ECLI:NL:RBOVE:2024:451

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
08-118844-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige, gepleegd op 14 januari 2023 in Vriezenveen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, terwijl hij de minderjarige [slachtoffer] in zijn auto naar huis bracht, deze heeft betast en zijn penis heeft vastgepakt. De verdachte heeft de handelingen onverhoeds verricht, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht en het leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer. De rechtbank achtte de handelingen van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm. De verdachte heeft de feiten erkend, maar ontkende dat hij trekkende bewegingen met zijn hand heeft gemaakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een schadevergoeding van € 1.525,21 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-118844-23 (P)
Datum vonnis: 26 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Gremmen en van wat door verdachte naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door de ouders van [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij door mr. [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair)
[slachtoffer] heeft aangerand dan wel (subsidiair) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer]
.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Vriezenveen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het (met de hand en/of vinger(s)) wrijven over en/of betasten van de penis van die
[slachtoffer] en/of
- het maken van trekkende bewegingen met zijn, verdachtes, hand over de penis
van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of die
[slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] veel jonger is
dan hem, verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Vriezenveen,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het vastpakken van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het (met de hand en/of vinger(s)) wrijven over en/of betasten van de penis van die
[slachtoffer] en/of
- het maken van trekkende bewegingen met zijn, verdachtes, hand over de penis
van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte bekent dat hij de penis van [slachtoffer] heeft vastgepakt en dat hij met zijn hand over de penis van [slachtoffer] heeft gevoeld. Verdachte ontkent dat hij met zijn hand over de penis van [slachtoffer] trekkende bewegingen heeft gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Verdachte reed op 14 januari 2023 samen met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in zijn auto naar [plaats 1] . Verdachte bracht [slachtoffer] thuis na een bezoek in [plaats 2] . Verdachte bestuurde de auto en [slachtoffer] zat op de bijrijdersstoel. Aangekomen in [plaats 1] reed verdachte met zijn auto de verlaten inrit/eigen weg tegenover de woning van [slachtoffer] in. Daar keerde hij zijn auto en bracht hij de auto tot stilstand. Vervolgens stak verdachte zijn hand in de broek van [slachtoffer] , pakte diens penis vast en voelde er met zijn hand overheen.
Tussenconclusie
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke handelingen, zoals die aan verdachte zijn tenlastegelegd onder de gedachtestreepjes 1 en 2, wettig en overtuigend bewezen zijn.
Bewijsoverweging
De vraag waar de rechtbank zich nog voor gesteld ziet, is of verdachte ook trekkende bewegingen met zijn hand over de penis van [slachtoffer] heeft gemaakt, zoals verdachte wordt verweten onder het derde gedachtestreepje. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Door de vader van [slachtoffer] is verklaard dat [slachtoffer] tegen zijn moeder heeft gezegd dat verdachte bij hem – naast de handelingen die verdachte bekend heeft – met zijn hand op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt. Dit is ook de enige belastende verklaring op dit punt in het dossier. [slachtoffer] heeft hierover bij de politie niets verklaard, terwijl verdachte zowel bij de politie als ter zitting heeft ontkend dat hij dergelijke trekkende bewegingen heeft gemaakt. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte trekkende bewegingen met zijn hand over de penis van [slachtoffer] heeft gemaakt, zoals verdachte wordt verweten onder het derde gedachtestreepje.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ontuchtige handelingen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of deze handelingen als ontuchtig zijn aan te merken.
