ECLI:NL:RBOVE:2024:4618

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/08/309263 / HA ZA 24-42
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een doorstroomwoning na opzegging van de gebruiksovereenkomst

In deze zaak heeft de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Enschede-Haaksbergen (SMD) een gebruiksovereenkomst gesloten met de gedaagde voor een doorstroomwoning. SMD vordert een verklaring voor recht dat de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning. De rechtbank oordeelt dat de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig door SMD is opgezegd, waardoor de gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen. De gedaagde heeft geen recht om in de woning te blijven wonen, maar de ontruiming wordt beperkt tot 1 januari 2025, zodat de gedaagde tot die datum in de woning kan blijven. De bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 17 juli 2024. SMD heeft gesteld dat de gedaagde niet voldoende heeft gereageerd op het woningaanbod, wat in strijd is met de gebruiksovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet aan de afspraken heeft gehouden, waardoor de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gevolgen van de ontruiming voor de gedaagde en haar dochter groot zijn, maar dat dit niet betekent dat SMD de gedaagde voor onbepaalde tijd de woning moet blijven aanbieden. De rechtbank heeft de ontruiming uitgesteld tot 1 januari 2025, rekening houdend met de belangen van de minderjarige dochter van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/309263 / HA ZA 24-42
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
STICHTING MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING ENSCHEDE-HAAKSBERGEN
te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: SMD,
advocaat: mr. M. Douwenga,
tegen
[bewindvoerder] Q.Q., h.o.d.n. [bedrijf] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.N. Sahebdien.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de aanvullende producties 26 t/m 28 van SMD,
- de aanvullende producties 8 t/m 10 van de bewindvoerder,
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van SMD.

2.De samenvatting

2.1.
SMD heeft met [gedaagde] een gebruiksovereenkomst gesloten voor een zogenoemde doorstroomwoning. SMD vordert een verklaring voor recht dat zij de gebruiksovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig heeft opgezegd en veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de gebruikersovereenkomst rechtsgeldig door SMD is opgezegd, waardoor de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft hierdoor geen recht om in de woning te blijven wonen. De gevorderde ontruiming zal daarom ook worden toegewezen, maar met de beperking dat de bewindvoerder daar tot 1 januari 2025 de tijd voor krijgt. [gedaagde] kan daarom tot uiterlijk die datum in de woning verblijven. De bewindvoerder moet de proceskosten betalen. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
SMD is een maatschappelijke organisatie die betrokken is bij WoonStAP. WoonStAP is een samenwerking tussen de Enschedese woningcorporaties, de gemeente Enschede en de maatschappelijke opvang. SMD huurt een aantal woningen van woningcorporaties en geeft deze in gebruik aan mensen die vanwege een crisissituatie tijdelijk geen verblijfplaats hebben.
3.2.
[gedaagde] verkeerde in januari 2022 in een crisissituatie, omdat zij op straat dreigde te komen met haar dochter van (toen) anderhalf jaar oud. SMD heeft [gedaagde] een doorstroomwoning aan de [adres 1] in gebruik gegeven voor een periode van zes weken, ingaande op 10 januari 2022. SMD en [gedaagde] hebben daar een gebruiksovereenkomst voor gesloten.
3.3.
In artikel 6 van de gebruiksovereenkomst staat:
‘De gebruiker zal zich inschrijven bij alle woningcorporaties en op alle passende woningen reageren om te zorgen voor een snelle doorstroom naar een eigen woning. Wanneer dit niet of onvoldoende gebeurd zonder goede reden, zal het verblijf in de doorstroomwoning beëindigt worden.’
3.4.
In artikel 19 van de gebruiksovereenkomst staat:

