ECLI:NL:RBOVE:2024:4642

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
10992310 \ CV EXPL 24-1080
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van aannemingsovereenkomst en herstel van gebreken in de houten bekleding en staalconstructie van een veranda

In deze zaak vorderen eisers, [eisers], dat gedaagde, [gedaagde] B.V., nakoming van de aannemingsovereenkomst en herstel van gebreken aan de houten bekleding en staalconstructie van een veranda. De overeenkomst tot aanneming werd op 13 oktober 2021 gesloten, waarbij gedaagde een woning voor eisers heeft ontworpen en gebouwd. Tijdens de bouw bleek dat de houten bekleding niet van voldoende kwaliteit was, wat leidde tot een wijziging in de overeenkomst. Na oplevering op 29 april 2022 meldde eiser dat de eiken bekleding begon te scheuren. Gedaagde voerde herstelwerkzaamheden uit, maar eisers stelden gedaagde aansprakelijk voor de schade en eisten herstel. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet schriftelijk had gewaarschuwd dat de eiken bekleding behandeld moest worden. De vordering tot herstel van de houten bekleding werd toegewezen, evenals de vordering tot bewijs van de staat van de staalconstructie. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter legde ook dwangsommen op voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10992310 \ CV EXPL 24-1080
Vonnis van 27 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: [gemachtigde 1],
tegen
[gedaagde] B.V. handelende onder de naam [gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: [gemachtigde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief met producties 13 en 14 van [eisers];
- de brief met productie 15 van [eisers];
- het verkort proces-verbaal en de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 25 juni 2024;
- de akte van [gedaagde] van 9 juli 2024;
- de akte van [eisers] van 23 juli 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft voor [eisers] een woning ontworpen en gebouwd aan de [adres]. De woning is voorzien van een inpandige veranda met een luifel. Op 13 oktober 2021 hebben partijen de overeenkomst tot aanneming gesloten. Onderdeel van de overeenkomst is het plaatsen van een staalconstructie onder de luifel en het bekleden van de staalconstructie met Douglashout.
2.2.
Onderdeel van de opdracht is dat de bouw en het ontwerp worden uitgevoerd conform de brochure Landelijk Wonen die voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [eisers] is verstrekt. Partijen hebben de opdracht voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst nader besproken. Daarbij is onder meer aan de orde geweest dat de houten constructie onder de luifel onderdeel uitmaakt van draagconstructie en dat er daarom een staalconstructie onder de luifel zal komen die zal worden bekleed met Douglashout.
2.3.
Voor de nieuwbouw van de woning is een statistische berekening gemaakt. Daarin is vastgelegd dat voor de constructie-elementen onder maaiveld extra aandachtspunten gelden, namelijk:
“Staalprofielen onder peil; profielen voorzien van een laag twee componenten corrosie werende epoxy primer (o.g.)”. Verder is daarin opgenomen dat de kolommen van de veranda op palen moeten staan. Op elke paal moet een opstorting van 40x40 cm worden aangebracht.
2.4.
Tijdens de bouw is gebleken dat er geen Douglashout van voldoende kwaliteit beschikbaar was in de benodigde maten. Partijen zijn nader overeengekomen dat de staalconstructie niet met Douglashout, maar met eiken zal worden bekleed.
2.5.
Het rapport van oplevering vermeldt dat de eiken aftimmering om de staalconstructie ontbrak bij de oplevering van de woning op 29 april 2022.
2.6.
Enige tijd na de oplevering is de eiken bekleding op de staalconstructie aangebracht. [gedaagde] heeft daarvoor op de eigen werkplaats een verbinding in de eiken planken gefreesd om te zorgen voor meer lijmoppervlak en de planken daarna verlijmd aangebracht op de staalconstructie.
2.7.
Op 9 juni 2022 heeft [eisers] aan [gedaagde] gemeld dat de eiken bekleding van de staalconstructie begon te scheuren op de lijmnaden.
2.8.
Na diverse meldingen over het scheuren van de lijmnaden heeft [gedaagde] op 12 juni 2023 herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
2.9.
Op 7 juli 2023 heeft [eisers] aan [gedaagde] gemeld dat de lijmnaden opnieuw losscheuren.
2.10.
