ECLI:NL:RBOVE:2024:4416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
08.338627.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en diefstal door administratief medewerker van werkgever met gebruik van oplichtingsmiddelen

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man die als administratief medewerker bij een fietsenwinkel werkzaam was. De man werd beschuldigd van verduistering en diefstal van aanzienlijke bedragen, in totaal meer dan 250.000 euro, van zijn werkgever en aanverwante rechtspersonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer drieënhalf jaar gebruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie om geldbedragen en cadeaubonnen te stelen. Hij deed dit door valse e-mailadressen aan te maken en betaalbatches te manipuleren, waardoor hij geld op zijn eigen rekening kon laten overmaken. De verdachte bekende de feiten en toonde spijt, wat de rechtbank in zijn voordeel meeweegt. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast moet de verdachte het gestolen bedrag terugbetalen aan de benadeelde partijen, waaronder zijn werkgever en andere betrokken rechtspersonen. De rechtbank hield rekening met de gokverslaving van de verdachte en zijn pogingen om hulp te zoeken, wat leidde tot een minder zware straf dan oorspronkelijk door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.338627.23 (P)
Datum vonnis: 20 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 6 augustus 2024 op de voet van artikel 313 Sv, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
van zijn werkgever of van aan die werkgever gelieerde rechtspersonen
onderdeel A
in de periode van 1 maart 2023 tot en met 26 mei 2023 in totaal 202.347,91 euro heeft gestolen door gebruikmaking van valse sleutels en/of oplichtingsmiddelen
(primair),dan wel hen heeft opgelicht
(subsidiair),dan wel als administratief medewerker opzettelijk geldbedragen van hen heeft verduisterd
(meer subsidiair);
en/of
onderdeel B
in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 maart 2023 cadeaubonnen ter waarde van in totaal 38.000 euro heeft gestolen door gebruikmaking van oplichtingsmiddelen
(primair),dan wel hen heeft opgelicht
(subsidiair),dan wel als administratief medewerker opzettelijk cadeaubonnen van hen heeft verduisterd
(meer subsidiair);
en/of
onderdeel C
in de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei 2023 contante geldbedragen,
een fiets, kledingstukken, een binnenband en een kettingslot van hen heeft gestolen (
primair), dan wel als administratief medewerker deze goederen heeft verduisterd
(subsidiair);
feit 2van [aangever 1] (de rechtbank begrijpt: [aangever 1] ) 850 euro heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
onderdeel A (overboekingen geldbedragen)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot
en met 26 mei 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland,
een of meer geldbedragen (in totaal 202.347,91 euro),
dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] B.V., en/of [stichting]
en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V.
en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] toebehoorde(n),
in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
dat/die geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse
sleutels en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
- door facturen van crediteuren van genoemde rechtsperso(o)n(en) in te
boeken en/of een of meer rekeningnummers van crediteuren te wijzigen in
zijn eigen rekeningnummer en/of
- ( vervolgens) een of meer betaalbatches met betrekking tot deze facturen
aan te maken en/of
- deze betaalbatches te laten accorderen en/of
- ( vervolgens) een of meer geldbedragen van de rekeningen van genoemde
rechtsperso(o)n(en) over te laten maken op zijn eigen, verdachtes,
bankrekeningnummer;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot
en met 26 mei 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [stichting] en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] , heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (in totaal 202.347,91 euro),
- door facturen van crediteuren van genoemde rechtspersonen in te boeken
en/of een of meer rekeningnummers van crediteuren te wijzigen in zijn
eigen rekeningnummer en/of
- ( vervolgens) een of meer betaalbatches met betrekking tot deze facturen
aan te maken en/of
- deze betaalbatches te laten accorderen en/of
- een of meer geldbedragen (vervolgens) van de rekeningen van genoemde
rechtspersonen over te laten maken op zijn eigen, verdachtes,
bankrekeningnummer;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot en met 26 mei 2023 te
Enschede, althans in Nederland,
opzettelijk geldbedragen (in totaal ongeveer 202.347,91 euro), die toebehoorden
aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [stichting]
en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [aangever 2]
en/of [aangever 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke bedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten administratief medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
onderdeel B (cadeaubonnen)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot
en met 17 maart 2023, althans in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021
tot en met 3 mei 2022, te Enschede, in elk geval in Nederland,
een of meer cadeaubonnen (ter waarde van ongeveer 38.000 euro in totaal),
dat/die geheel of ten dele toebehoorden aan [bedrijf 2] B.V. en/of [aangever 2]
en/of [aangever 3] en/of [bedrijf 4] B.V.,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die cadeaubon(nen) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
- door een of meerdere emailadressen aan te maken en/of
- dat/die emailadres(sen) (vervolgens), als ware het (een) echt(e) en
onvervalst(e) emailadres(sen) van personen die deelnamen aan het
bedrijfsconcept van [bedrijf 2] B.V. genaamd “ [omschrijving] ” op
te geven en/of door te sturen aan de leverancier van de cadeaubonnen
( [bedrijf 4] B.V.) en/of
- ( vervolgens) cadeaubonnen op het/de door hem aangemaakte
emailadres(sen) toegezonden te krijgen;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 maart 2023, althans in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022, te Enschede, in elk geval in Nederland,
telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door middel van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels [bedrijf 2] B.V. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [bedrijf 4] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten een of meer cadeaubonnen,
- door een of meerdere emailadressen aan te maken en/of
- dat/die emailadres(sen) (vervolgens), als ware het (een) echt(e) en
onvervalst(e) emailadres(sen) van personen die deelnamen aan het
bedrijfsconcept van [bedrijf 2] B.V. genaamd “ [omschrijving] ” op
te geven en/of door te sturen aan de leverancier van cadeaubonnen
( [bedrijf 4] B.V.) en/of
- ( vervolgens) cadeaubonnen op het/de door hem aangemaakte
emailadres(sen) toegezonden te krijgen;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 maart 2023,
althans in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022, te
Enschede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een of meerdere cadeaubonnen, die toebehoorden aan [bedrijf 2]
B.V. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke cadeaubon(nen)
verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten
administratief medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
onderdeel C (contante geldbedragen en andere goederen)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2019
tot en met 26 mei 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland,
een of meer contante geldbedragen (ongeveer 21.800 euro, althans 15.000
euro) en/of een fiets (een e-bike) en/of een of meer kledingstukken en/of een
binnenband en/of een kettingslot,
dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] BV. en/of [aangever 2]
en/of [aangever 3] toebehoorde(n),
in elk geval aan een ander of anderen,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei 2023 te
Enschede, in elk geval in Nederland, opzettelijk geldbedragen (ongeveer 21.800
euro, althans 15.000 euro) en/of een fiets (een e-bike) en/of een of meer
kledingstukken en/of een binnenband en/of een kettingslot,
dat/die toebehoorde(n) aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [aangever 2]
en/of [aangever 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen,
en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking, te weten administratief medewerker, in elk geval anders dan
door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en
met 31 januari 2023 te Enschede, althans in Nederland,
(ongeveer) 850 euro, in elk geval enig geldbedrag,
dat geheel of ten dele toebehoorde aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander
toebehoorde heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de feiten zoals onder feit 1, onderdeel A primair, onderdeel B primair en onderdeel C primair ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daarnaast acht de officier van justitie de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
- Bewezenverklaring
De rechtbank komt, behoudens de hierna toegelichte onderdelen, tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, onderdeel A primair, onderdeel B primair en onderdeel C primair ten laste gelegde feiten en het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:. [1]
Feit 1, onderdeel A primair, onderdeel B primair en onderdeel C primair
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2023 van verbalisant [verbalisant] met als bijlage de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 1 juni 2023;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] opgenomen op 3 mei 2022 en gesloten op 20 mei 2022;
Feit 2
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde persoon opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024049655-3 van 5 februari 2024;
  • het in de wettelijke door een daartoe bevoegde persoon opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 5 februari 2024.
