ECLI:NL:RBOVE:2024:4531

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11203014 \ CV EXPL 24-2288
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van vakantiewoning en gebruiksvergoeding na beëindiging huurcontract

In deze zaak vordert de eiser de ontruiming van zijn vakantiewoning, met veroordeling van de gedaagde tot het betalen van een gebruiksvergoeding en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft het gevorderde grotendeels toegewezen, omdat er sprake was van een tijdelijk huurcontract dat per 1 juni 2024 is beëindigd. De gedaagde verblijft sindsdien zonder recht of titel in de vakantiewoning en moet deze binnen drie dagen na betekening van het vonnis ontruimen.

De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 8 augustus 2024, waarbij de eiser met zijn gemachtigde aanwezig was, terwijl de gedaagde niet verscheen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen de partijen van tijdelijke aard was en dat de gedaagde geen recht had om in de woning te blijven na de beëindiging van het huurcontract.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de belangen van de minderjarige kinderen van de gedaagde niet voldoende opwegen tegen de eigendomsrechten van de eiser. De gedaagde moet de vakantiewoning in goede staat opleveren en een gebruiksvergoeding van € 3.000,- betalen voor de maanden juni, juli en augustus 2024, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moet de gedaagde de proceskosten van de eiser vergoeden, die in totaal € 901,72 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gedaagde is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11203014 \ CV EXPL 24-2288
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. L. Berendsen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. Pearson.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] verscheen met zijn gemachtigde, mr. L. Berendsen. [gedaagde] is niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Namens [gedaagde] verscheen diens gemachtigde, mr. J. Pearson.
1.2.
Tot slot is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Samenvatting