Op 19 september 2023 heeft [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor alle geleden en te lijden schade in verband met de scheurvorming op de lijmnaden van de eiken bekleding van de staalconstructie van de luifel en gesommeerd om uiterlijk op 17 oktober 2023 over te gaan tot structureel herstel naar de eis van goed en deugdelijk werk van de scheuren op de lijmnaden van de eiken bekleding van de staalconstructie van de luifel.
2.11.
Op 31 oktober 2021 heeft [gedaagde] laten weten dat zij geen herstelwerkzaamheden zal uitvoeren, omdat zij niet tekort geschoten is in de uitvoering van de overeenkomst. De schade is volgens haar ontstaan doordat [eisers] het advies om de eiken bekleding te behandelen met een beits of olie niet heeft opgevolgd.
2.12.
[eisers] heeft het Expertise Bureau Noord (hierna: EBN) uitgenodigd om een deskundigenonderzoek te verrichten. Op 8 januari 2024 heeft EBN een expertiserapport uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, samengevat:
- dat [gedaagde] bewijst dat (I) de staalconstructie en (II) de houten bekleding van de veranda aan de eisen voldoet of – als dat niet zo is – dat [gedaagde] (I) de staalconstructie aanpast en (II) de houten bekleding van de staalconstructie vervangt/herstelt;
- dat [gedaagde] de kosten vergoedt van het expertiserapport dat [eisers] heeft laten maken;
- dat [gedaagde] rente en buitengerechtelijke incassokosten betaalt.
3.2.
[eisers] legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst. [eisers] wil dat [gedaagde] het werk alsnog deugdelijk zal uitvoeren.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Kort gezegd voert [gedaagde] aan dat de werkzaamheden van de staalconstructie en de houten bekleding op de juiste manier zijn uitgevoerd en dat zij het advies heeft gegeven om het hout te oliën of beitsen om te voorkomen dat het eiken teveel zal werken als het nat wordt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Te laat ingediende stukken
4.1.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om op 9 juli 2024 een akte te nemen. Nadien heeft zij nog e-mailberichten van 10, 15 en 16 juli 2024 gericht aan [eisers] of diens gemachtigde aan de rechtbank toegestuurd. De kantonrechter stelt voorop dat het partijen te allen tijde vrij staat om nader in overleg te treden over een oplossing van het geschil. Deze stukken worden door de kantonrechter echter niet toegelaten in deze procedure. [gedaagde] is immers niet in de gelegenheid gesteld om deze stukken in te dienen en de kantonrechter heeft deze stukken ook niet nodig voor de beoordeling. Het voorgaande betekent dat deze stukken geen onderdeel uitmaken van het procesdossier en dat [eisers] daarop niet hoeft te reageren.
Is de overeenkomst volledig en correct nagekomen?
4.2.
Ten aanzien van de houten bekleding overweegt de kantonrechter het volgende.
4.3.
In de brochure Landelijk Wonen wordt een impressie van de woning weergegeven, waarbij te zien is dat de woning een grote kap/luifel heeft die leunt op een constructie van houten balken. Tijdens de voorbespreking van de opdracht tot aanneming is door [gedaagde] toegelicht dat deze houten constructie deel uitmaakt van de draagconstructie en dat er om die reden niet is gekozen voor een massief houten constructie, maar voor een staalconstructie met houten bekleding. [gedaagde] heeft toegelicht dat zij bij het bekleden van de staalconstructie met eiken om esthetische redenen heeft gekozen voor een lijmverbinding. Het doel was om uiterlijk zo goed mogelijk het beeld van massieve balken te benaderen. [eisers] mocht daarom naar het oordeel van de kantonrechter verwachten dat de staalconstructie zodanig zou worden bekleed dat het leek als of de luifel op een massief houten constructie steunde.
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat er sprake is van overmatig scheurvorming op de lijmnaden van de eiken bekleding waardoor er duidelijk zichtbare kieren zijn ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat de eiken bekleding daarmee niet beantwoord aan de verwachtingen die [eisers] daarvan mocht hebben. Dat betekent dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit overeenkomst.
4.5.
[gedaagde] erkent dat de eiken bekleding gebrekkig is, maar voert het verweer dat [eisers] haar advies om de eiken bekleding te behandelen met olie of beits niet heeft opgevolgd. Volgens [gedaagde] is dat de oorzaak van de ontstane schade. [eisers] heeft betwist dat [gedaagde] dit advies heeft gegeven.