- Partiele vrijspraak onder B
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een gekwalificeerde diefstal van cadeaubonnen in de periode nadat aangifte is gedaan, op 3 mei 2022. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de impliciet primair ten laste gelegde periode en verklaart de impliciet subsidiair ten laste gelegde periode van 1 oktober tot en met 3 mei 2022 bewezen.
- Partiele vrijspraak onder C
Verdachte heeft bekend dat hij ongeveer 15.000 euro aan contant geld uit de kluis, een fiets, een kledingstuk, een binnenband en een kettingslot heeft gestolen. Daarvan is door [bedrijf 3] aangifte gedaan zodat het feit in zoverre bewezen verklaard kan worden.
[bedrijf 3] deed ook (ongespecificeerd) aangifte van op andere manieren ontvreemde contante geldbedragen. Steunbewijs daarvoor ontbreekt.
Er is geen aangifte gedaan van het wegnemen van (een) kledingstuk(ken), een binnenband en een kettingslot. Voor de bekentenis van die diefstal ontbreekt steunbewijs.
Omdat wegens het ontbreken van steunbewijs aan het wettelijk vereiste bewijsminimum niet is voldaan, zal de rechtbank vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde bedrag van 21.000 euro maar het impliciet subsidiair ten laste gelegde bedrag van 15.000 euro bewezen verklaren. De rechtbank zal vrijspreken van de diefstal van de kledingstukken, de binnenband en het kettingslot.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
onderdeel A (overboekingen geldbedragen)
primair
hij in de periode van 1 maart 2023 tot en met 26 mei 2023 te Enschede, geldbedragen (in totaal 202.347,91 euro), die aan [bedrijf 1] B.V., en/of [stichting] en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] toebehoorden, heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels,
- door facturen van crediteuren van genoemde rechtspersonen in te boeken en/of een of meer rekeningnummers van crediteuren te wijzigen in zijn eigen rekeningnummer en
- vervolgens een of meer betaalbatches met betrekking tot deze facturen aan te maken en
- deze betaalbatches te laten accorderen en
- vervolgens een of meer geldbedragen van de rekeningen van genoemde rechtspersonen over te laten maken op zijn eigen, verdachtes, bankrekeningnummer;
en
onderdeel B (cadeaubonnen)
primair
hij in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022, te Enschede, cadeaubonnen (ter waarde van ongeveer 38.000 euro in totaal), die toebehoorden aan [bedrijf 2] B.V. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [bedrijf 4] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die cadeaubonnen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels,
- door een of meerdere e-mailadressen aan te maken en
- die e-mailadressen vervolgens, als ware het echte en onvervalste e-mailadressen van personen die deelnamen aan het bedrijfsconcept van [bedrijf 2] B.V. genaamd “ [omschrijving] ” op te geven en door te sturen aan de leverancier van de cadeaubonnen ( [bedrijf 4] B.V.) en
- vervolgens cadeaubonnen op de door hem aangemaakte e-mailadressen toegezonden te krijgen;
en
onderdeel C (contante geldbedragen en andere goederen)
primair
hij in de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei 2023 te Enschede,
contante geldbedragen (ongeveer 15.000 euro) en een fiets (een e-bike) die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] BV. en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 januari 2023 te Enschede,
ongeveer 850 euro, die geheel of ten dele toebehoorde aan [aangever 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
onderdeel A, primair, en onderdeel B, primair
telkens de misdrijven:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, meermalen gepleegd;
en
onderdeel C, primair
het misdrijf:
diefstal, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het advies van Tactus Reclassering van 10 juli 2024. Verder dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd ten behoeve van [aangever 1] tot een bedrag van 850 euro, te vermeerderen met wettelijke rente en met vervangende hechtenis van zeventien dagen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte de maximale taakstraf voor de duur van 240 uur op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het blanco strafblad van verdachte en met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die bij het benadelingsbedrag van deze zaak een gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden als oriëntatiepunt geven. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet in het belang van de benadeelden nu verdachte hen wil terugbetalen en hij een baan heeft om dat te kunnen realiseren. De schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [aangever 1] kan worden toegewezen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drieënhalf jaar schuldig gemaakt aan diefstallen met gebruikmaking van zogenoemde oplichtingsmiddelen bij, kort gezegd, zijn werkgever. Daarmee begon hij al toen hij nog als stagiaire in dienst was en hij ging ermee door toen hij een vast dienstverband had gekregen. Verdachte had uit hoofde van zijn functie als administratief medewerker toegang tot de financiële administratie. Hij had het vertrouwen van zijn werkgever, zelfs nog vanaf het moment dat de door hem gepleegde diefstallen waren ontdekt, daarvan aangifte was gedaan maar hij als dader nog niet was opgespoord. Verdachte heeft van zijn verantwoordelijke vertrouwenspositie misbruik gemaakt door op geraffineerde wijze en op verschillende manieren zijn werkgever en de aan of met die werkgever verbonden rechtspersonen voor meer dan 250.000 euro afhandig te maken.