De rechtbank stelt voorop dat een handeling als ontuchtig is aan te merken als de handeling is gericht op seksueel contact/contact van seksuele aard, dat in strijd is met de sociaal-ethische norm. Daarbij gaat het zowel om de aard van de handeling als de intentie van de verdachte. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval en de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door verdachte verrichte handelingen – het betasten van/wrijven over de penis van [slachtoffer] en het vastpakken van de penis van [slachtoffer] – van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de handelingen zijn verricht bij een destijds twaalfjarige jongen, terwijl verdachte op dat moment achtentwintig jaar oud was. Er was dan ook niet alleen sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] , maar ook van fysiek overwicht van verdachte op [slachtoffer] . Daar komt bij dat verdachte [slachtoffer] in een auto onverhoeds en ongevraagd seksueel heeft betast, waardoor [slachtoffer] is overrompeld. Het geheel van de handelingen is in deze context en gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden niet anders uit te leggen dan in strijd met de sociaal-ethische norm en daarmee als ontuchtig.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 januari 2023 te Vriezenveen, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de penis van die [slachtoffer] en
- het (met de hand en/of vingers) wrijven over en betasten van de penis van die [slachtoffer]
waarbij die feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] veel jonger is dan hij, verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen reclasseringstoezicht/meldplicht en een ambulante behandeling, zoals voorgesteld door de reclassering in haar rapport van 4 januari 2024, als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer] . Dit vond plaats in de auto van verdachte. Verdachte bracht [slachtoffer] naar huis nadat zij, samen met een aantal anderen, de nieuwe woning van verdachte hadden bekeken. Hij is de doodlopende inrit tegenover het ouderlijk huis van [slachtoffer] ingereden en heeft zijn auto aldaar tot stilstand gebracht. Verdachte is met zijn hand in de broek van [slachtoffer] gegaan en heeft de penis van [slachtoffer] betast en vastgepakt. Het moet voor [slachtoffer] – die destijds nog maar twaalf jaar oud was – een bijzonder angstige situatie zijn geweest. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
Met betrekking tot het door verdachte gepleegde zedendelict kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat met name jeugdige slachtoffers van dit soort delicten - zoals in het onderhavige geval - vaak nog lang nadelige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hun is overkomen.
Verdachtes handelen heeft een grote impact gehad op [slachtoffer] als ook op zijn ouders, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Door de ouders van [slachtoffer] is naar voren gebracht dat [slachtoffer] tot op heden worstelt met de gevolgen van hetgeen hem is aangedaan. Ook de vriendschap tussen [slachtoffer] en [naam 2] , het broertje van verdachte, is door deze gebeurtenis getroffen. Verdachte heeft niet bij de mogelijke impact van zijn handelen stilgestaan. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, over verdachte opgemaakte advies van 4 januari 2024. Uit dit advies komt onder meer naar voren dat verdachte een stabiel bestaan lijkt te leiden. Er is sprake van huisvesting, dagbesteding, inkomen en een groot netwerk. Het psychosociaal functioneren van verdachte zou een mogelijk risico-verhogende factor kunnen zijn. Verdiepingsdiagnostiek heeft uitgewezen dat er sprake is van emotionele onrijpheid bij verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering acht een meldplicht en een ambulante behandeling bij Transfore, gericht op zedendelinquenten, geïndiceerd. Verdachte is bereid om mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering is de verdachte daarnaast in staat een taakstraf te verrichten. Een gevangenisstraf zal evenwel mogelijk leiden tot instabiliteit op diverse leefgebieden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Alles afwegende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is in onderhavige zaak. Verdachte is nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest en lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal mogelijk leiden tot instabiliteit op diverse leefgebieden. Tegelijkertijd moet de op te leggen straf wel zodanig zijn dat het verdachte in de toekomst ervan weerhoudt zich nogmaals schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, moet worden opgelegd als (flinke) stok achter de deur. Daarbij acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan deze voorwaardelijke straf een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank zal de verdachte bovendien, vanuit het oogpunt van vergelding, een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen voor de duur van honderdtwintig uren subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 3] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.525,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten voor een bedrag van € 25,21.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen kan worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.525,21, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
  • zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3], als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer] , toe tot een bedrag van
€ 1.525,21(bestaande uit € 25,21 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.525,21 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.525,21 (zegge: duizend vijfhonderdvijfentwintig euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek en mr. B. Kleinlugtenbeld, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Mrs. Hangx, Vording en Hoek zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Osaka/ONRBC23211. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] (namens [slachtoffer] ) van 24 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 12 e.v.:
V: Hoe noemt u het met uw eigen woorden waarvan U aangifte wilt doen?
A: Ik wil aangifte doen van seksueel geweld bij mijn zoon. Dat hij aan mijn zoon
heeft gezeten.
V: Tegen wie wilt U aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Namens wie wilt aangifte doen?
A: [slachtoffer] .
V: Wat is er gebeurd?
