In deze zaak vorderen eisers, [eisers], dat gedaagde, [gedaagde] B.V., nakoming van de aannemingsovereenkomst en herstel van gebreken aan de houten bekleding en staalconstructie van een veranda. De overeenkomst tot aanneming werd op 13 oktober 2021 gesloten, waarbij gedaagde een woning voor eisers heeft ontworpen en gebouwd. Tijdens de bouw bleek dat de houten bekleding niet van voldoende kwaliteit was, wat leidde tot een wijziging in de overeenkomst. Na oplevering op 29 april 2022 meldde eiser dat de eiken bekleding begon te scheuren. Gedaagde voerde herstelwerkzaamheden uit, maar eisers stelden gedaagde aansprakelijk voor de schade en eisten herstel. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet schriftelijk had gewaarschuwd dat de eiken bekleding behandeld moest worden. De vordering tot herstel van de houten bekleding werd toegewezen, evenals de vordering tot bewijs van de staat van de staalconstructie. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter legde ook dwangsommen op voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed.