ECLI:NL:RBOVE:2024:4673

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
11139510 \ EJ VERZ 24-200
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vernietiging opzegging arbeidsovereenkomst en vaststelling arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] en Stichting Bestuur Landstede Groep. Verzoekster, die in dienst was bij Landstede op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, verzocht de kantonrechter om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst te vernietigen. De achtergrond van het verzoek ligt in het feit dat Landstede had besloten om de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet om te zetten naar een contract voor onbepaalde tijd. Verzoekster stelde dat zij recht had op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat de cao-vo dit zou vereisen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Landstede in dit geval gerechtigd was om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te beëindigen. De rechter oordeelde dat de cao-vo voldoende ruimte biedt voor het aangaan van een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, vooral gezien de omstandigheden waaronder verzoekster's functioneren niet volledig kon worden beoordeeld door haar zwangerschapsverlof. De rechter heeft de verzoeken van verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 949,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11139510 \ EJ VERZ 24-200
Beschikking van 3 september 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
de stichting
STICHTING BESTUUR LANDSTEDE GROEP,
gevestigd te Zwolle,
verwerende partij,
hierna te noemen: Landstede,
gemachtigde: mr. H. van Essen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 8 producties
- het verweerschrift met 16 producties
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij de gemachtigde van [verzoekster] zich heeft bediend van pleitaantekeningen
- het wrakingsverzoek van 26 juli 2024 en de beslissing daarop van 22 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
Op 1 september 2022 is [verzoekster] bij Landstede in dienst getreden in de functie van juridisch adviseur (formeel: “de generieke functie van Beleid A”) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar, dus tot 31 augustus 2023, bij wijze van proef, met uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd (verder: de eerste arbeidsovereenkomst).
2.2.
Op de arbeidsverhouding tussen partijen is de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs 2023/2024 (verder cao-vo) van toepassing. In de cao-vo is onder andere bepaald:
9.2.
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
1. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden overeengekomen bij wijze van proef, met uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd. De duur van deze arbeidsovereenkomst bedraagt ten hoogste 12 maanden. In bijzondere gevallen kan deze periode worden verlengd met ten hoogste 12 maanden.
2. Ten minste 2 maanden voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als bedoeld in lid 1, die een tijdsduur had van ten minste 12 maanden en waarbij door de werkgever schriftelijk uitzicht is gegeven op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, beslist de werkgever of hij de werknemer met ingang van bedoelde einddatum:
a. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal geven;
b. dan wel nog eenmaal een nieuwe (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal geven;
c. dan wel geen nieuwe arbeidsovereenkomst zal geven, en stelt de werknemer hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
3. Indien de werkgever nalaat de in lid 2 bedoelde beslissing tijdig te nemen, wordt de werknemer met ingang van bedoelde einddatum geacht te zijn benoemd in een verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd onder dezelfde voorwaarden als de voorgaande arbeidsovereenkomst.
In lid 4 is verder een regeling getroffen voor andere situaties, zoals ter vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer of als voorzien in een tijdelijke vacature.
2.3.
In de periode van 26 oktober 2022 tot en met 25 februari 2023 was [verzoekster] afwezig in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof.
2.4.
Op 6 juni 2023 heeft de heer [naam 1], directeur P&O van Landstede aan [verzoekster] te kennen gegeven dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2023 niet kon worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat (i) hij haar functioneren en geschiktheid voor de functie niet volledig heeft kunnen beoordelen en (ii) twijfels had over geschiktheid van [verzoekster] voor de functie. Hij heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder gelijkblijvende voorwaarden met een half of met één jaar te verlengen. [verzoekster] heeft ingestemd met verlenging van de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar (verder: de tweede arbeidsovereenkomst).
2.5.
Op 7 maart 2024 hebben [naam 1] en mw. [naam 2], directeur bestuursdienst in een gesprek aan [verzoekster] laten weten dat zij hebben besloten de arbeidsovereenkomst te laten aflopen, aldus dat het op 31 augustus 2024 eindigt.
2.6.
Met ingang van 22 maart 2024 is [verzoekster] met zwangerschaps- en bevallingsverlof.
2.7.
Bij brief van 16 april 2024 heeft [naam 1] aan [verzoekster] onder andere bericht:
Op 1 september 2022 ben je bij Landstede Groep (SBLG) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar bij wijze van proef, met uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd. Omdat wij gedurende dit jaar jouw functioneren om verschillende redenen niet volledig hebben kunnen beoordelen én wij, voor zover wij jouw functioneren wél konden beoordelen, twijfelden over jouw functioneren, konden wij niet of onvoldoende beoordelen of jij geschikt bent voor de functie van Jurist (formeel Advies A) bij Landstede Groep en hebben wij besloten om je per 1 september 2023 een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te geven.
Nadien hebben wij meermaals met jou gesproken over je functioneren, de ontwikkelpunten die wij zien en hetgeen wij daarin van jou verwachten. Deze ontwikkelpunten hadden vooral te maken met de aspecten: onvoldoende proactief, weinig zichtbaar en onvoldoende betrokken en nabij in de groep P&OJ, de bestuursdienst en opdrachtgevers. We hebben je meermaals uitgenodigd om dit meer te laten zien, maar het heeft ons uiteindelijk niet overtuigd.
Je huidige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd loopt tot en met 31 augustus 2024. Ik heb in ons gesprek op 7 maart 2024 aangegeven het contract niet te verlengen, omdat we te weinig progressie zien op de besproken ontwikkelpunten en we daardoor niet overtuigd zijn dat je geschikt bent voor de functie van Jurist (formeel Advies A) bij Landstede Groep en daarmee van een duurzame samenwerking voor de lange termijn. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 31 augustus 2024.
2.8.
In reactie op de brief van 16 april 2024 heeft [verzoekster] aan Landstede bericht dat in haar visie sprake is van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, en heeft zij de brief van 16 april 2024 aangemerkt als een onrechtmatige opzegging in plaats van een aanzegging.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primairde opzegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vernietigen;
subsidiairvoor recht te verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die voortduurt tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
2. Landstede te verplichten om [verzoekster] na deze beschikking binnen 24 uur toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat Landstede met deze verplichting in gebreke blijft;
3. Landstede te veroordelen tot betaling van het overeengekomen salaris aan [verzoekster], vermeerderd met de vakantiebijslag en overige emolumenten tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW voor zover sprake is van achterstallig loon;
4. Landstede te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat uitleg van de toepasselijke cao dwingt tot de conclusie dat Landstede de eerste arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden niet mocht laten volgen door opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, maar slechts door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
3.3.
Volgens Landstede moeten de verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van deze procedure. Zij stelt zich op het standpunt dat uit de cao-vo volgt dat zij in de gegeven omstandigheden de eerste arbeidsovereenkomst mocht laten volgen door een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dat zij tijdig het einde van de tweede arbeidsovereenkomst heeft aangezegd, zodat deze arbeidsovereenkomst eindigt op 31 augustus 2024.