Hij deed dit aanvankelijk door cadeaubonnen voor klanten te bestellen en die naar door hem vals aangemaakte e-mailadressen te laten versturen zodat hij en niet de klanten de bonnen ontvingen waarna hij die bonnen voor zichzelf te gelde maakte. Nadat beveiligingsmaatregelen waren getroffen wijzigde hij zijn werkwijze en ontvreemdde geldbedragen uit de kluis (en een fiets). Toen ook die route was afgesneden heeft hij in een tijdsbestel van drie maanden de bedrijfsadministratie gemanipuleerd en via zogenoemde betaalbatches in totaal 202.347 euro op zijn bankrekening laten overmaken
(feit1). Bovendien heeft verdachte een contant geldbedrag van een bevriende collega gestolen (
feit 2). Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De achtergrond van dit alles is gelegen in de persoon van verdachte. Hij was ten tijde van het plegen van de feiten gokverslaafd. Hij pleegde de feiten om online te kunnen gokken. Al het weggenomen geld is op die wijze verdampt.
Verdachte heeft bij zijn werkgever, de politie en ter terechtzitting openheid van zaken gegeven. De indruk van de rechtbank is dat hij oprecht was toen hij tijdens de terechtzitting zei spijt te hebben van zijn handelen, in te zien dat hij veel mensen pijn heeft gedaan en hun vertrouwen heeft beschaamd en blij te zijn dat door de ontdekking een einde kwam aan de reeks van diefstallen. Onmiddellijk na de ontdekking en aangifte heeft hij hulp en behandeling voor zijn gokverslaving gezocht en gevonden. Hij verklaart dat hij sindsdien niet meer heeft gegokt en probeert de verleiding die zich nog wel af en toe voordoet te weerstaan met behulp van de tijdens de behandeling geleerde instrumenten. Hij wil als de strafzaak voorbij is opnieuw hulp zoeken om de dieperliggende oorzaak van zijn verslavingsgedrag aan te pakken.
Hij is met behulp van zijn advocaat bezig een betalingsregeling te treffen met zijn werkgever en is daarmee al ver gevorderd. Terugbetaling van het enorme schadebedrag zal een langdurige wissel op zijn leven trekken.
Met de schuldbewuste en oplossingsgerichte houding van verdachte zal de rechtbank in zijn voordeel rekening houden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 5 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering van 10 juli 2024. De reclassering bevestigt dat verdachte hulp heeft gezocht voor zijn gokverslaving en bij Tactus Verslavingszorg ruim tien maanden een (online) behandeling heeft gevolgd. Verdachte heeft een nieuwe baan gevonden en zijn werkgever is op de hoogte van de situatie. Hoewel verdachte momenteel inkomen heeft, ziet de reclassering risicofactoren op het gebied van financiën wanneer een betalingsregeling wordt opgelegd voor de veroorzaakte schade. Een reclasseringstraject kan bijdragen aan het verminderen van dat recidiverisico. De reclassering merkt als beschermende factor aan dat verdachte nog bij zijn ouders woont, samen met zijn broer en zus, en dat hij niet bekend is met psychische problematiek. De rechtbank plaatst bij die als beschermende factor geduide omstandigheden een voorzichtige kanttekening. Ter terechtzitting heeft verdachte op vragen van de rechtbank wat meer verteld over de achterliggende problematiek bij zijn verslaving. Daarbij lijken juist ook de gezinssituatie en niet verwerkte gebeurtenissen in het verleden een rol te hebben gespeeld. De rechtbank acht het positief dat verdachte zelf verdere hulp wil zoeken om die problematiek aan te pakken, zeker ook nu verdachte, indien het tot een schade-afhandeling komt als door de verdediging ter zitting geschetst, zou kunnen betekenen dat verdachte nog lange tijd thuis zal moeten blijven wonen. Het advies van de reclassering is om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een gedragsinterventie middelengebruik (de rechtbank veronderstelt dat bedoeld zal zijn: gokverslaving) een ambulante behandeling en het meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering vermeldt dat een (langdurige) gevangenisstraf de positieve koers zou kunnen doorkruisen.
