In deze zaak heeft gedaagde, [gedaagde 1], een woning gehuurd van Altera Vastgoed N.V. Altera stelt dat [gedaagde 1] de woning niet goed heeft opgeleverd, waardoor zij schade heeft geleden die [gedaagde 1] moet vergoeden. [gedaagde 1] betwist dit en stelt dat hij de woning netjes heeft opgeleverd. De kantonrechter, W.R.H. Lutjes, oordeelt dat Altera niet voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in zijn opleveringsverplichtingen. De kantonrechter wijst de vorderingen van Altera af en veroordeelt Altera tot betaling van de proceskosten van [gedaagde 1].
De procedure begon met een dagvaarding van Altera op 23 januari 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord van [gedaagde 1] op 16 april 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2024 zijn de standpunten van beide partijen besproken. Altera heeft gesteld dat [gedaagde 1] de woning niet in overeenstemming met de opleveringsrichtlijnen heeft opgeleverd, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat Altera niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd om haar stelling te onderbouwen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Altera onvoldoende feiten heeft gepresenteerd om aan te tonen dat de woning bij oplevering in een andere staat verkeerde dan bij aanvang van de huur. Hierdoor is niet komen vast te staan dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in zijn verplichtingen. De vorderingen van Altera zijn afgewezen, en Altera is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde 1].