bezig was om een fiets binnen te zetten, kon verdachte de woning in lopen. In de woning is een worsteling ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte, waarbij verdachte [slachtoffer] uit het niets op zijn hoofd heeft geslagen. Tijdens de worsteling is een spiegel kapot gevallen. Verdachte heeft op enig moment een glasscherf van de grond gepakt en [slachtoffer] daarmee in het hoofd, nabij zijn slaap, gestoken. [slachtoffer] heeft verdachte gestoken met een schaar. [slachtoffer] had een wond nabij zijn linker slaap waar het bloed uitspoot. [slachtoffer] is per ambulance naar het Medisch Spectrum Twente in Enschede gebracht waar bleek dat de middelgrote lichaamsslagader, namelijk de arteria temporalis, was doorkliefd. De wond is in het ziekenhuis gehecht.
Verdachte is na de worsteling de woning uit gevlucht en in een Toyota Yaris gestapt met kenteken [kenteken] . Op de N35, ter hoogte van Nijverdal, hebben verbalisanten het betreffende voertuig een stopteken gegeven en aan de kant van de weg gezet. Verbalisanten hebben [medeverdachte 2] , de bestuurder van het voertuig, verdachte, de bijrijder, en [medeverdachte 1] , passagier op de achterbank, aangehouden als verdachten. In het voertuig werden een tweetal telefoons, een bebloede DHL jas met in de rechter jaszak een (omgebouwd) vuurwapen, te weten een Blow mini, bebloede handschoen en onder de bijrijdersstoel een zwart tasje met daarin een schoolpas op naam van verdachte en een (ongebouwd) vuurwapen, te weten een Zoraki, aangetroffen.
De trekker van het vuurwapen Blow mini, dat is aangetroffen in de jaszak van de DHL jas, is bemonsterd op humane biologische sporen. Uit deze bemonstering [code 1] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van zowel verdachte als [naam 1] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Ten aanzien van dit DNA-mengprofiel is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat- kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Ook is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat - kort gezegd - [naam 1] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte en [naam 1] donor zijn van een deel van het celmateriaal op de trekker.
[medeverdachte 2] werkt als snorder (taxichauffeur). Op 2 februari 2024 heeft hij via Snapchat een rit doorgekregen en heeft hij zich samen met [medeverdachte 1] naar het tankstation Shell A1 [locatie 2] in [plaats 1] begeven, om daar verdachte op te halen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren omstreeks 19:35 uur op de parkeerplaats van dit tankstation. [medeverdachte 1] zag dat verdachte naar de parkeerplaats werd gebracht door een wat dikkere bruine man met krullen en een moedervlek bij zijn oog. De politie heeft geconstateerd dat dit overeenkomt met het signalement van [naam 1] . Op 2 februari 2024 omstreeks 19:35 uur bevond de telefoon van [naam 1] zich eveneens op de parkeerplaats [locatie 2] aan de A1. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [naam 1] verdachte naar de parkeerplaats heeft gebracht.
Verdachte heeft voordat hij bij het tankstation [locatie 2] bij [plaats 1] werd afgezet op twee verschillende adressen pakketten opgehaald. In beide pakketten zat een vuurwapen. Verdachte heeft beide vuurwapens meegenomen in de auto die bestuurd werd door [medeverdachte 2] .
Uit de inbeslaggenomen telefoon van [naam 1] is gebleken dat hij als Snapchataccount [accountnaam 1] gebruikt. In de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] is een Snapchatgroep aangetroffen met de volgende deelnemers: [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 1] , [accountnaam 4] en [accountnaam 5] . De politie heeft vastgesteld dat [accountnaam 1] [naam 1] is en dat [accountnaam 4] , [medeverdachte 1] is. In deze groep werd gevraagd door [accountnaam 2] : “Wie gaat die “P” ophalen”, “Die boy”. Met ‘die boy’ werd bedoeld: verdachte. [naam 1] heeft de volgende berichten gestuurd: “ [adres 2] [plaats 1] ”. “Kom daar, is tanki op snellie" en “ [adres 1] [plaats 2] ”. Op de vraag van [accountnaam 2] : "Daar moet die naartoe”? heeft [naam 1] geantwoord: “Ja”.
[medeverdachte 2] heeft vervolgens samen met [medeverdachte 1] verdachte vanaf het tankstation Shell A1 [locatie 2] naar de [adres 1] in [plaats 2] gebracht. Verdachte trok een DHL jas aan voordat hij naar de woning liep.
