Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
verwerende partij in reconventie,
1.[partij B 1] B.V.,
[partij B 2] B.V.,
[partij B 3],
eisende partijen in reconventie,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn en mr. Q. Schier te Utrecht.
1.Het verzoek tot verbetering
2.De beoordeling
“[partij B] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [partij A] van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,- voor iedere overtreding van één of meer van de hiervoor genoemde ge- en verboden, dan wel naar keuze van [partij A] voor iedere dag of daggedeelte dat [partij B] in strijd handelt met enig bovengenoemd verbod of bevel, of enig gedeelte daarvan, met een maximum van te verbeuren dwangsommen van € 5.000.000”.
“De onder VIII gevorderde dwangsomveroordeling komt eveneens voor toewijzing in aanmerking, als in het dictum nader bepaald (…)”
“4.3. verbiedt [partij B] direct of indirect gebruik te maken van know how en bedrijfsgeheimen van [partij A] die [partij B 1] tijdens haar contractuele relatie met [partij A] in de periode van 1 februari 2021- 22 februari 2022 ter kennis zijn gekomen;
- het aantal GS-fundamenten dat door, in opdracht van of ten behoeve van [partij B] direct of indirect zijn aangeboden en vervaardigd in de periode 1 februari 2021 – 22 februari 2022,
- het aantal GS-fundamenten dat door, in opdracht van of ten behoeve van [partij B] direct of indirect zijn afgeleverd in de periode 1 februari 2021 – 22 februari 2022;