Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de exploitatie van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 93.044,39 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de opbrengsten die de veroordeelde heeft genoten uit de hennepkwekerij, waar hij opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld en aanwezig gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 10 juli 2023 in [plaats] 778 hennepplanten heeft gekweekt, wat heeft geleid tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de zitting op 6 augustus 2024 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd, maar de rechtbank heeft de oorspronkelijke vordering van € 93.044,39 gehandhaafd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het bedrag te matigen, aangezien de veroordeelde als pleger betrokken was bij de hennepkwekerij en er geen bewijs was dat anderen bij de kwekerij betrokken waren. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.