ECLI:NL:RBOVE:2024:4672
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een openstaande schuld door ING Bank N.V. aan gedaagde
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij. De eiser, ING Bank N.V., vorderde betaling van een openstaande schuld van € 25.000, die voortkwam uit een aflossingsvrij werkkapitaalkrediet dat op 12 december 2013 was verstrekt aan de gedaagde. De gedaagde had in 2019 aangegeven niet meer aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, waarna ING het dossier overdroeg aan Vesting Finance en de zakelijke rekening van de gedaagde blokkeerde. ING beëindigde de kredietverlening en eiste het uitstaande saldo op, maar de gedaagde stelde dat hij in financiële problemen was gekomen door de blokkade van zijn rekeningen en dat ING haar zorgplicht had geschonden.
De kantonrechter oordeelde dat ING zorgvuldig had gehandeld en dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij in financiële problemen was gekomen door de acties van ING. De rechter concludeerde dat de vordering van ING tot betaling van € 25.000 moest worden toegewezen, evenals de gevorderde rente en proceskosten. De gedaagde werd veroordeeld om het bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van ING, die in totaal € 2.770,84 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.