A: [slachtoffer] kwam thuis rond kwart over zes, zaterdagavond, 14 januari 2023. Hij is direct
in bad gegaan. Hij heeft wat gegeten en rond half acht is hij naar zijn vrienden gegaan. 's Avonds rond half elf, elf uur was hij weer thuis. Hij is naar bed gegaan en ‘s nachts rond half drie drie uur werd hij huilend, schreeuwend wakker. Mijn vrouw is er naar toe gegaan en hij heeft haar het verhaal verteld wat hem overkomen was. Ik ben naar [slachtoffer] gegaan en heb hem gevraagd wat er aan de hand was. Mijn vrouw zei toen dat ze aan [slachtoffer] hadden gezeten. Mijn vrouw vroeg wanneer dat was gebeurd. [slachtoffer] zei dat het was gebeurd toen hij thuis was gebracht en dat het naast de hal was gebeurd. De hal is opslagloods tegenover onze woning. Dit was die zaterdagavond gebeurd. Ik vroeg hem wat er gebeurd was. [slachtoffer] zei dat hij aan hem had gezeten. Mijn vrouw zei toen dat hij ook aan zijn piemel had gezeten. Ik vroeg [slachtoffer] of hij ook achter zijn broek had gezeten. [slachtoffer] zei daarop Ja. Toen was het huilen. [slachtoffer] zat wel vol verdriet. De volgende ochtend had ik het er over met mijn vrouw. Mijn vrouw dacht dat [verdachte] niet met zijn hand achter de broek had gezeten. Ik heb haar gezegd dat [slachtoffer] had gezegd dat dat wel zo was. Mijn vrouw heeft dat stukje denk ik gemist omdat ze aardig emotioneel was. Ze heeft het die ochtend weer aan [slachtoffer] gevraagd en [slachtoffer] heeft dat
bevestigd.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [naam 3] van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 18 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten op pagina 9 e.v.:
Dhr. [slachtoffer] vertelde het volgende. [slachtoffer] is werkzaam bij een zwager op de boerderij. Een bekende van dhr. [slachtoffer] werkt daar ook. Op zaterdag 14 januari 2023, werd [slachtoffer] rond 18:15/18:30 uur door die jongen thuisgebracht. Omstreeks 03:00 uur hoorde zijn moeder, [slachtoffer] heel hard huilen, op zijn slaapkamer. [slachtoffer] vertelde aan zijn moeder dat die jongen, voordat hij [slachtoffer] thuis had afgezet, zijn auto geparkeerd heeft achter de hal tegenover hun woning. Die jongen zou zijn hand achter de broek van [slachtoffer] hebben gedaan en aan zijn piemel hebben gezeten. [slachtoffer] durfde niets te zeggen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen verhoor [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 3] van 9 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant op pagina 19 e.v.:
V1: Nou zullen wij maar eens gewoon beginnen. Kun je vertellen wat er gebeurd is
[slachtoffer] ?
A: [verdachte] die was zeg maar verhuisd en op een gegeven moment ik ging bij hem in de
auto. En op de terug weg. Bij ons tegenover daar is een bedrijf en daar is een
parkeerplaats. En toen reed hij daar naar toe en hij zei dat die ging draaien. Maar
dat deed die niet en toen stopte die daar.
V1: Mm. Hij stopte daar bij die bedrijfshal zeg je. En wat gebeurde daar [slachtoffer] ?
A: Ja, met de hand in mijn broek.
V1: Toen ging die met zijn hand en toen?
A: Toen, dat duurde wel 5 minuten en toen heeft die mij naar huis gebracht.
V1: Laten we zeggen wat kun je ermee? Waar die aan zat?
A: Plassen.
V1: Plassen, ja. Dus hij zat aan jou, hoe noem je dat piemel?
A: Ja.
V1: Wat deed die daar dan mee?
A: Over heen wrijven.
V1: Met welk gedeelte van zijn handen ging die er overheen wrijven?
A: vingers.
V1: Met zijn vingers. Heeft die ook je piemel vastgepakt?
A: Ja, volgens mij wel.
V1: Volgens jou wel. En met hoeveel vingers heeft die jouw piemel vastgepakt?
A: Twee, drie.
V1: En wat doet die dan?
A: Er overheen wrijven.
V1: Hoe stopt het dan [slachtoffer] ?
A: De hand weg duwen en dan brengt die mij naar huis heen.
V1: Dan gaat die met de hand uit je broek?
A: Ja.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 januari 2024 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 14 januari 2023 bracht ik [slachtoffer] in mijn auto naar zijn huis in [plaats 1] . Ik ben met mijn auto naar de woning tegenover het huis van [slachtoffer] gereden. Dit is de woning van mijn neefje. Ik zag vrij snel dat er niemand thuis was. Ik heb mijn auto daar gestopt. Ik ben met mijn hand achter de broek van [slachtoffer] gegaan en heb aan zijn penis gezeten. Het klopt dat ik mijn hand vrij plotseling richting de broek van [slachtoffer] heb bewogen. Ik heb met mijn hand over de penis van [slachtoffer] gevoeld en ik heb de penis van [slachtoffer] vastgehouden.