20. Partijen komen uitdrukkelijk overeen geen huurovereenkomst te willen sluiten en derhalve is op deze overeenkomst het huurrecht niet van toepassing.
(…)
22. Het wijkteam Pathmos-Stadsmos zal geen andere verplichtingen tegenover de gebruiker hebben dan tot het geheel om niet ter beschikking stellen van het object aan de gebruiker gedurende de duur van de overeenkomst.
23. Bij beëindiging van deze overeenkomst heeft de gebruiker geen recht op vervangende woning.
3.5.
Op 26 mei 2023 is er een gesprek geweest tussen SMD, [gedaagde] en haar begeleider mevrouw [naam 1] . Dit gesprek vond plaats omdat [gedaagde] al te lang gebruik maakte van de doorstroomwoning en zij volgens SMD onvoldoende reageerde op het woningaanbod. Volgens het gesprekverslag zijn daarom de volgende afspraken gemaakt:
  • ‘Harde einddatum is 01-10-2023
  • [gedaagde] kijkt drie maal per week op de site woninghuren.nl en reageert op alles wat passend is en binnen de gemeente Enschede ligt. Dat betekent dat ze reageert op zowel flats, appartementen (met en zonder lift) en eengezinswoningen.
  • [gedaagde] zal haar vriend inlichten dat hij zich als bezoeker dient te gedragen wanneer hij bij haar is. Zij is verantwoordelijk voor zijn gedrag.
  • [gedaagde] zal eventueel snoei- en tuinwerkzaamheden dusdanig uit (laten) voeren, zodat er geen schade ontstaat aan de begroeiing,
  • WoonStAP zal 22-08-2023 toetsen of er goed gereageerd wordt op het woningaanbod. Desgewenst kan na zes weken een tussentijdse toetsing plaatsvinden. [naam 2] zal dit dan aangeven. Eind augustus zal weer een persoonlijk gesprek plaatsvinden.
  • Mocht [gedaagde] zich aan de bovenstaande afspraken houden, dus volop en passend reageren binnen de gemeente Enschede, kan WoonStAP besluiten een verlenging van één maand toe te staan. Deze beslissing is alleen ter beoordeling aan WoonStAP.
3.6.
[gedaagde] heeft in juni 2023 gereageerd op de woning aan de [adres 2] , die eigendom is van Domijn. Domijn heeft haar op 19 juni 2023 laten weten dat zij de woning mag huren. [naam 1] heeft op 21 juni 2023 aan WoonStAP laten weten dat [gedaagde] de woning niet accepteert, omdat zij die ongeschikt vindt voor haar en haar dochter. Als redenen van [gedaagde] worden genoemd dat de kozijnen zijn verwaarloosd en de slaapkamer voor haar dochter te klein is. [naam 1] schrijft dat niet kan worden gesproken van een passend aanbod. WoonStAP heeft [naam 1] vervolgens gemeld dat zij de afwijzing niet accepteert en dat, als deze woning wordt geweigerd, [gedaagde] het risico aanvaardt dat zij op straat komt te staan. [naam 1] heeft bij e-mail van 6 juli 2023 aan SMD laten weten dat [gedaagde] toch de huurovereenkomst heeft ondertekend.
3.7.
Op 10 juli 2023 stuurt [naam 1] aan Domijn een e-mail waarin zij schrijft dat de huurovereenkomst per direct wordt herroepen, omdat [gedaagde] zou hebben aangegeven dat zij vanaf het moment van het ondertekenen daarvan ontregeld is geraakt. De woning zou [gedaagde] te veel herinneren aan een traumatische situatie uit het verleden.
3.8.
Op 24 augustus 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen SMD, [gedaagde] en betrokken instanties. Uit het gespreksverslag blijkt dat toen met [gedaagde] is besproken dat de einddatum van 1 oktober 2023 voor de gebruiksovereenkomst blijft staan.
3.9.
SMD heeft bij brief van 29 augustus 2023 medegedeeld dat zij de gebruiksovereenkomst per 1 oktober 2023 beëindigt en deze dus niet wordt verlengd. Omdat de bewindvoerder geen kopie van die brief had ontvangen, heeft de advocaat van SMD de gebruiksovereenkomst bij brief van 21 november 2023 nogmaals opgezegd tegen 31 december 2023. De advocaat van [gedaagde] heeft vervolgens bij brief van 30 november 2023 aan SMD laten weten dat [gedaagde] niet vrijwillig zal overgaan tot ontruiming.

4.Het geschil

4.1.
SMD vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht verklaart dat de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd;
  • de bewindvoerder veroordeelt om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres 1] , met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
  • de bewindvoerder veroordeelt in de kosten en nakosten.
4.2.
De bewindvoerder voert verweer.