4.6.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar verweer. Het is aan de aannemer [gedaagde] om het werk deugdelijk op te leveren. Als behandeling van het hout daarvoor noodzakelijk is, is het aan [gedaagde] om er op toe te zien dat deze behandeling plaatsvindt. Door deze zelf aan te brengen, dan wel door met de opdrachtgever [eisers] overeen te komen dat [eisers] deze zelf zou (laten) aanbrengen. Indien [eisers] heeft verklaard dat hij het advies tot behandelen met olie of beits niet wilde opvolgen, omdat hij het hout wilde laten vergrijzen – zoals [gedaagde] heeft aangevoerd en [eisers] heeft betwist – had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [eisers] schriftelijk te waarschuwen dat een andere behandeling van het hout tot gebreken en problemen zou kunnen leiden (artikel 7:754 BW).
4.7.
Vast staat dat [gedaagde] [eisers] niet schriftelijk heeft gewaarschuwd dat het noodzakelijk was om de eiken bekleding te behandelen met olie of beits. Zij stelt dat wel mondeling te hebben gedaan, maar dat is volgens de wet onvoldoende en [eisers] heeft dat bovendien betwist. Ook weet [gedaagde] niet meer of zij daarbij heeft gewezen op de gevolgen als [eisers] de palen niet zou beitsen of oliën. Dat betekent dat [gedaagde] niet een voldoende concrete en duidelijke schriftelijke waarschuwing heeft gegeven, zodat het verweer van [gedaagde] faalt en dat zij wat betreft de eiken bekleding de overeenkomst niet op de juiste manier is nagekomen en zij verantwoordelijk is voor de staat van de houten bekleding.
4.8.
De kantonrechter zal de vordering voor zover deze ziet op het herstel van de houten bekleding van de staalconstructie daarom toewijzen, met dien verstande dat [gedaagde] binnen acht weken na betekening van het vonnis de houten bekleding dient te herstellen. [gedaagde] zal veroordeeld worden om gebreken aan de eiken bekleding te verhelpen naar de eisen van goed en deugdelijk werk en overeenkomstig het navolgende. Uit het rapport van EBN blijkt dat het herstel in ieder geval meebrengt dat rondom de stalen constructie eerst een betimmering van (tegen inwerking van vocht behandeld) watervast multiplex aan wordt gebracht waarop de eiken planken gelijmd worden, waarbij alle delen van de buitenste constructie worden vervangen. De delen op de horizontale liggers (van achtergevel naar buitenzijde) kunnen behouden blijven.
4.9.
Ten aanzien van de staalconstructie overweegt de kantonrechter het volgende.
4.10.
[eisers] stelt, onder verwijzing naar het rapport van EBN, dat de palen niet conform constructieberekening zijn geplaatst en vordert overlegging van verifieerbaar bewijs dat gedaagde
(i) onder de kolommen van de staalconstructie van de veranda palen heeft aangebracht en volgens de statische berekeningen (palenplan, zie bladzijde 7 van het expertiserapport) de palen op kolommen heeft gezet (verder: onderdeel 1)
(ii) op de palen een opstorting van 40x40 cm heeft aangebracht (verder: onderdeel 2) en
(iii) de staalprofielen onder peil heeft voorzien van een laag twee componenten corrosie werende epoxy primer (o.g.) (verder: onderdeel 3).
Bij gebreke van verifieerbaar bewijs ten aanzien van deze drie zaken maakt [eisers] aanspraak op alsnog dienovereenkomstige uitvoering door gedaagde.
4.11.
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat de boorpalen onder de veranda/luifel zijn geplaatst en om zich uit te laten over de vraag of de ankers zijn behandeld en roestwerend zijn en dit standpunt te onderbouwen met bewijsmiddelen.
4.12.
[gedaagde] heeft in het kader van haar bewijsopdracht schriftelijke stukken overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] met de foto’s en de resultaten van de akoestische doormetingen in het DKS rapport van 29 juni 2021 heeft bewezen dat onder de kolommen van de staalconstructie palen zijn aangebracht. Dit is door [eisers] ook niet langer betwist. Dat op [gedaagde] nog de verplichting rust om de overeenkomst na te komen voor zover dit ziet op onderdeel 1, komt daarom niet vast te staan. De vordering wordt daarom in zoverre afgewezen.