In de woning aan de [adres 1] is een bivakmuts aangetroffen met daarop het DNA van verdachte.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte zich in opdracht van [naam 1] naar de woning aan de [adres 1] heeft begeven en daar [slachtoffer] letsel heeft toegebracht. De vraag luidt hoe dit dient te worden gekwalificeerd.
3.3.1.3 Poging doodslag
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte minimaal voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het eventuele gevolg heeft aanvaard.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal kunnen intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat
[slachtoffer] door verdachte op 2 februari 2024 letsel is toegebracht. Zoals hiervoor vastgesteld heeft verdachte zich in opdracht van [naam 1] naar de woning begeven waarin [slachtoffer] zich bevond. Verdachte droeg handschoenen, een bivakmuts en een DHL jas, waarin bij zijn aanhouding een vuurwapen is aangetroffen. In de woning is het tot een worsteling gekomen tussen [slachtoffer] en verdachte. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat verdachte hem uit het niets begon te slaan en dat hij werd geraakt op zijn hoofd. Vervolgens pakte verdachte een glasscherf van een kapot gevallen spiegel van ongeveer tien centimeter lang en stak [slachtoffer] hiermee met kracht in zijn hoofd, nabij zijn slaap. Deze geweldsinwerking heeft geleid tot een doorklieving van een middelgrote lichaamsslagader, namelijk de arteria temporalis. Uit de letselbeschrijving blijkt dat, hoewel het zeldzaam is, het mogelijk is om te verbloeden (waardoor de dood kan intreden) als gevolg van letsel aan de arteria temporalis, indien er niet tijdig of adequaat ingegrepen wordt.
De rechtbank is van oordeel dat door met een glasscherf van ongeveer tien centimeter lang met kracht en ongecontroleerd (want al worstelend/vechtend met [slachtoffer] ) te steken in het hoofd, nabij de slaap van [slachtoffer] , de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] kwam te overlijden. Naar algemene ervaringsregels is het ongecontroleerd en met kracht steken met een scherp voorwerp in de richting van het hoofd en de halsstreek levensgevaarlijk, nu dit tot gevolg kan hebben dat een slagader geraakt kan worden. Van deze aanmerkelijke kans is verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet alleen bewust geweest, maar hij heeft deze kans tevens aanvaard. Immers heeft hij een grote glasscherf van de grond gepakt en daarmee ingestoken op [slachtoffer] in een zeer kwetsbaar gebied.
3.3.1.4 Medeplegen
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet intensief zijn. Bewuste en nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Niet is vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan een strafbaar feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 februari 2024 met twee blanke mannen op twee verschillende adressen wapens heeft opgehaald. Vervolgens is hij door deze twee blanke mannen naar het tankstation [locatie 2] in [plaats 1] gebracht alwaar hij is overgestapt in de auto van een snorder (taxi) om naar de [adres 1] in [plaats 2] te worden gebracht. Van de blanke mannen moest hij de DHL jas dragen, zodat hij er zo normaal mogelijk uit zag.
De verklaring van verdachte dat hij door
twee blanke mannennaar het tankstation [locatie 2] aan de A1 is gebracht vindt geen enkele steun in het dossier. De rechtbank schuift de verklaring dat dit door twee blanke mannen is gebeurd dan ook terzijde.
Blijkens de bewijsmiddelen is verdachte in een witte Volkswagen Golf naar het tankstation gebracht door een bruine man met krullen en een moedervlek bij zijn oog. Dit betreft [naam 1] . Uit de telefoon van [naam 1] blijkt ook dat hij zich op 2 februari 2024 omstreeks 19.35 uur bij het tankstation [locatie 2] op de A1 bevond.
Omstreeks 19:30 uur bevond zich bij het tankstation [locatie 2] ook de auto van de snorder (taxi) met als bestuurder [medeverdachte 2] en passagier [medeverdachte 1] . Verdachte is vervolgens met de twee eerder opgehaalde vuurwapens overgestapt van de witte Volkswagen Golf in de auto van de snorder.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een snapchatgroep aangetroffen waar ook [naam 1] deel van uitmaakte. Hij gaf de instructie om verdachte naar de [adres 1] in [plaats 2] te brengen. Verdachte heeft, alvorens hij naar de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] ging, een DHL jas aangetrokken, zoals hem ook was opgedragen. In de jaszak van de DHL jas is bij de aanhouding van verdachte een vuurwapen aangetroffen met op de trekker het DNA van verdachte en van [naam 1] .