De straf en maatregel
- Straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het LOVS.
De rechtbank twijfelt niet aan de intentie van verdachte om de benadeelde partijen schadeloos te stellen en waardeert het positief dat hij doende is een regeling te treffen. Mede gelet op de hierna deels toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen valt voor verdachte hoe dan ook niet te ontkomen aan een langdurige betalingsverplichting van enorme bedragen. Het is daarom ook in het belang van de benadeelden dat verdachte financiële armslag houdt om aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen en niet al te zeer in de financiële tang te raken.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hoezeer ook passend bij de gepleegde feiten en de omvang van de schade, daarom uiteindelijk niet passend voor deze verdachte.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. De rechtbank zal een taakstraf opleggen voor de maximaal toegestane duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als deze straf niet of niet naar behoren wordt verricht. Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om verdachte een waarschuwing te geven voor de toekomst, zal de rechtbank hem daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van negen maanden, met een proeftijd van drie jaren en met daarbij de oplegging van alle geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de verplichting tot medewerking aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen” (WSNP) omdat toelating tot dat traject twijfelachtig is gelet op de aard van de schulden.
- Schadevergoedingsmaatregel [aangever 1]
heeft een niet-ingevuld verzoek tot schadevergoeding ingediend dat op 29 maart 2024 bij het parket is ingekomen. Uit de aangifte maakt de rechtbank op dat [aangever 1] de schade die verdachte hem door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks heeft toegebracht, vergoed wenst te zien. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [aangever 1] voor een bedrag van
€ 850,00 op te leggen en de raadsvrouw heeft om oplegging van die schadevergoedingsmaatregel verzocht nu verdachte het slachtoffer wil terugbetalen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [aangever 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De schade begroot de rechtbank op het bewezen verklaarde bedrag van 850 euro.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met zeventien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

7.De schade van de benadeelden

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 3] en [aangever 2]
[aangever 3] en [aangever 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen ieder voor zich verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een symbolisch bedrag van € 1,00 (één euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5] B.V.
[bedrijf 5] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.513,20 (twaalfduizend vijfhonderddertien euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade o.g.v. betaalbatch [bedrijf 3] € 9.276,94
- schade o.g.v. betaalbatch [bedrijf 6] € 3.236,26.
7.1.3
De vordering van de benadeelde partij [stichting]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 61.728,25 (eenenzestigduizend zevenhonderdachtentwintig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: ‘ [omschrijving] ’.
7.1.4
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 2] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 42.589,85 (tweeënveertigduizend vijfhonderdnegenentachtig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade o.g.v. betaalbatch € 3.364,70
- schade o.g.v. cadeaubonnen € 39.225,15.
