Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij B1] ,
2.
DE MAATSCHAP CENTRUM ADVOCATEN,
3.
[partij B2],
4.
[partij B3],
5.
[partij B4],
6.6. [partij C] ,
ADCAM ADMINISTRATIES,
1.Samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [partij B1] van 24 januari 2024,
3.De feiten
€ 65.500,00. In artikel 2.4 van het convenant is bepaald dat dit bedrag wordt verrekend met het (netto)bedrag dat [partij B1] aan [partij A] verschuldigd is voor de afkoop van de partneralimentatie.
4.Het geschil
[partij A] en [partij B1] veroordeelt om de daarop gebaseerde uitvoeringshandelingen ongedaan te maken,
[adres] aan [partij B1] terug te leveren op grond van onverschuldigde betaling,
5.De beoordeling
[partij A] en [partij B1] in 2018 is geëindigd, terwijl [partij A] de partneralimentatie pas in 2019 heeft ontvangen.
[partij A] zou worden toebedeeld. De aftrekpost is echter aan [partij B1] toebedeeld. Daardoor heeft [partij B1] geld van de Belastingdienst ontvangen, dat hij niet zou hebben ontvangen als hij de aftrekpost niet had gehad. Dit is ten koste van [partij A] gegaan. Zij heeft immers méér aan de Belastingdienst moeten betalen, doordat de aftrekpost niet aan haar is toebedeeld.
Het verweer dat [partij B1] niet ongerechtvaardigd is verrijkt of heeft gedwaald, omdat [partij A] en hij er bij het sluiten van het echtscheidingsconvenant ten onrechte van uitgingen dat
[partij A] behoeftig zou blijven, gaat evenmin op. In artikel 1.1 van het convenant is immers opgenomen dat [partij A] zich ervoor zal inspannen om alsnog inkomen te genereren.
21 december en 31 december 2018 geen sprake zou zijn, had hij zich had moeten realiseren dat hij het echtscheidingsverzoek in 2019 had moeten indienen.
€ 12.740,00) aan [partij A] te betalen.
[adres] aan hem teruglevert op grond van onverschuldigde betaling. [partij B1] stelt dat hij zijn belang in de woning zonder rechtsgrond aan [partij A] heeft gegeven. Een verdeling is volgens hem geen zelfstandige rechtsgrond.