Hoewel kan worden vastgesteld dat [naam 1] niet daadwerkelijk aanwezig was bij de poging tot doodslag op [slachtoffer] in de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] , is de rechtbank op grond van het vorenstaande van oordeel dat er sprake is van een taakverdeling en gezamenlijke uitvoering. Dat [naam 1] niet iedere ten laste gelegde gedraging heeft uitgevoerd, staat aan een bewezenverklaring van medeplegen aan de in de tenlastelegging genoemde gedragingen niet in de weg. Van belang is dat verdachte in opdracht en met medewerking van [naam 1] , voorzien van een DHL jas, handschoenen, bivakmuts en twee (ongebouwde) vuurwapens, naar de [adres 1] in [plaats 2] is gegaan en in die woning geprobeerd heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [naam 1] en verdachte gelet op de feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang bezien, nauw en bewust met elkaar samengewerkt, waarbij door ieder van de verdachten een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht is geleverd en dus sprake is van medeplegen. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de samenwerking was gericht op het proberen te doden van [slachtoffer] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.1.5 Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen in de bijlage.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 2 februari 2024 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een glasscherf in de slaap van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 2 februari 2024 in Nederland, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (getransformeerd) gaspistool van het merk Blow, type MINI 9, kaliber 9mm knal en
- een (getransformeerd) gaspistool van het merk Zoraki, type MOD 914-TD AUTO, kaliber 9mm knal,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een noodweersituatie. Verdachte is de agressor en heeft zich zonder toestemming in de woning begeven waarin [slachtoffer] zich bevond. [slachtoffer] heeft zich met een schaar verdedigd op het moment dat hij werd aangevallen door verdachte.
De officier van justitie is daarom van mening dat een beroep op noodweer niet kan slagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de gedragingen van [slachtoffer] moeten worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte (noodweersituatie). Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte in de gegeven omstandigheden geen andere keuze had dan zich te verdedigen tegen voornoemde aanranding en dat de gedraging van verdachte niet in onredelijke verhouding heeft gestaan tot de ernst van de aanranding, zodat aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat indien door of namens verdachte een beroep is gedaan op noodweer, de rechter zal moeten onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld. Die houden volgens artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging - waarmee onder meer de proportionaliteits- en subsidiariteitseis tot uitdrukking wordt gebracht - van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Allereerst moet de rechtbank beoordelen of er sprake is (geweest) van een noodweersituatie.
Uit de hiervoor vastgestelde redengevende feiten en omstandigheden volgt dat verdachte zich in opdracht heeft laten vervoeren door een snorder naar het adres [adres 1] in [plaats 2] , waar op dat moment [slachtoffer] verbleef. Verdachte heeft zich voorgedaan als een pakketbezorger van DHL door een DHL jas aan te trekken en heeft zich naar de woning begeven waarin [slachtoffer] zich bevond. Verdachte had op dat moment handschoenen aan en een bivakmuts bij zich. De bivakmuts is op enig moment in de woning gevallen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij uit het niets werd aangevallen door verdachte. Ook heeft verbalisant [verbalisant 1] in een proces-verbaal van bevindingen vastgelegd dat [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte uit het niets begon met vechten.
Verdachte is met een bepaald doel naar de woning gegaan en heeft daarbij op agressieve wijze de confrontatie gezocht met [slachtoffer] , waarbij hij [slachtoffer] heeft gestoken met een stuk glas in zijn slaap. [slachtoffer] heeft verdachte daarna gestoken met een schaar. Deze volgorde van gebeurtenissen vindt steun in het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in [plaats 2] op 2 februari 2024’ van het NFI, waaruit volgt dat er bloed van [slachtoffer] op de handvatten van de schaar is aangetroffen. Dat kan verklaard worden door het feit dat hij gewond was en bloedde op het moment dat hij de schaar vastpakte om verdachte daarmee te steken.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een noodweersituatie.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Het bewezenverklaarde onder 1 primair is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde onder 2 is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat een beroep op noodweerexces niet kan slagen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte met zijn handelen de grenzen van een noodzakelijke verdediging zou hebben overschreden er sprake was van een hevige gemoedsbeweging welke door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding werd veroorzaakt. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt en verzoekt verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar te achten en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweerexces kan in beeld komen bij een 'overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging”, dus wanneer aan alle eisen die gelden voor een beroep op noodweer is voldaan, behalve aan de proportionaliteitseis. Vereist is dus wel dat voldaan is aan de subsidiariteitseis, dat er een noodzaak tot verdediging moet zijn (geweest).
