ECLI:NL:RBOVE:2024:461

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
08-952324-20 en 21-003637-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraf en wijziging van bijzondere voorwaarden in het kader van ambulante behandeling

Op 26 januari 2024 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. De proeftijd van de veroordeelde is ingegaan op 11 maart 2021. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden behandeld. De veroordeelde had zich in het verleden onttrokken aan klinische behandeling en was opnieuw in behandeling gegaan bij FVK Fivoor, maar had deze voortijdig beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en dat hij zich opnieuw had onttrokken aan de behandeling. De rechtbank heeft echter ook positieve ontwikkelingen opgemerkt, zoals de aanmelding bij Emergis voor ambulante behandeling en het verkrijgen van een tijdelijk arbeidscontract. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten zes maanden, alsnog ten uitvoer te leggen. Tevens zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd, waarbij de klinische opname komt te vervallen en de ambulante behandeling bij Emergis of een soortgelijke zorgverlener wordt opgelegd. De rechtbank benadrukt dat het nu aan de veroordeelde is om zijn behandeling in het ambulante kader succesvol af te ronden.

Uitspraak

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952324-20 en 21-003637-20
Datum uitspraak: 26 januari 2024
Uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
verder te noemen de veroordeelde, bijgestaan door mr. C.T. Pittau, advocaat in Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 25 september 2020 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (Sr) waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zijn bijzondere voorwaarden verbonden. De veroordeelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, van 24 februari 2021 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 maart 2021.
In het arrest heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, en contact onderhoudt met de reclassering vanuit de kliniek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich laat opnemen in een forensische kliniek voor verslaving of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is
voor plaatsing. De opname start na detentie. De opname duurt maximaal twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang noodzakelijk vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. gedurende de volledige proeftijd geen wiet en hasj en/of andere (hard)drugs gebruikt en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. gedurende de proeftijd geen deel neemt aan kansspelen. Dit betekent een verbod op zowel casinobezoek als het online gokken.
Op de terechtzitting van 15 augustus 2023 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden gevorderd. Bij beslissing van
29 augustus 2023 heeft de rechtbank de vordering afgewezen en de proeftijd met een jaar verlengd, met handhaving van de gestelde voorwaarden.
Op 22 december 2023 heeft de officier van justitie opnieuw op de griffie een vordering, gedateerd 22 december 2023, ingediend tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 12 januari 2024. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. L. Leerkes, de veroordeelde en de raadsman gehoord. Ook zijn gehoord [naam 1] en [naam 2] van de reclassering.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2021, de beslissing van de rechtbank Overijssel van 29 augustus 2023, de justitiële documentatie van de veroordeelde van 15 december 2023 en het rapport van Reclassering Nederland van 8 december 2023.

2.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gehandhaafd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de veroordeelde op het volgende standpunt gesteld. De veroordeelde heeft zich in september 2023 opnieuw in FVK Fivoor laten opnemen voor klinische behandeling. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om het daar vol te houden, maar vanwege de onveilige situatie die er heerst, heeft hij besloten de kliniek voortijdig te verlaten. De veroordeelde heeft vervolgens uit eigen beweging contact opgenomen met een ambulant forensische instelling in Zeeland, te weten Emergis. Die instelling kan hem therapie aanbieden waar hij, gelet op zijn problematiek, bij gebaat zal zijn. Het terugsturen van de veroordeelde naar de gevangenis is zeer onverstandig, omdat hij dan na zijn detentie onbehandeld in de maatschappij terugkeert.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat deze overigens ook ontvankelijk is.