4.De beoordeling

4.1.
Kernvraag die partijen verdeeld houdt is of Landstede op grond van artikel 9.2 cao-vo de eerste arbeidsovereenkomst mocht laten volgen door een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
4.2.
Vaste rechtspraak is dat aan een bepaling uit een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan blijkens deze vaste rechtspraak onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
Uit die rechtspraak volgt voorts dat bij de toepassing van de cao-norm geen betekenis kan worden toegekend aan andere stukken dan de tekst van de cao en de eventueel daarbij behorende toelichting. Daarbij is niet van belang of dergelijke andere stukken algemeen kenbaar zijn, afkomstig zijn van de gezamenlijke cao-partijen en/of bedoeld zijn om werkgevers en werknemers voor te lichten over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, omdat zij ook dan geen deel vormen van de uit te leggen rechtsbron (de tekst van de cao), en evenmin de status hebben van een bij die tekst behorende toelichting. Redengevend daarvoor is dat anders voor degenen voor wie de cao geldt onvoldoende duidelijk is welke bronnen wel en welke niet bij de uitleg mogen worden betrokken. [1]
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter stond het Landstede, gelet op deze maatstaf, vrij om aan [verzoekster] na de eerste arbeidsovereenkomst nog een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te geven.
In het eerste lid van artikel 9.2 is, voor gevallen waarin de werkgever bij wijze van proef met een werknemer een arbeidsovereenkomst met uitzicht op een vast dienstverband wil aangaan, bepaald dat een overeenkomst voor bepaalde tijd voor ten hoogste twaalf maanden kan worden aangegaan. In het tweede lid is vervolgens voor de in het eerste lid genoemde gevallen bepaald dat er drie mogelijke vervolgen zijn:
(a) een overeenkomst voor onbepaalde tijd,
(b) nog eenmaal een overeenkomst voor bepaalde tijd en
(c) geen nieuwe overeenkomst.
Het eerste lid bepaalt dat een verlenging “i]n bijzondere gevallen” mogelijk is. De tekst van de cao-vo biedt geen nader omlijning van ‘bijzondere gevallen’.
4.4.
Volgens [verzoekster] dient artikel 9.2 mede te worden uitgelegd aan de hand van een door haar in het geding gebracht publicatie van de VO-raad waarin volgens haar wordt gesteld dat naast tijdelijke aanstellingen met uitzicht op vast tijdelijke contracten slechts in specifieke situaties mogelijk zijn, zoals bij daling van het leerlingenaantal of voor vervanging wegens ziekte, zwangerschapsverlof of andere tijdelijke afwezigheid. Daaraan verbindt [verzoekster] de conclusie dat Landstede in haar situatie niet een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mocht geven. De kantonrechter volgt [verzoekster] hierin niet. Nog daargelaten dat uit deze tekst van de publicatie niet volgt dat tijdelijke aanstellingen met uitzicht op vast niet zouden mogen worden gevolgd door een tweede overeenkomst voor bepaalde tijd, kan aan deze publicatie geen betekenis worden toegekend bij de uitleg van de cao, aangezien – zo is door Landstede gesteld en door [verzoekster] niet weersproken – deze publicatie niet behoort tot de bij de cao behorende toelichting.
4.5.