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen was er op het moment dat verdachte de confrontatie zocht en [slachtoffer] stak met een stuk glas van de spiegel, geen noodzaak tot verdediging. Reeds daarom kan het beroep op noodweerexces niet slagen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Er zijn - ook overigens - geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en te straffen conform het jeugdstrafrecht. Zij verwijst hiervoor naar de opgemaakte reclasseringsadviezen waarin toepassing van het jeugdstrafrecht is geadviseerd.
Verdachte is zeer gemotiveerd en wil zo snel mogelijk weer aan de slag op school. De raadsvrouw heeft bij een veroordeling verzocht een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsvrouw heeft bepleit een onvoorwaardelijk deel op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 2 februari 2024 samen met een ander geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een grote glasscherf in zijn slaap te steken. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot doodslag.
Verdachte heeft in opdracht van de medeverdachte eerst op twee verschillende adressen vuurwapens opgehaald, waarna hij door de medeverdachte naar een tankstation is gebracht en is overgestapt in de auto van een snorder (taxi). Verdachte heeft de vuurwapens meegenomen in die auto. In een snapchatgroep, waarvan ook de betreffende snorder deel uitmaakte, werd vervolgens door de medeverdachte het adres gedeeld waar [slachtoffer] zich bevond. Verdachte heeft zich in opdracht van de medeverdachte naar de [adres 1] in [plaats 2] begeven om daar [slachtoffer] van het leven te beroven. Hij heeft zich daarbij voorgedaan als een DHL pakketbezorger om geen argwaan te wekken.
Onduidelijk is gebleven of verdachte een of beide vuurwapens mee de woning in heeft genomen. Ook de achtergrond van de steekpartij die uiteindelijk in de woning heeft plaatsgevonden, is onduidelijk gebleven, omdat geen van de betrokkenen daarin inzicht heeft willen geven. Het heeft er echter alle schijn van dat deze poging tot doodslag een afrekening in het criminele milieu is geweest. Dat [slachtoffer] nog leeft, is niet te danken aan het handelen van verdachte.
Het voorhanden hebben van (omgebouwde) vuurwapens verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden twee vuurwapens bij zich te dragen. Verdachte heeft laten zien dat hij er niet voor terugschrikt om in opdracht geweld tegen andere mensen te gebruiken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De ernstige gevolgen van deze gebeurtenis en de brute wijze waarop geprobeerd is [slachtoffer] te doden brengen onmiskenbaar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, zowel in de onmiddellijke omgeving van [slachtoffer] als in de samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de navolgende stukken:
  • het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [naam 2] , op 18 juli 2024;
  • het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [naam 3] , op 15 maart 2024;
  • het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [naam 4] , op 6 februari 2024.
Hieruit volgt dat verdachte anderhalf jaar geleden vanuit Curaçao naar Nederland is gekomen om in Nederland een opleiding te volgen en aan zijn toekomst te werken. Op sociaal-maatschappelijk vlak is verdachte redelijk geïntegreerd. Hij woont bij een goede vriendin van zijn moeder en volgt op het ROC in Amsterdam de opleiding ‘Marketing & Communicatie’. Hij zit in het laatste jaar en van zijn mentor heeft de reclassering vernomen dat hij het goed doet op school, maar dat de taalbarrière een aandachtspunt blijft. Zijn motivatie om zijn opleiding op positieve wijze af te ronden, vormt een beschermende factor ten aanzien van recidive. Er is sprake van een steunend contact met zijn moeder en jongere zus, die beiden op Curaçao wonen. Het netwerk in Nederland is beperkt, maar steunend. Verdachte is gemotiveerd om te werken, maar heeft moeite met het vinden van een betaalde baan. Het ontbreken van een betaalde baan en een structureel inkomen vormt een risicofactor voor recidive. Indien verdachte erin slaagt een betaalde baan te vinden, is de verwachting dat dit zal leiden tot het verminderen van het risico op recidive. De reclassering ziet risico’s op het gebied van psychosociaal functioneren. Behandeling is noodzakelijk om het risico op recidive te beperken. Tijdens het onderzoek heeft de reclassering onvoldoende zicht gekregen op het sociaal netwerk van verdachte. De reclassering beschouwt het sociaal netwerk als een risicofactor.
