2.1.Het Woo-verzoek van eiseres is ingediend is op 16 januari 2024. De rechtbank is het met partijen eens dat de beslistermijn is overschreden, dat verweerder rechtsgeldig in gebreke is gesteld en dat meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep werd ingesteld. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
3. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het Woo-verzoek, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn bepalen. Op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo bepaalt de bestuursrechter, in geval van een gegrond beroep niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt. De rechtbank moet een inschatting maken van de termijn die voor beoordeling daarvan in redelijkheid nodig is. Die termijn mag volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) ‘niet onnodig lang maar ook niet onrealistisch kort’ zijn.
4. Verweerder heeft aangegeven dat hij over het asielzoekerscentrum in [plaats] een (zeer) groot aantal Woo-verzoeken heeft ontvangen. Door de grote toestroom aan Woo-verzoeken is verweerder geconfronteerd met uitzonderlijke en uitdagende organisatorische- en capaciteitsgerelateerde omstandigheden, met als gevolg een weerslag op de beslistermijn van het Woo-verzoek van eiseres. Bij de behandeling van deWoo-verzoeken heeft verweerder gekozen voor een aanpak die erop is gericht min of meer gelijktijdig alle in 2023 ingediende Woo-verzoeken over dit onderwerp te behandelen.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de zoekslag naar documenten is afgerond, de documenten zijn beoordeeld en dat de termijn voor het indienen van zienswijzen in de week waarin de zitting heeft plaatsgevonden is verstreken. Verweerder verwacht uiterlijk 17 september 2024 een besluit te kunnen nemen op het Woo-verzoek van eiseres.
5. De rechtbank stelt vast dat nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank is het met verweerder eens dat hoewel het niet gaat om 4000 documenten, het verzoek wel omvangrijk is. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich in dit geval een bijzonder geval voor in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank ziet in wat verweerder heeft aangevoerd aanleiding om verweerder een langere beslistermijn toe te kennen. De rechtbank bepaalt dat verweerder uiterlijk op 17 september 2024 alsnog een besluit op het Woo-verzoek van eiseres bekend moet maken.
Verweerder heeft aangegeven deze termijn haalbaar te achten en eiseres heeft aangegeven zich met deze beslistermijn te kunnen verenigen.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn hierna nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.