ECLI:NL:RBOVE:2024:4707

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
ak_24_3327
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening leerlingenvervoer wegens niet-toegankelijke school

In deze zaak heeft verzoeker op 27 maart 2024 een aanvraag voor leerlingenvervoer ingediend voor zijn zoon, die naar een specifieke school voor voortgezet speciaal onderwijs wilde gaan. Het college van burgemeester en wethouders van Ommen heeft deze aanvraag op 12 juni 2024 afgewezen, omdat de dichtstbijzijnde toegankelijke school niet de gewenste school was, maar een andere school die ook geschikt is voor kinderen met een autismespectrumstoornis. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker, die stelde dat de andere school niet geschikt was voor zijn zoon, niet overtuigend gevonden. Er was onvoldoende bewijs dat de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk was voor de zoon van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de andere school niet de juiste ondersteuning kan bieden. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening betekent dat verzoeker niet in aanmerking komt voor vergoeding van griffierechten of proceskosten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3327

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Ommen, het college,

(gemachtigde: mr. M. Roemers).

Inleiding

1. Verzoeker heeft op 27 maart 2024 bij het college voor zijn zoon [naam] een aanvraag leerlingenvervoer ingediend voor het schooljaar 2024-2025 (startend vanaf 2 september 2024). Verzoeker heeft verzocht om aangepast leerlingenvervoer voor zijn zoon naar en van de [locatie 1] (voortgezet speciaal onderwijs) in [plaats 1].
1.1.
Het college heeft met het besluit van 12 juni 2024 de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dichtstbijzijnde toegankelijke school. Wel heeft het college bepaald dat verzoeker in aanmerking komt voor vergoeding van de vervoerskosten op basis van de afstand tussen het woonadres van verzoeker en de [locatie 2] (voortgezet speciaal onderwijs) in [plaats 2].
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker op
28 augustus 2024 de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.3.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het college.