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het belang van zijn schoolgang en de pedagogische
mogelijkheden adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. Er is weliswaar, voor zover bekend, geen sprake van een licht verstandelijke beperking bij verdachte, maar verdachte schat de risico’s van zijn eigen handelen onvoldoende in, handelt in zekere mate impulsief en heeft moeite met het overzien van oorzaak en gevolg. Contra-indicaties zijn niet naar voren gekomen. Er is geen sprake van een lange justitiële voorgeschiedenis, verdachte leeft niet in een crimineel milieu en streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige [naam 3] , voornoemd, haar advies om het jeugdstrafrecht toe te passen gehandhaafd. Het reclasseringsadvies van 15 maart 2024 is gebaseerd op een gesprek met verdachte en het proces-verbaal dat destijds beschikbaar was. Hetgeen ter terechtzitting is besproken leidt niet tot andere inzichten of conclusies.
Het toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het feit dat verdachte meerderjarig was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, toepassing van het volwassenenstrafrecht het uitgangspunt is. Hoewel de rechtbank net als de reclassering indicaties ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht, ziet zij ook contra-indicaties en die wegen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder. De bewezenverklaarde feiten zijn ernstig en in opdracht gepleegd. Verdachte heeft geen openheid van zaken willen geven met betrekking tot de achtergrond van de feiten, de medeverdachte en gesprekken die hij heeft gevoerd vanuit de PI. Deze afgeluisterde gesprekken bevatten sterke aanwijzingen voor een criminele levensstijl. Zo zegt verdachte dat hij “soldaat moet blijven”. In criminele groeperingen worden mensen die zich, in opdracht van anderen, als uitvoerende bezighouden met strafbare feiten aangeduid als soldaat. De rechtbank is van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet op zijn plaats is zal dan ook het volwassenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
De rechtbank acht met het oog op de ernst van de feiten het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een lagere straf, zoals door de raadsvrouw bepleit, zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.320,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- winterjas (schatting) € 150,--;
- broek (schatting) € 50,--;
- schoenen Nike Air Force € 120,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering ten aanzien van de winterjas af te wijzen nu dit onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering ten aanzien van de jas te matigen met 33%. Ten aanzien van de broek en de schoenen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de benadeelde partij onvoldoende heeft gesteld en heeft onderbouwd dat de beschadigingen aan de broek en schoenen niet te herstellen zijn. De raadsvrouw verzoekt deze posten af te wijzen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade begroot dient te worden op € 500,-- en als gevolg van eigen schuld van de benadeelde partij met 50% gematigd dient te worden. De verdediging verzoekt de rechtbank € 250,-- toe te wijzen voor de geleden immateriële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Het eigen schuld verweer
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] geen aandeel heeft gehad in het conflict. Dat [slachtoffer] verdachte met een schaar heeft gestoken was omdat verdachte hem aanviel. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade dus niet matigen omdat sprake zou zijn van eigen schuld van [slachtoffer] .
7.4.2
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 320,--.
7.4.3
Immateriële schade
Omdat de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij op grond van het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, in het licht van de bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen aan smartengeld zijn toegekend.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.500,--. Voor het overige wordt de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard.
7.4.4.
Wettelijke rente
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 2 februari 2024, tot aan de dag van volledige betaling.
7.4.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 1.820,-- (bestaande uit € 320,-- materiële schade en € 1.500,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.820,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.820,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 8.500,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.
Buiten staat
Mr. G.H. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R024007 (Aldan24). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 februari 2024 (pag. 328 tot en met pag. 330 en de bijgevoegde afbeeldingen op pag. 331 tot en met pag. 334), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2024 bevond ik mij in de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Ik ging naar buiten om de fiets binnen te zetten. Ik zag een DHL bezorger en vroeg waar de man moest zijn. Hij zei ‘hier, bij nummer [nummer 1] . De bezorger ging zonder te vragen de woning in. Opeens begon hij vol te vechten met mij. Dat was een gevecht tussen hem en mij zonder wapens. Hij heeft mij geslagen en hij raakte mij een paar keer op mijn hoofd. De spiegel viel door de worsteling op de grond. Ik zag dat hij een stuk glasscherf van de spiegel pakte. Met dat stuk glasscherf stak hij mij in mijn hoofd, bij mijn slaap links.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] van 3 juni 2024 (pag. 335 tot en met pag. 339), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangetroffen bivakmuts in de woning is van die jongen. Tijdens de worsteling probeerde hij wat uit zijn jaszak te pakken.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, betreffende een forensische medische letselrapportage van forensisch arts N. Dankerluit van 31 mei 2024 (pag. 352 tot en met pag. 361 en de bijgevoegde bijlagen op pag. 362 tot en met pag. 370), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Letsel C
Ter hoogte van de linkerslaap bevindt zich een enkelvoudige, scherp begrensede, lineaire huiddoorbreking met korstvorming, roodbruin van kleur, voorzien van drie hechtingen, met een geschatte grootte van circa 3 cm bij 2 cm. Rondom deze huiddoorbreking is een, niet scherp begrensde, rode huidverkleuring.