7.1.5
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 124.628,99 (honderdvierentwintigduizend zeshonderdachtentwintig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: ‘schade ogv betaalbatch’.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld:
- de vorderingen van [stichting] , [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. zijn toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5] B.V. moet worden afgewezen, nu de vordering onduidelijk is en de schade klaarblijkelijk intern is verhaald;
- de benadeelde partijen [aangever 3] en [aangever 2] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw:
- heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van [aangever 3] en [aangever 2] ;
- heeft bepleit dat de vordering van [bedrijf 5] B.V. moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de overige vorderingen heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen toewijsbaar zijn tot een totaalbedrag van € 197.347,91. Er moet uitgegaan worden van het ten laste gelegde bedrag van € 202.347,91 te verminderen met het door verdachte terugbetaalde bedrag van 5.000 euro. De raadsvrouw heeft verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu de benadeelde partijen grote ondernemingen zijn die in staat worden geacht hun vorderingen zelf bij verdachte te innen terwijl inmiddels een civiele procedure aanhangig is gemaakt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vorderingen van [aangever 3] en [aangever 2]
De vorderingen hebben betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Niet is gesteld of gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het feit geestelijk letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Uit de onderbouwing van de vorderingen blijkt dat [aangever 3] en [aangever 2] smartengeld als symbolische schade vorderen, omdat verdachte ‘gruwelijk’ misbruik gemaakt zou hebben van het vertrouwen dat zij in hem hadden. Hoe begrijpelijk de uit deze onderbouwing blijkende kwaadheid ook is, zij vormt, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende grond om in aanmerking te komen voor smartengeld. Dit betekent dat geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 BW, zodat de benadeelde partijen geen aanspraak kunnen maken op immateriële schadevergoeding en hun vorderingen worden afgewezen.
7.4.2
De vordering van [bedrijf 5] B.V.
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Door [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 6] B.V. is schade geclaimd bij de benadeelde partij als werkgever. De rechtbank overweegt het volgende. Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden als voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zo’n verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend.
De benadeelde partij heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat zij rechtstreeks schade heeft geleden. De beweerdelijke schade van [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 6] B.V. is niet aan te merken als rechtstreekse schade van de benadeelde partij [bedrijf 5] B.V. Van rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sv kan dan ook niet worden gesproken Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden, zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.3
De vorderingen van [stichting] , [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.
De vorderingen hebben betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal daarom de vorderingen toewijzen, telkens te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, als volgt:
  • het door [stichting] gevorderde tot een bedrag van € 61.728,25, met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023;
  • het door [bedrijf 2] B.V. gevorderde tot een bedrag van € 42.589,85,
  • het door [bedrijf 1] B.V. gevorderde tot een bedrag van € 124.628,99, met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [stichting] , [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Gelet op het feit dat deze benadeelde partijen rechtspersonen zijn, die - zoals onweersproken door de verdediging van verdachte is gesteld - een civiele procedure aanhangig hebben gemaakt en in vergevorderde onderhandeling zijn over een betalingsregeling, acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr niet opportuun.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, onderdeel A primair, onderdeel B primair en onderdeel C primair ten laste gelegde feiten en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
onderdeel A, primair, en onderdeel B, primair
telkens de misdrijven:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, meermalen gepleegd;
en
onderdeel C, primair,
het misdrijf:
diefstal, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, onderdeel A primair, onderdeel B primair en onderdeel C primair bewezen verklaarde en het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- indien de reclassering dit nodig acht actief deelneemt deel aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op gokverslaving. De reclassering bepaalt welke training het wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich, indien de reclassering dit nodig acht, laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden en schrijft zich in en blijft ingeschreven bij het Centraal Register Uitschrijven Kansspelen (CRUKS);
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
maatregel
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 850,00, (zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
20 augustus 2024 ten behoeve van [aangever 1] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van zeventien dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan
[aangever 1] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan
[aangever 1] het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Schadevergoedingen feit 1
de vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] af;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] af;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5] B.V.
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 5] B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van de benadeelde partij [stichting]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [stichting] toe tot een bedrag van € 61.728,25 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [stichting] van een bedrag van € 61.728,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. toe tot een bedrag van
€ 42.589,85 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. van een bedrag van € 42.589,85, te vermeerderen
- met de wettelijke rente over een bedrag van € 39.225,15 vanaf 3 mei 2022;
- met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.364,70 vanaf 26 mei 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. toe tot een bedrag van
€ 124.628,99 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. (feit 1): van een bedrag van € 124.628,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023340920 gesloten op 13 december 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.