5.De beoordeling

Opzegging gebruikersovereenkomst
5.1.
Op grond van artikel 6 van de gebruiksovereenkomst is [gedaagde] verplicht om te reageren op alle passende woningen en te zorgen voor een snelle doorstroom naar een eigen woning. SMD stelt dat [gedaagde] te kort is geschoten in de nakoming van deze verplichting. Uit de door SMD overgelegde overzichten van het woningaanbod bij de Enschedese woningcorporaties blijkt volgens haar dat [gedaagde] bij lange na niet heeft gereageerd op alle voor haar passende woningen en zij bij meerdere woningen, waarvoor zij mogelijk in aanmerking zou komen, vroegtijdig uit de toewijzingsprocedure is gestapt. Volgens SMD is [gedaagde] daarnaast tekortgeschoten in de nakoming van de gebruiksovereenkomst door overlast te veroorzaken voor omwonende. SMD heeft daarom de gebruiksovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2023 en later volledigheidshalve nogmaals tegen 31 december 2023. De gebruiksovereenkomst is daardoor in ieder geval op 31 december 2023 door opzegging geëindigd, aldus SMD.
5.2.
Aan de zijde van [gedaagde] is betwist dat de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig door SMD is opgezegd. [gedaagde] zou zich in de periode van januari 2022 tot en met 29 augustus 2023 hebben gehouden aan de voorwaarden van de gebruiksovereenkomst, althans is SMD niet eerder tot opzegging van de gebruiksovereenkomst overgegaan. In de periode vanaf januari 2022 tot en met mei 2023 zijn er wel wat problemen geweest met het reageren op passende woningen (door een oud begeleider) en de communicatie met WoonStAP, doordat het adres van [gedaagde] niet was aangepast in het systeem van WoonStAP waardoor zij geen uitnodigingen ontving voor bezichtigingen en doordat de situatie op woningmarkt destijds niet gunstig was vanwege de coronacrisis. Dit alles was voor SMD toen geen reden om de gebruiksovereenkomst op te zeggen. In de periode na 3 mei 2023 is er door de nieuwe begeleiding wel aantoonbaar veel gereageerd op passende woningen. Weliswaar heeft [gedaagde] de woning aan de [adres 2] geweigerd, maar deze woning was niet passend vanwege haar psychotrauma. Tijdens een van de gesprekken zou door SMD zijn gezegd dat de afwijzing van deze woning geen probleem zou opleveren voor het blijven wonen in de doorstroomwoning. De klachten over overlast zijn volgens [gedaagde] van meer dan anderhalf jaar geleden. Inmiddels is er goed contact met de buren. Wel heeft [gedaagde] daardoor bij woningcorporaties op ‘rood’ gestaan, waardoor zij tijdelijk niet op alle beschikbare woningen kon reageren.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] volgens de gebruiksovereenkomst maximaal zes weken in de doorstroomwoning mocht verblijven en het de bedoeling was dat zij daarna zou doorstromen naar een reguliere huurwoning. Alleen indien zij reageerde op alle passende woningen, maar het niet lukte om een andere woning te vinden, kon de gebruiksovereenkomst steeds stilzwijgend met zeven dagen worden verlengd. Ook is niet in geschil dat het huurrecht op deze overeenkomst niet van toepassing is, omdat [gedaagde] niet voor de doorstroomwoning hoeft te betalen.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat het bij het aangaan van de gebruiksovereenkomst niet de bedoeling is geweest dat [gedaagde] zo lang in de doorstroomwoning zou verblijven als dat nu het geval is. De doorstroomwoning is bedoeld voor kortdurende huisvesting van mensen in een crisissituatie. Uit het overgelegde gespreksverslag blijkt dat dit in het gesprek van 26 mei 2023 ook is besproken met [gedaagde] en haar begeleider [naam 1] en toen de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] tot uiterlijk 1 oktober 2023 in de woning kon blijven wonen (zie onder 3.5.). Daarnaast blijkt uit het gespreksverslag dat de afspraak is gemaakt dat (de begeleiding van) [gedaagde] zou reageren op alle woningen die passend zijn en binnen de gemeente Enschede liggen. Indien Dorková zich aan alle afspraken houdt, dan zou WoonStAP overwegen om de gebruiksovereenkomst nog één keer met een maand te verlengen.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat volgens SMD een woning ‘passend’ is als deze bij het inkomen en de gezinssituatie van de gebruiker past, wat voor [gedaagde] een voor haar betaalbare woning met tenminste twee slaapkamers (één voor haarzelf en één voor haar dochter die bij haar woont) is. Door de begeleiding van [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij op alle woningen in de stad [plaats] reageren met die zoekcriteria. Zij reageren niet op woningen buiten de stad [plaats], omdat [plaats] voor [gedaagde] een bekende plek is geworden, haar andere kinderen bij een pleeggezin in de buurt wonen en zij angstig is om ergens anders te gaan wonen. Volgens SMD is de beperking tot alleen de stad [plaats] niet met haar besproken.