Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het wrakingsverzoek
4.Het standpunt van de rechter
5.De beoordeling
Tijdigheid wrakingsverzoek
6.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
In de zaak van verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde M.T.M. Fluitman LLB, heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 22 augustus 2024 het verzoek tot wraking van mr. G.W.G. Wijnands ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 26 juli 2024, na een mondelinge behandeling op 18 juli 2024, waarin verzoekster de kantonrechter beschuldigde van partijdigheid. Verzoekster stelde dat de kantonrechter tijdens de behandeling vragen stelde die de indruk wekten dat zij zelf verantwoordelijk was voor de gang van zaken, en dat de kantonrechter niet ingreep toen een vertegenwoordiger van de gedaagde haar voor leugenaar uitmaakte.
De kantonrechter verdedigde zijn handelen door te stellen dat zijn vragen bedoeld waren om de feiten te verifiëren en dat hij niet geregistreerd had dat de term 'leugenaar' was gebruikt. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend, maar dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de kantonrechter. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter een grote vrijheid heeft om kritische vragen te stellen en dat het enkele feit dat hij niet ingreep bij uitlatingen van partijen niet automatisch leidt tot de conclusie van partijdigheid.
Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat verzoekster geen feiten had aangedragen die de indruk van partijdigheid konden rechtvaardigen, en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de griffier mr. A. de Bruin aanwezig was.