In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van [bedrijf] B.V. en Schone Zon B.V. De curator vorderde vernietiging van een verrekeningsafspraak tussen [bedrijf] en Schone Zon, die volgens hem een paulianeuze rechtshandeling was die de schuldeisers benadeelde. De curator stelde dat de afspraak om de koopprijs van een aanhanger te verrekenen met een schuld van [bedrijf] aan Schone Zon onverplicht was en dat beide partijen zich bewust waren van de benadeling van de schuldeisers. Schone Zon voerde verweer en stelde dat de afspraken niet onverplicht waren, aangezien zij alleen bereid was de werkzaamheden voor [bedrijf] af te ronden onder de voorwaarde dat zij de aanhanger zou ontvangen.
De kantonrechter oordeelde dat de curator niet had aangetoond dat de rechtshandeling onverplicht was en dat er geen benadeling van de schuldeisers was aangetoond. De curator had onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gepresenteerd om te concluderen dat de schuldeisers door de verrekening benadeeld waren. De vorderingen van de curator werden daarom afgewezen. In reconventie vorderde Schone Zon een rectificatie van een artikel in de Tubantia, maar deze vordering werd eveneens afgewezen omdat Schone Zon niet voldoende belang had aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.