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een woning buiten de stad [plaats] voor haar niet passend is. Uit de afspraken van 26 mei 2023 blijkt dat met [gedaagde] en haar begeleiding is afgesproken dat zij op alle passende woningen in de gemeente Enschede zouden reageren. Door alleen te (laten) reageren op woningen in de stad [plaats], heeft [gedaagde] zich niet aan de gemaakte afspraken gehouden. SMD was daarom niet gehouden om de gebruikersovereenkomst nog een keer te verlengen met een maand en kon deze tegen 1 oktober 2023 opzeggen. Maar ook al zou de gebruiksovereenkomst nog een keer met een maand moeten zijn verlengd, dan is die maand op dit moment al verstreken. Uit het gespreksverslag van 26 mei 2023 blijkt niet dat is afgesproken dat SMD na die maand gehouden was om de gebruiksovereenkomst nog vaker te verlengen. Ook blijkt uit het gesprekverslag van 24 augustus 2023 niet dat SMD voornemens was de gebruiksovereenkomst te verlengen. [gedaagde] had hoe dan ook de doorstroomwoning volgens de afspraken al moeten verlaten. Door de bewindvoerder/ [gedaagde] is onvoldoende onderbouwd dat en wanneer SMD andere toezeggingen zou hebben gedaan. Gelet op dit alles heeft SMD naar het oordeel van de rechtbank de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig opgezegd. Daardoor kan in het midden blijven of [gedaagde] al dan niet overlast heeft veroorzaakt, of de huurwoning aan de [adres 2] terecht is geweigerd omdat deze al dan niet passend is en het feit dat op bepaalde woningen niet is gereageerd omdat [gedaagde] op rood zou hebben gestaan bij de woningcorporaties. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring voor recht toe.
Ontruiming woning
5.7.
Door [gedaagde] is aangevoerd dat zij heeft gehoord dat de woning aan de [adres 1] na haar vertrek niet meer als doorstroomwoning zal worden gebruikt. Zij wil daarom graag huurder worden van de woning. SMD is geen eigenaar van de woning, maar huurt deze van woningcorporatie De Woonplaats. Partijen hebben na de mondelinge behandeling samen onderzocht of het sluiten van een huurovereenkomst met De Woonplaats voor [gedaagde] een optie is, zodat zij in de woning kan blijven wonen. Dat bleek niet mogelijk te zijn. De rechtbank zal daarom de vordering tot ontruiming van de woning beoordelen.
5.8.
Nu de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd, moet [gedaagde] in beginsel de woning ontruimen en verlaten. Door [gedaagde] is aangevoerd dat dit betekent dat zij hoogstwaarschijnlijk in de maatschappelijke opvang terecht komt en haar dochter dan naar een pleeggezin moet. Zij stelt dat de ontruiming daarom haar recht op ‘family-life’ schendt, zoals blijkt uit artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast is dit volgens haar in strijd met artikel 3 en 27 Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
5.9.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gevolgen van ontruiming van de doorstroomwoning voor [gedaagde] en haar dochter groot en onwenselijk zijn. Maar dit brengt niet mee dat SMD [gedaagde] daarom voor onbepaalde tijd de doorstroomwoning moet blijven aanbieden. [gedaagde] is geen huurder en komt geen huurbescherming toe. SMD is niet gehouden om [gedaagde] op grond van artikel 8 EVRM en/of artikel 3 en 27 IVRK woonruimte te verschaffen. [gedaagde] kan daarom niet van SMD verlangen dat zij en haar dochter zonder gebruiksovereenkomst in de woning mogen blijven wonen. SMD kan overgaan tot ontruiming van de woning.
5.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens SMD verklaard dat ontruiming van de woning van haar niet op een zeer korte termijn hoeft, maar zij wel een einddatum wil hebben. Gebruikers van de doorstroomwoningen vinden volgens SMD gemiddeld binnen twee tot vier maanden een vervangende woning. Gelet daarop en gelet op de belangen van de minderjarige dochter van [gedaagde] , ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de ontruiming niet eerder mag plaatsvinden dan 1 januari 2025. Als [gedaagde] op dat moment nog altijd geen vervangende woning heeft gevonden, komt dat voor haar risico en niet (nog) langer voor risico van SMD.
Proceskosten
5.11.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SMD worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,30
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.233,30

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd,
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder om voor 1 januari 2025 de woning aan de [adres 1] , met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden,
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 2.233,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.