[eiser] vordert in deze zaak de ontruiming van zijn vakantiewoning, met veroordeling van [gedaagde] tot het betalen van een gebruiksvergoeding en alle bijkomende kosten. De kantonrechter wijst het gevorderde grotendeels toe. Er was namelijk sprake van een tijdelijk huurcontract. Dit huurcontract is beëindigd per 1 juni 2024 en daarom verblijft [gedaagde] zonder recht of titel in de vakantiewoning. [gedaagde] moet de vakantiewoning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis ontruimen en met zijn gezin verlaten.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn in september 2023 een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot een vakantiewoning op het bungalowpark [locatie]. Het gaat om bungalow nummer [nummer] aan de [adres] (hierna: de vakantiewoning).
3.2.
Op 19 februari 2024 stuurt [eiser] een bericht aan [gedaagde] via Whatsapp. Deze luidt als volgt:
‘Goedemorgen
Alles goed? Als jullie willen kunnen jullie 2 maanden langer in de bungalow blijven tot
1 juni 2024. Ik hoor wel of jullie dat willen. Prettige dag’
[gedaagde] reageert hierop als volgt:
‘Goedemorgen [eiser], jazeker graag zelfs
Jazeker hopelijk met jullie ook?’
Waarop [eiser] weer reageert:
‘Ja hoor hier ook
Prima dan verlengen we tot 1 juni’
3.3.
Op 23 mei 2024 krijgt [eiser] de melding dat [gedaagde] de huurtermijn voor de maand juni wil overmaken. Daarom heeft [eiser] contact opgenomen met [gedaagde] en gemeld dat [gedaagde] de vakantiewoning uiterlijk op 31 mei 2024 moet verlaten. [gedaagde] verlaat de vakantiewoning echter niet en daarom voelde [eiser] zich genoodzaakt deze procedure te starten.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
[eiser] vraagt de kantonrechter – samengevat – om [gedaagde] te veroordelen de vakantiewoning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en met zijn gezin te verlaten. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] een gebruiksvergoeding moet betalen vanaf juni totdat [gedaagde] met zijn gezin de woning verlaat, vermeerderd met de wettelijke rente over de gebruiksvergoeding van juni tot en met augustus. Tot slot wordt verzocht [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [gedaagde] en zijn gezin verblijven zonder recht of titel in zijn vakantiewoning. Er was sprake van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd die per 1 juni 2024 is beëindigd. Verder heeft [gedaagde] geen betalingen verricht en daarom wordt ook een gebruiksvergoeding gevorderd.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat partijen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn aangegaan en deze niet is beëindigd. Verder is van belang dat de twee minderjarige kinderen van [gedaagde] in de vakantiewoning wonen, die bij een ontruiming op straat kunnen komen te staan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Gesteld wordt dat [gedaagde] zonder recht of titel in de vakantiewoning van [eiser] verblijft en de vakantiewoning daarom moet verlaten. Het spoedeisend belang van dit kort geding staat door de aard van deze vordering daarmee vast. Daarom zal de kantonrechter de vordering inhoudelijk behandelen.
Beoordelingskader
5.2.
Bij de beoordeling van het gevorderde wordt grote terughoudendheid betracht, omdat toewijzing van de vordering tot ontruiming grote en meestal onomkeerbare gevolgen heeft. Deze vordering wordt slechts toegewezen als deze zeer waarschijnlijk ook in een bodemprocedure zou worden toegewezen. Ook voor toewijzing van de overige vorderingen geldt dat deze slechts zullen worden toegewezen als de kans groot is dat deze in een bodemprocedure worden toegewezen.
Ontruiming
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] van tijdelijke duur was en per 1 juni 2024 is beëindigd. Er is in deze zaak sprake van een huurovereenkomst die ziet op de huur van een woonruimte dat naar haar aard slechts van korte duur is, zoals bedoeld in artikel 7:232 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het betreft hier namelijk een vakantiewoning, waarbij permanente bewoning niet is toegestaan conform het bestemmingsplan van de gemeente Dinkelland. Ook blijkt uit Whatsapp-correspondentie dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] tot 1 juni 2024 in de woning mocht verblijven. Ook hieruit volgt dat het de bedoeling van partijen was dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd – en wel tot 1 juni 2024 – gold. Dat [gedaagde] in de veronderstelling was dat het Whatsapp-bericht van [eiser] van 19 februari 2024 betrekking had op de uiterste datum waarop financiering rond zou moeten zijn voor de voorgenomen koop van de vakantiewoning, kan de kantonrechter niet volgen. In het betreffende bericht wordt namelijk slechts gesproken over de mogelijkheid voor [gedaagde] en zijn gezin om langer in de woning te verblijven. Dit verweer wordt daarom gepasseerd.
De belangen van minderjarige kinderen moeten bij een gevorderde ontruiming waar mogelijk worden gewaarborgd, en het huurrecht biedt hier handvaten voor. In deze zaak is de huurovereenkomst echter per 1 juni 2024 beëindigd, waardoor een geslaagd beroep op huurbescherming voor [gedaagde] en diens minderjarige kinderen niet slaagt. Daarbij merkt de kantonrechter op dat ook tegen het ongerechtvaardigd inbreuk maken op het eigendomsrecht van een eigenaar hard moet worden opgetreden. Daar is in deze zaak sprake van, nu [gedaagde] zonder recht of geldige titel in de vakantiewoning van [eiser] verblijft. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen en in verband met vorenstaande – de grove inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] – ziet de kantonrechter geen aanleiding om de ontruimingstermijn te verlengen. [gedaagde] wist daarnaast vanaf het begin dat sprake was van een huurcontract voor bepaalde tijd. [gedaagde] moet binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de vakantiewoning in goede staat aan [eiser] opleveren en uit de woning vertrekken.
Tenuitvoerlegging vonnis
5.4.
[eiser] vordert ook dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de uitvoering van het vonnis in de vakantiewoning bevindt, tot een half jaar nadat dit vonnis is gewezen. De kantonrechter begrijpt dat het voor [eiser] van belang is dat het vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd jegens de gezinsleden van [gedaagde], nu zij ook in de woning verblijven. Daarom wijst de kantonrechter de vordering gematigd toe – in die zin dat de kantonrechter oordeelt dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd jegens [gedaagde] en zijn gezinsleden.
Gebruiksvergoeding
5.5.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde gebruiksvergoeding. Deze vordering is toewijsbaar nu het gevorderde bedrag aan gebruiksvergoeding per maand gelijk is aan het bedrag dat tot 1 juni 2024 verschuldigd was aan maandelijkse huur. [gedaagde] moet een gebruiksvergoeding van in totaal € 3.000,- betalen over de maanden juni, juli en augustus, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Een eerdere datum acht de kantonrechter niet redelijk, nu [gedaagde] wel bereid was om maandelijks
€ 1.000,- te betalen. [gedaagde] moet daarnaast een gebruiksvergoeding van € 1.000,- per maand betalen voor zover [gedaagde] na augustus nog in de vakantiewoning verblijft, tot het moment waarop hij de woning definitief heeft verlaten.
Proceskosten
5.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 543,00 (1 punt x tarief € 543,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 901,72

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis de vakantiewoning te ontruimen met alle personen en zaken die zich daarin bevinden voor zover deze aan [gedaagde] toebehoren, en in goede, lege en opgeruimde staat aan [eiser] op te leveren onder afgifte van sleutels aan [eiser];
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een gebruiksvergoeding van in totaal € 3.000,- over de maanden juni, juli en augustus 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over de maandelijkse vergoeding, te rekenen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de maandelijkse gebruiksvergoeding van
€ 1.000,- voor elke maand dan wel gedeelte van de maand dat [gedaagde] de vakantiewoning in bezit zal houden, tot de datum waarop [eiser] het beheer over de vakantiewoning verkrijgt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 901,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024.