4.De beoordeling

De rechtbank stelt, op grond van de stukken en de behandeling op de zitting, het volgende vast.
Nadat een aantal maanden geleden de klinische behandeling van de veroordeelde in FVK Fivoor door hem zelf voortijdig is beëindigd, omdat hij van mening was niet thuis te horen in een kliniek met beveiligingsniveau 3, heeft hij van de rechtbank in augustus 2023 een laatste kans gekregen om gedragsverandering te laten zien door zich alsnog (intensief) klinisch te laten behandelen. Hierop is de veroordeelde, op zijn verzoek, opnieuw in FVK Fivoor geplaatst voor klinische behandeling.
Uit het reclasseringsrapport van 8 december 2023 blijkt echter dat de veroordeelde zich op 22 november 2023 opnieuw heeft onttrokken aan zijn klinische behandeling. De veroordeelde heeft ervoor gezorgd dat zijn broer hem tijdens een begeleid verlof stond op te wachten in een auto. Vervolgens zijn zij samen naar Enschede vertrokken. Als reden voor zijn vertrek verklaart de veroordeelde dat hij zich steeds minder veilig begon te voelen binnen FVK Fivoor en hij zich niet kon vinden in de inhoud van zijn behandelmodules. Hoewel de veroordeelde op 23 november 2023 aanvankelijk van plan was om toch weer terug te gaan naar de kliniek, heeft hij onderweg daarnaartoe definitief besloten om niet terug te keren. Tijdens de zitting is gebleken dat de veroordeelde inmiddels bij zijn vriendin in Zierikzee verblijft en zich heeft aangemeld bij Emergis voor ambulante behandeling. Daarnaast heeft de veroordeelde een tijdelijk arbeidscontract aangeboden gekregen bij het schildersbedrijf van zijn schoonvader. Op initiatief van de veroordeelde zijn meerdere urinecontroles uitgevoerd waaruit is gebleken dat hij geen THC heeft gebruikt. De reclassering is van oordeel dat de veroordeelde sinds de zitting van 15 augustus 2023 gemotiveerd en oprecht overkomt en dat een langdurige detentie de veroordeelde geen goed zal doen. Gelet op deze positieve ontwikkelingen adviseert de reclassering een gedeeltelijke tenuitvoerlegging in de vorm van een taakstraf en daarnaast wijziging van de bijzondere voorwaarden in die zin dat de klinische opname komt te vervallen en een verplichte ambulante behandeling wordt opgelegd.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de veroordeelde met het (wederom) voortijdig beëindigen van de klinische behandeling in FVK Fivoor een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Zelfs de duidelijke waarschuwing van de rechtbank in haar beslissing van 29 augustus 2023, die inhield dat met het afwijzen van de vordering en de verlenging van de proeftijd de veroordeelde een laatste kans werd geboden, heeft de veroordeelde er niet van weerhouden zich opnieuw te onttrekken aan zijn klinische behandeling. Weer heeft de veroordeelde zelf de regie in handen genomen toen zowel de inhoud van de behandeling als de leefomgeving hem niet beviel. Dit handelen van de veroordeelde kan naar het oordeel van de rechtbank niet onbestraft blijven. Tegelijkertijd acht de rechtbank het van belang dat de veroordeelde onder toezicht blijft staan van de reclassering en dat hem begeleiding en behandeling wordt geboden nu uit het reclasseringsrapport blijkt dat de persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde onvoldoende is behandeld, de verslavingsgevoeligheid nog aanwezig is en er onvoldoende is gewerkt aan het vergroten van zijn copingvaardigheden. De veroordeelde heeft zich twee keer onttrokken aan klinische behandeling en heeft ter zitting verklaard dat terugkeren naar de kliniek voor hem geen optie is. De rechtbank acht het wederom (op)starten van een klinische opname daarom niet kansrijk. Daarnaast neemt de rechtbank in haar beslissing mee dat de reclassering behandeling binnen een ambulant kader verantwoord acht en dat de veroordeelde de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet.
De rechtbank is om bovenstaande redenen van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk moet worden toegewezen. Gezien het duidelijke signaal dat eerder aan de veroordeelde is afgegeven, acht de rechtbank een omzetting in een taakstraf niet passend. De rechtbank is van oordeel dat een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten voor de duur van zes maanden alsnog moet worden tenuitvoergelegd. Daarnaast dient een substantieel deel van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in stand te blijven, zodat er een forse stok achter de deur blijft bestaan. Het is van groot belang dat de veroordeelde onder behandeling blijft en dat er gewerkt wordt aan zijn persoonlijkheidsproblematiek, verslavingsgevoeligheid en copingvaardigheden. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden wijzigen, in die zin dat de veroordeelde zijn behandeling voortzet in een ambulant kader. De rechtbank merkt nadrukkelijk op dat het nu aan veroordeelde is om te laten zien dat hij in een ambulant kader zijn behandeling tot een positieve afronding kan brengen. De rechtbank gaat ervan uit dat veroordeelde deze allerlaatste kans met beide handen aangrijpt.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • gelast dat een gedeelte van
  • wijzigt de onder 2 vermelde bijzondere voorwaarde, in die zin dat de klinische opname in een zorginstelling komt te vervallen en de ambulante behandeling bij Emergis of een soortgelijke zorgverlener wordt toegevoegd, zodat de voorwaarde als volgt komt te luiden:
‘De veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen bij Emergis of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich houden aan de regels die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang noodzakelijk vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing’;
- beveelt dat
de overige opgelegde voorwaarden in stand blijven.
Deze beslissing is genomen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Mr. Hangx en Vording zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.