16.3.In deze zaak zijn eisers geen gebruikers van het pand op [perceel 1] . Ook zijn eisers geen eigenaren/gebruikers van een naastgelegen gebouw; tussen het pand van eisers en het pand op [perceel 1] zijn meerdere (horeca)panden gelegen. Dit betekent dat het relativiteitsvereiste aan eisers kan en zal worden tegengeworpen.
De rechtbank zal daarom deze beroepsgrond niet bespreken.
De bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan
17. De aanvraag ziet op het toestaan van een horecabedrijf (categorie 2b) in horecagebied-01, terwijl het maximum van 35 horecabedrijven al is bereikt, wat in strijd is met artikel 93.1, onder a, onder 1, van de planregels. Ook ziet de aanvraag op het gebruiken van de eerste verdieping van het pand voor het horecabedrijf, wat in strijd is met artikel 93.1, onder a, onder 2, van de planregels. De aanvraag is wat betreft het fietsparkeren in strijd met artikel 284.5.1, onder a, van de planregels.
Vanwege deze strijdigheden met het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo vereist. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Partijen zijn verdeeld over de vraag of deze omgevingsvergunning kan worden verleend.
18. Eisers hebben verweerders bevoegdheid om door middel van een zogenoemde kruimelafwijking en twee binnenplanse afwijkingen de vereiste omgevingsvergunning te verlenen, niet bestreden.
De rechtbank oordeelt ambtshalve dat het gebruiken van het pand op [perceel 1] als horecabedrijf terwijl het maximum van 35 horecabedrijven al is bereikt, kan worden geschaard onder de categorie zoals opgenomen in artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Bor. Verweerders bevoegdheid om toe te staan dat de eerste verdieping wordt gebruikt voor het horecabedrijf staat in artikel 93.2.1 van de planregels. Verweerders bevoegdheid om af te wijken van de planregel voor fietsparkeren staat in artikel 284.5.2, onder a, van de planregels.
Verweerder heeft zich daarom terecht bevoegd geacht om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 respectievelijk 2, van de Wabo in samenhang met artikelen 93.2.1 en 284.5.2, onder a, van de planregels respectievelijk artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Bor, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo te verlenen.
Het gebruiken van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan
19. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en hij moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
20. Eisers stellen dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen concluderen dat het toestaan dat een poké bowl horecavestiging gerealiseerd kan worden in het pand op [perceel 1] , niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Eisers hebben ter onderbouwing van dit standpunt meerdere aspecten/beroepsgronden aangevoerd, die de rechtbank hierna zal bespreken.
Toevoeging van meerdere horecabedrijven?
21. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder bij deze beoordeling is uitgegaan van het toevoegen van één horecabedrijf op [perceel 1] . Dit is volgens eisers niet juist want er is sprake van het toevoegen van twee horecabedrijven. Eisers hebben hierbij verwezen naar artikel 93.2.2 van de planregels, waaruit volgt dat het vestigen van horeca op de eerste verdieping moet worden gezien als een uitbreiding van het aantal horecabedrijven. Ook hebben eisers aangevoerd dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel horecabedrijven er reeds zijn in horecagebied-01.
22. De rechtbank overweegt hierover het volgende.