3F.3. De forensische bespiegeling toegepast op de casus
In deze casus is het letsel gelokaliseerd aan de linkerzijde van het aangezicht t.h.v. de slaap, waarbij het scherpe of puntige geweld doorgedrongen is tot en met minstens de arteria temporalis. Deze geweldsinwerking heeft geleid tot een doorklieving van een middelgrote lichaamsslagader, namelijk de arteria temporalis. Het is belangrijk te vermelden dat dit traumamechanisme, veroorzaakt door puntig en/of scherprandig geweld, dieper kan doordringen en ook andere nabijgelegen structuren in het hoofd-halsgebied kan raken, zoals de nervus facialis, het oog of de halslagader. In dit geval is de arteria temporalis doorkliefd. Dat betekent dat een bloeding aan de arteria temporalis minder acuut of ernstig is dan een bloeding aan de arteria carotis. Echter hebben de ondergetekenden één casus gevonden in de literatuur waarbij een geïntoxiceerd slachtoffer is overleden aan dit type letsel.
Hoewel het zeldzaam is, is het mogelijk om te verbloeden als gevolg van letsel aan de arteria
temporalis, indien er niet tijdig of adequaat ingegrepen wordt.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 3 februari 2024 (pag. 318 - 319), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2024 kreeg ik het verzoek te gaan naar de [adres 1] te [plaats 2] .
Toen ik ter plaatse kwam hoorde ik dat [slachtoffer] zei dat er iemand van DHL pakketbezorging aan de deur stond en opeens in de gang stond. Vervolgens zou de bezorger uit het niets zijn begonnen te vechten. Tijdens deze worsteling zou hij met een mes in zijn slaap zijn gestoken waarna hij hevig begon te bloeden.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 3 februari 2024 (pag. 321), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2024 was ik ter plaatse bij de [adres 1] . Ik werd gewenkt door een man. Hij had een man voorbij zien rennen in een rood/roze jas wat leek op de DHL. Hij vertelde dat hij had gezien dat de man in een Toyota stapte met kenteken [kenteken] .
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van
3 februari 2024 (pag. 322 tot en met pag. 324), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, hebben het voertuig met kenteken [kenteken] een stopteken gegeven. Wij hielden aan als verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [code 2] .
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 5 februari 2024 (pag. 53 en een afbeelding op pag. 54), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb [code 2] geïdentificeerd als [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2002 en wonende [woonplaats] .
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 2 februari 2024 (pag. 326), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb na de aanhouding in het voertuig Toyota en type Yaris in de kleur
grijs, met het kenteken [kenteken] gekeken. Ik zag dat op de achterbank een tweetal telefoons lagen. Ik verbalisant zag dat op de grond bij de passagiersplek een jas of vest lag met de kleuren rood, geel en zwart. Ik verbalisant herkende dit als zijnde de kleuren van de
bezorgdienst van DHL.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Toyota [kenteken] ) van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 27 februari 2024 (pag. 557 tot en met 562 en afbeeldingen pag. 563 tot en met 571), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, zagen dat het een grijze Toyota Yaris betrof met kentekenplaten
[kenteken] . Wij zagen voor de stoel van de bijrijder kledingstukken liggen. Wij troffen twee zwarte handschoenen aan. Wij zagen een rode substantie op de bovenzijde. Tevens lag hier een jas met de kleuren en de reclame van DHL. Op de as zaten meerdere rode vlekken. In de rechterzak troffen wij een vuurwapen aan. Aan de linkerzijde van de loop lazen wij de tekst “Blow mini 22ibi.says. 04-2200573 cal. 9mm. P.A.K.”.
Onder de bijrijdersstoel zagen wij een leren tasje. In dit tasje troffen wij een vuurwapen aan. Aan de linkerzijde van de loop van dit vuurwapen lazen wij de tekst: “Zoraki MOD 914-TD AUTO ZRCW103 2007-00277. In het tasje zat onder andere een ROC pas op naam van [verdachte] .