4.13.
Wel betwist [eisers] dat op de palen een betonnen opstorting van 40x40 cm is aangebracht, omdat dit niet blijkt uit de stukken die [gedaagde] in het kader van haar bewijsopdracht heeft overgelegd. Dit standpunt is door [eisers] in de antwoordakte verder niet toegelicht. [gedaagde] heeft gesteld dat de palen conform constructieberekening met een betonnen opstorting zijn geplaatst, zoals ook te zien was op de foto’s en dat zij die verplichting dus al is nagekomen. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] dit onvoldoende heeft weersproken. Het EBN-rapport van 8 januari 2024 vermeldt dat de aannemer rondom de stalen kolommen een betonnen opstorting heeft gemaakt (pagina 8). In dat rapport wordt ten aanzien van de opstorting van 40x40 cm die zou moeten zijn aangebracht verwezen naar foto 4. Het opschrift bij foto 4 vermeld: “Opstorting onder staalconstructie. Constructie (nog) niet behandeld.”. In de nadere reactie van 8 juli 2024 schrijft EBN dat er op foto 4 bij het EBN-rapport een opstorting te zien is en dat er naar aanleiding van een andere foto er twijfel was ontstaan of er wel palen aanwezig zouden zijn “en niet alleen een opstorting is aangebracht”. De kantonrechter ziet daarom ook geen grond voor toewijzing van de vordering voor zover deze ziet op onderdeel 2.
4.14.
[gedaagde] heeft geen bewijs overgelegd dat de constructie elementen onder het maaiveld (de ankers) zijn voorzien van een laag twee componenten corrosie werende epoxy primer (o.g.). Wel heeft [gedaagde] toegezegd de ankers van de woning te willen onderzoeken en zo nodig te herstellen. De kantonrechter zal de vordering voor zover deze ziet op onderdeel 3 daarom toewijzen.
Dwangsom
4.15.
[eisers] vordert oplegging van een dwangsom voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft met het herstel aan enerzijds de staalconstructie en anderzijds de houten bekleding. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen en gemaximeerd tot een bedrag van € 25.000,00.
Kosten expertiserapport
4.16.
[eisers] vordert betaling van de door hem gemaakte expertisekosten (voor het rapport van EBN), ter hoogte van € 1.034,55 (inclusief btw). Naar het oordeel van de kantonrechter zijn dit redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid van [gedaagde]. De kosten zijn daarom toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Ook de hierover gevorderde wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen vanaf 3 februari 2024.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[eisers] vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten die de gemachtigde heeft gemaakt. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal. [eisers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eisers] heeft de kosten berekend over de herstelkosten voor de eikenbekleding (conform de kostenraming in het rapport van EBN) en de expertisekosten. Hier heeft [gedaagde] geen verweer tegen gevoerd en de kantonrechter acht dit een redelijk uitgangspunt. Uitgaande van dit bedrag aan hoofdsom is de hoogte van het gevorderde bedrag in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze tarieven worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar. Daarom wordt een bedrag van € 891,58 toegewezen.
4.18.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu [eisers] niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de rente toewijzen met ingang van de dag van de dagvaarding.
Proceskosten
4.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,92
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.335,17
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot overlegging van verifieerbaar bewijs waaruit blijkt dat [gedaagde] de staalprofielen onder peil heeft voorzien van een laag twee componenten corrosie werende epoxy primer (o.g.) bij gebreke waarvan [gedaagde] wordt veroordeeld om de staalprofielen onder peil van de staalconstructie van de veranda van de woning aan de [adres] binnen acht weken na betekening van dit vonnis te voorzien van een laag twee componenten corrosie werende epoxy primer (o.g.);
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder 5.1. voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het herstel van de houten bekleding van de staalconstructie van de veranda aan de [adres], een en ander conform hetgeen is overwogen in r.o. 4.8 van dit vonnis en binnen acht weken na betekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder 5.2. voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.034,55 (inclusief btw) aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 891,58 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.335,17, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien [eisers] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het € 1.335,17 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.