[verzoekster] heeft verder aangevoerd dat niet van ‘een bijzonder geval’ als bedoeld in het eerste lid sprake is, te meer omdat, zo voert zij aan, de leidinggevende van [verzoekster] in strijd met artikel 18.3 van de cao-vo in het eerste jaar geen functioneringsgesprek heeft gehad met [verzoekster] en daarvan (dus) ook geen verslag is opgemaakt. De kantonrechter volgt [verzoekster] hierin niet. Op goede gronden heeft Landstede erop gewezen dat van een ‘bijzonder geval’ kan worden gesproken (mede) omdat als gevolg van het verlof van [verzoekster] zij slechts over een aanzienlijk kortere periode dan gebruikelijk kon worden beoordeeld. Aangezien de beslissing als bedoeld in lid 2 van artikel 9.2 tenminste 2 maanden voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst moet worden genomen, is de maximale beoordelingsperiode 10 maanden. Die beoordelingsperiode werd met 4 maanden bekort door het zwangerschaps- en bevallingsverlof van [verzoekster], zodat maximaal nog slechts zes maanden resteerden. Alleen al in die omstandigheid mocht Landstede naar het oordeel van de kantonrechter aanleiding vinden om uit te gaan van een bijzonder geval als bedoeld in het eerste lid. Daarbij is mede van belang dat bij het geheel uitblijven van een beslissing, de arbeidsovereenkomst op grond van het derde lid van artikel 9.2, hoe dan ook slechts tijdelijk zou zijn verlengd.
4.6.
Voor het overige heeft [verzoekster] haar standpunt onvoldoende onderbouwd: artikel 18.3 van de cao-vo bepaalt dat door of namens de werkgever periodiek gesprekken met elke werknemer moeten worden gevoerd door middel van een professionele gesprekkencyclus en dat de werkgever in overleg met de medezeggenschapsorganen een regeling vaststelt waarin onder andere de frequentie is vastgelegd. Dat in het eerste jaar een functioneringsgesprek moet worden gehouden volgt dus, anders dan [verzoekster] heeft aangevoerd, niet uit de cao-vo. Ook indien moet worden aangenomen dat de door de werkgever vastgestelde regeling bepaalt dat in het eerste jaar een functioneringsgesprek dient plaats te vinden, volgt uit de omstandigheid dat daaraan in dit geval geen gevolg is gegeven, niet dat Landstede niet opnieuw een tijdelijk contract mocht aanbieden. Uit de in dit opzicht onvoldoende gemotiveerd weersproken verklaring van [naam 1] [2] leidt de kantonrechter af dat de leidinggevende in de periode voorafgaand aan 6 juni 2023 signalen hebben bereikt over het functioneren die mogelijk in de weg zouden staan aan een contract voor onbepaalde tijd (namelijk passieve houding, trage reactiesnelheid, slechte bereikbaarheid en geringe zichtbaarheid) en zij daarop ook voor die datum al is aangesproken. Tegen deze achtergrond kan aan de omstandigheid dat in het eerste jaar geen functioneringsgesprek in de zin van artikel 18.3 heeft plaatsgevonden geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
Anders dan [verzoekster] betoogt, leidt de omstandigheid dat in de periode voorafgaand aan de verlenging niet was gebleken dat van niet goed functioneren of van disfunctioneren evenmin tot de verplichting om een contract voor onbepaalde duur aan te bieden.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen.
4.8.
Partijen hebben nog gedebatteerd over de wijze waarop [verzoekster] heeft gefunctioneerd in de periode na 1 september 2023. Aangezien [verzoekster] niet heeft betoogd dat de tweede arbeidsovereenkomst ten onrechte niet is gevolgd door een contract van onbepaalde duur, gaat de kantonrechter aan dit debat voorbij.
4.9.
[verzoekster] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Landstede worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoekster] af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoekster] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de beslissing over de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 3
september 2024.

Voetnoten

1.HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678
2.productie 4 van Landstede.