Een proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10], van 18 maart 2024 (pag. 603 tot en met 614 en afbeeldingen pag. 615 tot en met 618), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek vuurwapen met SIN [code 3]
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en waargenomen:
Wij zagen dat het een zilverkleurig/zwart gekleurd op een vuurwapen gelijkend voorwerp van het merk 'BLOW' en met de indrukken 'MINI 9' en 'Cal. 9mm. P.A.K.' betrof, vanaf heden vuurwapen genoemd.
Ik, verbalisant [verbalisant 10], heb de trekker bloedontwijkend bemonsterd op humane
biologische sporen. Ik, verbalisant [verbalisant 9], heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN [code 1] , verpakt en verzegeld.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in [plaats 2] op 2 februari 2024 van ing. [verbalisant 11] van 1 mei 2024 (pag. 622 tot en met 629), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
SIN [code 1] #01 bloedontwijkend trekker (tb-)
[code 1] #01 (bloedontwijkend trekker (tb- )
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] en ten aanzien van [naam 1] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte]
DNA-mengprofiel [code 1] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van [naam 1]
DNA-mengprofiel [code 1] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [naam 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] van 12 februari 2024 (pag. 648 tot en met pag. 656), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 februari 2024 heb ik onderzoek verricht aan een, in beslag genomen, Apple iPhone
13 mini. Deze Apple iPhone 13 mini werd op 3 februari 2024 in beslag genomen onder verdachte: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats 2].
De gebruiker van de Apple iPhone 13 mini, op vrijdag 2 februari 2024 omstreeks 19:34 uur, de afrit Shell A1 [locatie 2] nam en, voorbij het pompstation, omstreeks 19:35 uur tot stilstand kwam. De gebruiker van de Apple iPhone 13 mini, ongeveer 7 minuten, stil stond voorbij het pompstation. De gebruiker van de Apple iPhone 13 mini, op vrijdag 2 februari 2024 omstreeks 19:42, uur weer in beweging kwam en de toerit naar de A1 nam. De gebruiker van de Apple iPhone 13 mini, op vrijdag 2 februari 2024 omstreeks 20:20 uur, de afrit
A35 richting de Deldenerstraat te Hengelo (O) nam.
De gebruiker van de Apple iPhone 13 mini zich, op vrijdag 2 februari 2024 omstreeks 20:36 uur, rondom het plaats delict, gelegen aan de [adres 1] bevond.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] van 6 februari 2024 (pag. 660 tot en met pag. 662 met bijlagen pag. 663 tot en met pag. 762), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 februari 2024, was ik belast met het onderzoek naar de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] . Het onderzoek vond plaats aan de volgende telefoon: Samsung Galaxy A13.
In de telefoon is een snapchat groep te zien, welke werd opgericht op 2 februari 2024 om 16:34 uur. In de snapchat groep zitten de volgende deelnemers:
[accountnaam 2]
[accountnaam 3]
[accountnaam 1]
[accountnaam 4] (oprichter) [medeverdachte 1]
[accountnaam 5]
Verdachte [medeverdachte 1] maakt gebruik van snapchat onder de volgende naam: [accountnaam 4] .
Pagina 7 en 8:
[accountnaam 2] 2-2-2024 16:44 uur vraagt: wie gaat die “P”, “Die boy” gaat ophalen.
Pagina 31:
[accountnaam 1] 2-2-2024 17:16 uur stuurt de volgende locatie: “ [adres 2] [plaats 1] ”. Hij zegt vervolgens: “Kom daar, is tanki op snellie".
Pagina 70:
[accountnaam 1] 2-2-2024 18:40 uur: “ [adres 1] [plaats 2] ”
Pagina 71:
[accountnaam 2] 2-2-2024 18:40 uur: "Daar moet die naartoe”?
[accountnaam 1] 7 2-20-2024 18:40 uur: “Ja”.
Alle bovenstaande tijdstippen zijn gebaseerd op de tijdzone UTC+0. Dit houdt in dat er bij alle bovenstaande tijdstippen +1 uur moet worden gerekend.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] van 18 maart 2024 (pag. 831 tot en met pag. 842), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij, verbalisant is tussen vrijdag 15 maart 2024 en maandag 18 maart 2024 onderzoek gedaan naar de data welke is veiliggesteld van het navolgende goed:
Apple iPhone 11 met Imeinummer [nummer 2]. Deze Apple iPhone werd op 7 maart 2024 in beslag genomen onder verdachte [naam 1] .
[Afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] van 28 februari 2024 (pag. 823 tot en met 829), zakelijk weergegeven, inhoudende:
Onderzoek gebruiker [accountnaam 1]
In de groeps-chat uit de telefoon van [naam 5] blijkt dat 1 van de chat-leden ‘ [accountnaam 1] ’ genaamd is. De letters en cijfers van deze naam komen overeen met de identiteitsgegevens van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2001.
[naam 1] : afkorting van [naam 1]
: afkorting van vermoedelijk [naam 1]
[geboortedatum 3] : geboortedag.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 7 februari 2024 (pag. 161 tot en met 170), zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik werk als snorder en moest op 2 februari 2024 een ritje doen. Ik heb de man opgehaald bij het Tankstation [locatie 2] . Vlak voordat wij in [plaats 2] waren trok hij een jas aan.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 7 februari 2024 (pag. 227 tot en met 231), zakelijk weergegeven, inhoudende:
[medeverdachte 2] is een snorder en moest op 2 februari 2024 een rit doen. We hebben de man opgehaald bij een tankstation in [plaats 1]. De man moest naar [plaats 2] . Hij zat op de bijrijdersstoel. Hij had een tas en een jas bij zich. Op mijn telefoon is een snapchat groep aangetroffen. [medeverdachte 2] moest er in voor de locatie om daar naar toe te rijden. De [adres 1] in [plaats 2] . Hij heeft ingelogd op mijn telefoon sdvandeo. In de snapchat groep wordt gesproken over wie gaat die boy ophalen. Dat gaat over [verdachte] . Toen we [verdachte] ophaalden bij de parkeerplaats was hij met een dikkere man met een moedervlek bij zijn oog, en een beetje krullen. Hij was bruin. De man was daar met een witte Golf.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 16], van 30 april 2024, (pagina’s 843 tot en met 849), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De Apple Iphone 11 van [naam 1] is door verbalisanten van het onderzoek Bichon
inbeslaggenomen. Op 30 april 2024 heb ik de gegevens van de Apple Iphone 11 van [naam 1] onderzocht met hulp van het software programma Cellebrite Reader.
Vrijdag 2 februari 2024 van 19.21.51 uur t/m 19.43.25 uur (UTC +1)
De telefoon bevond zich aan parkeerplaats [locatie 2] aan de A1.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 16] van 31 mei 2024 (pag. 306, 850 tot en met 867), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant
Tijdens het verhoor van [medeverdachte 1] op 4 februari 2024 te 11.00 uur werden hem een aantal vragen gesteld over het moment dat hij [verdachte] had opgehaald op de parkeerplaats.
[medeverdachte 1] verklaarde dat [verdachte] samen was met een wat dikkere man die een moedervlek bij zijn oog had, bruin was en een beetje krullen had. Dit komt overeen met het signalement
van [naam 1]
[Afbeelding]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] van 26 februari 2024 (pag. 502 tot en met 506), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 2 februari 2024 een bivakmuts gevonden in mijn woning.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in [plaats 2] op 2 februari 2024 van ing. [verbalisant 11] van 8 mei 2024 (pag. 488 tot en met 491), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in [plaats 2] op 2 februari 2024 van [verbalisant 17], MSc LLM van 16 mei 2024 (pag. 462 tot en met 469), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Forensische Opsporing Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht om schaar [code 4] te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
DNA-mengprofiel [code 4]#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 augustus 2024, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 2 februari 2024 heb ik eerst twee pakketten met elk een vuurwapen opgehaald. Toen ben ik bij het tankstation afgezet en ingestapt bij een snorder. Ik heb de twee vuurwapens meegenomen. Ik ben afgezet bij de [adres 1] in [plaats 2] . Ik had handschoenen aan en voordat ik naar de woning ben gelopen heb ik een DHL jas aangetrokken.
In de woning heeft er een worsteling plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en mij. Ik heb [slachtoffer] gestoken met een scherf van de spiegel. Dat steken heb ik wel met kracht gedaan. Het was een grote scherf van duim tot wijsvinger (de rechtbank schat 10 centimeter). Ik ben gevlucht en ben weer bij de snorder gestapt.
Feit 2:
Een proces-verbaal onderzoek wapen verbalisant [verbalisant 18] van 6 februari 2024 (pag. 572 en met afbeeldingen pag. 573 tot en met pag. 575);
Een proces-verbaal onderzoek wapen verbalisant [verbalisant 18] van 6 februari 2024 (pag. 576 tot en met pag. 577 en met afbeeldingen pag. 578 tot en met pag. 582);
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2024.