ECLI:NL:RBOVE:2024:4655

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
ak_24_2249
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid met betrekking tot bestuursovereenkomst voor AZC

In deze zaak heeft eiseres op 16 januari 2024 een verzoek om informatie ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen op basis van de Wet open overheid (Woo). Het verzoek betreft documenten met betrekking tot een bestuursovereenkomst voor een asielzoekerscentrum (AZC) in [plaats]. Na een ontvangstbevestiging op 13 februari 2024, heeft verweerder de beslistermijn met twee weken verlengd. Eiseres heeft op 23 maart 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Het beroep is ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het Woo-verzoek. Gezien de omvang van het verzoek en de uitzonderlijke omstandigheden die verweerder heeft aangevoerd, heeft de rechtbank besloten om een langere beslistermijn toe te kennen, tot uiterlijk 17 september 2024. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, en mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2249 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, verweerder

(gemachtigde: T.J. van Alten).

Inleiding

1. Op 16 januari 2024 heeft eiseres bij verweerder een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend.
1.1.
Het verzoek ziet, verkort weergegeven, op alle stukken die gaan over afspraken en de ondertekening van een bestuursovereenkomst met betrekking tot het (beoogd) AZC [plaats] van eind december 2023 door of namens de burgemeester en het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA), waaronder ook alle documenten die zien op fysieke en digitale transportbewegingen, nota’s en vergaderingen met betrekking tot die overeenkomst.
1.2.
Verweerder heeft eiseres op 13 februari 2024 een ontvangstbevestiging gestuurd en laten weten dat hij de beslistermijn met twee weken verlengt.
1.3.
Eiseres heeft op 23 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1.
Het Woo-verzoek van eiseres is ingediend is op 16 januari 2024. De rechtbank is het met partijen eens dat de beslistermijn is overschreden, dat verweerder rechtsgeldig in gebreke is gesteld en dat meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep werd ingesteld. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
3. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het Woo-verzoek, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn bepalen. Op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo bepaalt de bestuursrechter, in geval van een gegrond beroep niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt. De rechtbank moet een inschatting maken van de termijn die voor beoordeling daarvan in redelijkheid nodig is. Die termijn mag volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) ‘niet onnodig lang maar ook niet onrealistisch kort’ zijn. [1]
4. Verweerder heeft aangegeven dat hij over het asielzoekerscentrum in [plaats] een (zeer) groot aantal Woo-verzoeken heeft ontvangen. Door de grote toestroom aan Woo-verzoeken is verweerder geconfronteerd met uitzonderlijke en uitdagende organisatorische- en capaciteitsgerelateerde omstandigheden, met als gevolg een weerslag op de beslistermijn van het Woo-verzoek van eiseres. Bij de behandeling van deWoo-verzoeken heeft verweerder gekozen voor een aanpak die erop is gericht min of meer gelijktijdig alle in 2023 ingediende Woo-verzoeken over dit onderwerp te behandelen.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de zoekslag naar documenten is afgerond, de documenten zijn beoordeeld en dat de termijn voor het indienen van zienswijzen in de week waarin de zitting heeft plaatsgevonden is verstreken. Verweerder verwacht uiterlijk 17 september 2024 een besluit te kunnen nemen op het Woo-verzoek van eiseres.
5. De rechtbank stelt vast dat nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank is het met verweerder eens dat hoewel het niet gaat om 4000 documenten, het verzoek wel omvangrijk is. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich in dit geval een bijzonder geval voor in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank ziet in wat verweerder heeft aangevoerd aanleiding om verweerder een langere beslistermijn toe te kennen. De rechtbank bepaalt dat verweerder uiterlijk op 17 september 2024 alsnog een besluit op het Woo-verzoek van eiseres bekend moet maken.
Verweerder heeft aangegeven deze termijn haalbaar te achten en eiseres heeft aangegeven zich met deze beslistermijn te kunnen verenigen.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover [2] , dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn hierna nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder tot en met 17 september 2024 krijgt om alsnog een besluit te nemen en dat aan verweerder genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om
uiterlijk op 17 september 2024alsnog een besluit op het Woo-verzoek van eiseres bekend te maken;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt met een maximum van
€ 15.000,-;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie onder meer de uitspraak van 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2346
2.Dit is het ‘’Beleid extra dwangsom’’, te vinden op www.rechtspraak.nl.