Het standpunt van verzoeker

2. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat de [locatie 2] in [plaats 2] niet geschikt is voor [naam]. Dit komt volgens verzoeker omdat de [locatie 2] zowel binnen als buiten de school (waar nog 2 of 3 andere scholen in de buurt staan) te druk is voor [naam]. [naam] heeft een autismespectrumstoornis en is tegen deze drukte niet opgewassen. [naam] is gebaat bij rust en structuur, hetgeen de [locatie 1] kan bieden. Verzoeker wijst erop dat de [locatie 1] gericht is op kinderen met autisme, in het bos staat en dat zij daar ook op een andere wijze de pauzes invullen om de rust te bewaren. De vorige school van [naam] ([locatie 3]) en Praktijk Asgard hebben de [locatie 1] ook geadviseerd. Verzoeker heeft daarnaast een verslag van bevindingen van Praktijk Asgard van maart 2024 overgelegd en een brief van de [locatie 1] van 28 mei 2024 waarin wordt beschreven waarom [naam] past bij de [locatie 1].
2.1.
Verder voert verzoeker aan dat de bus naar de [locatie 1] al door zijn dorp komt, omdat andere kinderen uit het dorp ook naar de [locatie 1] gaan. Daarnaast heeft de vrouw van verzoeker leukemie, waardoor zij een jaar onder behandeling zal staan in Groningen en haar zoon niet zelf naar school kan brengen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De dichtstbijzijnde toegankelijke school
4. Het college heeft bij de beoordeling van de aanvraag van verzoeker voor aangepast leerlingenvervoer naar de [locatie 1] in [plaats 1] gekeken naar artikel 3 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Ommen 2016 (hierna: de verordening).
5. In artikel 3, eerste lid, van de verordening staat:
1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
6. Het college heeft dus beoordeeld wat de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor [naam] is. Met een toegankelijke school bedoelt het college een school die past bij de leerling vanwege zijn godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond of (in het geval van [naam]) zijn lichamelijke of geestelijke zijn. Als dichtstbijzijnde school wordt de school aangemerkt die qua afstand de kortste, meest begaanbare en veilige weg is voor de leerling vanaf het woonadres van de leerling. [1]
7. Volgens het college is de dichtstbijzijnde toegankelijke school niet de [locatie 1] in [plaats 1], maar de [locatie 2] in [plaats 2]. De [locatie 2] levert de onderwijssoort waarop [naam] is aangewezen - zo is ook de [locatie 2] (onder meer) gericht op kinderen met een ontwikkelingsstoornis zoals een autismespectrumstoornis - en biedt ook de [locatie 2] kleinere groepen aan, aangepast aan de behoefte van de leerling. Bovendien is niet gebleken dat een kleinere groep voor [naam] noodzakelijk is. Verder hecht het college er belang aan dat er geen verklaring is overgelegd door de [locatie 2], waaruit blijkt dat zij niet kunnen bieden wat [naam] nodig heeft. Dat [naam] en zijn ouders een voorkeur hebben voor de [locatie 1] kan volgens het college niet bepalend zijn voor het toekennen van de voorziening.
8. De voorzieningenrechter oordeelt het volgende.
8.1.
De voorzieningenrechter heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin verzoeker en zijn gezin momenteel zitten. Ook begrijpt de voorzieningenrechter dat verzoeker en zijn vrouw de school wensen voor [naam] die het beste bij hem past en dat zij geen genoegen willen nemen met een school die in hun ogen minder geschikt is.
8.2.
Alleen, verzoeker heeft op dit moment niet onderbouwd dat de [locatie 2] in [plaats 2] voor [naam] niet geschikt is en dat de [locatie 2] [naam] niet kan bieden wat hij nodig heeft. Verzoeker heeft dus niet onderbouwd dat de [locatie 2] niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is zoals bedoeld in de verordening. Zoals het college heeft gezegd, biedt de [locatie 2] dezelfde onderwijssoort en wordt ook daar gewerkt met kleinere groepen. Verzoeker heeft niet onderbouwd waarom dit voor [naam] (alsnog) niet geschikt zou zijn. Weliswaar heeft Praktijk Asgard in maart 2024 een verslag gemaakt over [naam], maar daarin wordt over de scholing van [naam] alleen geadviseerd hem naar een school te laten gaan die rekening houdt met zijn autisme. Daaruit blijkt niet dat voor [naam] kleine klassen of een bepaalde specifieke soort van rust noodzakelijk is. Met de brief van de [locatie 1] kan dit ook niet worden vastgesteld. Bovendien heeft de [locatie 2] tot op heden ook geen verklaring afgelegd waaruit volgt dat [naam] bij hen geen onderwijs kan volgen.
8.3.
Op dit moment kan dan ook niet worden gezegd dat de [locatie 2] in [plaats 2] voor [naam] geen toegankelijke school is. Verzoeker zal dit in bezwaar verder moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door een specifiekere onderbouwing van Praktijk Asgard te vragen over wat voor [naam] qua onderwijs noodzakelijk is en dit vervolgens bij de [locatie 2] neer te leggen met de vraag of zij dit kunnen bieden.
9. De voorzieningenrechter is daarom voorlopig van oordeel dat het college de aanvraag van verzoeker voor leerlingenvervoer voor [naam] naar de [locatie 1] terecht heeft afgewezen. De voorzieningenrechter neemt hierbij ook mee dat niet is gebleken dat het vervoer naar de [locatie 1] in [plaats 1] minder kosten met zich mee zal brengen voor de gemeente. Op de zitting heeft het college namelijk toegelicht dat zij niet per vervoersmiddel betaalt, maar dat zij aan de vervoersmaatschappij een bedrag per kind betaalt en dat dit tot
€ 10.000,- per jaar kan kosten. Dat er al een busje rijdt van Beerzerveld naar de [locatie 1], betekent dus niet dat [naam] “gratis” mee kan rijden.
10. De voorzieningenrechter beslist dan ook dat zij geen voorlopige voorziening zal treffen.
11. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening betekent ook dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een vergoeding van het griffierecht of zijn proceskosten (proceskosten zijn bijvoorbeeld reiskosten of de kosten van een advocaat).

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie ook de toelichting bij artikel 3 van de verordening.