ECLI:NL:RBOVE:2024:4652
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij verlaging bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een echtpaar uit Zwolle, hadden bezwaar gemaakt tegen een maatregel van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, waarbij hun bijstandsuitkering met 33,3% werd verlaagd voor een periode van drie maanden. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelden dat zij in financiële problemen zouden komen door deze maatregel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De rechter oordeelde dat de maatregel slechts voor een beperkte periode geldt en dat verzoekers recentelijk geldbedragen hebben ontvangen, waaronder een tegemoetkoming van € 1.924,- op grond van de Kindregeling en € 2.500,- uit een schadefonds. Deze bedragen zouden voldoende zijn om de financiële gevolgen van de maatregel op te vangen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen acute financiële noodsituatie was, zoals dreigende huisuitzetting of faillissement, en dat de gevolgen van de maatregel beperkt zijn. De verzoekers hebben niet aangetoond dat zij in een situatie verkeren waarin zij niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen griffierecht of proceskostenveroordeling toegewezen.