ECLI:NL:RBOVE:2024:4412

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
ak_23_1719
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag ontheffing benoembaarheidsvereisten voor vak rekenen/wiskunde in Internationale Schakelklas

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de Internationale Schakelklas (ISK) door de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiser, afkomstig uit Syrië, heeft een bachelor-diploma in de wiskunde behaald en heeft meer dan twintig jaar ervaring als leraar wiskunde in Syrië. In Nederland heeft hij als vrijwillig onderwijsassistent gewerkt en heeft hij een traject “Statushouder voor de klas” succesvol afgerond. De rechtbank concludeert dat eiser voldoet aan de voorwaarden voor ontheffing, omdat hij in dit bijzondere geval uitmunten in buitengewone bekwaamheid kan aantonen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verleent eiser ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de ISK. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de door eiser gevolgde opleidingen en zijn ervaring niet voldoen aan het criterium van uitmunten in buitengewone bekwaamheid. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser ontheffing wordt verleend, en veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1719

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.T.P.J. Bremmers),
en

de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de Internationale Schakelklas (ISK) door verweerder.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 21 december 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft een beroepschrift ingediend. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Feiten
2. Eiser is afkomstig uit Syrië. Hij is met zijn gezin uit Syrië gevlucht en hij woont sinds april 2014 in Nederland.
2.1.
Eiser heeft in Syrië in 1991 aan de universiteit van Aleppo een bachelor-diploma in de wiskunde (‘Pure Mathematics’) behaald. Tijdens zijn militaire dienst gaf eiser wiskundeles. Hierna werkte hij in Syrië ruim twintig jaar als leraar wiskunde op verschillende scholen in het voortgezet onderwijs.
2.2.
In Nederland heeft de instantie Nuffic vastgesteld dat eisers opleiding in Syrië qua niveau gelijkwaardig is aan twee jaar van een drie-jarige bacheloropleiding in het wiskundig wetenschappelijk onderwijs in Nederland.
2.3.
Eiser is in september 2017 als vrijwillig onderwijsassistent aan de slag gegaan bij het [locatie] te [plaats]. Hij werkte als leraar rekenen/wiskunde in de ISK.
In 2017-2019 volgde hij onderwijs in de Nederlandse taal (B2-niveau) en rondde dit af met positief resultaat. In september 2020 is een aanvraag van eiser om als leraar wiskunde in het voortgezet onderwijs te mogen werken afgewezen, omdat hij geen lerarenopleiding heeft gevolgd en hij geen onderwijsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs heeft. Eiser heeft het traject “Statushouder voor de klas” gevolgd aan de hogeschool Windesheim en dit met een certificaat afgerond. Hij was tot halverwege het schooljaar 2021/2022 op vrijwillige basis werkzaam als ondersteunend leraar bij het [locatie].
2.4.
Op 25 januari 2022 heeft het [locatie] voor eiser een aanvraag voor ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak wiskunde/rekenen in de ISK ingediend. Verweerder heeft de aanvraag opgevat als een ‘open aanvraag’. Met ingang van 1 februari 2022 heeft eiser zijn inzet voor het [locatie] verricht op basis van een arbeidsovereenkomst.
2.5.
Namens verweerder heeft De Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) de aanvraag afgewezen. In het primaire besluit staat dat eiser weliswaar voldoet aan de voorwaarde: ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van het vak rekenen/wiskunde’, maar geen ontheffing wordt verleend omdat eiser geen officiële onderwijsbevoegdheid heeft en de onderwijsinspectie de pedagogische-didactische vaardigheden van eiser als ‘niet voldoende’ heeft beoordeeld.
2.6.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvraag om ontheffing afgewezen met een gewijzigde motivering. Na het bestreden besluit heeft het [locatie] aan eiser geen nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. Eiser heeft momenteel geen werk.

Beoordeling door de rechtbank.

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft besloten om de aanvraag voor eiser om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de ISK af te wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser om ontheffing ten onrechte heeft afgewezen. Verweerder heeft het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en eiser ontheffing te verlenen van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de ISK als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 (WVO 2020).
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder de aanvraag van eiser om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de ISK terecht afgewezen?
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 7.11, zevende lid, in samenhang met artikel 33, tweede lid, van de WVO 2020 kan de minister in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de benoembaarheidsvereisten voor een bepaald vak of vak-onderdeel, als sprake is van uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van dat vak (-onderdeel). Aan twee voorwaarden moet zijn voldaan: er is sprake van een ‘bijzonder geval’ en er is sprake van ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van dat vak(-onderdeel)’. Een aanvraag moet aan beide criteria, in samenhang, worden getoetst. Aan de minister komt beoordelingsruimte toe.
4.1.
De minister geeft aan zijn bevoegdheid invulling door de aanvraag te toetsen aan in de ‘Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning van 7 december 2021 (VO/29106367)’ (de Beleidsregel) neergelegde voorwaarden.
4.2.
In de Beleidsregel is een niet limitatieve lijst van voorbeelden opgenomen van werkervaring en activiteiten waaruit kan blijken dat een aanvrager voldoet aan de voorwaarde ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’. In deze lijst staan als voorbeelden, onder meer, genoemd:
 het hebben afgerond van een proefschrift, relevant voor het te onderwijzen vak;
 een excellente prestatie hebben geleverd op het eigen vakgebied;
 het hebben afgerond van een relevant excellentietraject in combinatie met een afgeronde relevante opleiding op gelijkwaardig of hoger niveau;
 het beschikken over een pedagogisch-didactisch getuigschrift (mbo), voor zover het een vak betreft dat eveneens in het voortgezet onderwijs wordt verzorgd;
 het hebben van ten minste drie jaar ervaring
buitenhet voortgezet onderwijs met het opleiden of begeleiden van anderen in een voor de aanvraag relevant vak;
 het hebben afgerond van een andere relevante opleiding op hetzelfde of een hoger niveau (summa) cum laude.
In de Beleidsregel staat dat bij open aanvragen ook andere omstandigheden kunnen worden aangevoerd die door de minister worden beoordeeld.
Standpunten
5. Partijen zijn het erover eens, dat in dit geval sprake is van een ‘bijzonder geval’ omdat de aanvraag specifiek ziet op het geven van onderwijs in het vak rekenen/wiskunde in de ISK en daar ook toe beperkt is. Partijen zijn verdeeld over de vraag of sprake is van ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van het vak rekenen/ wiskunde’.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van het vak rekenen/wiskunde’. Het bestreden besluit is om meerdere redenen niet deugdelijk gemotiveerd. Eiser voert daartoe aan, verkort weergegeven:
 In de Beleidsregel wordt niet meer dan een opsomming van voorbeelden van ‘buitengewone bekwaamheid’ gegeven. Daarbij gaat het om een niet limitatieve lijst van gevallen. In de beleidsregel staat niet dat eerdere werkervaring persé
buitenhet voorgezet onderwijs moet zijn opgedaan. Er staat wel dat bij open aanvragen ook andere omstandigheden mogen worden aangevoerd die door de minister worden beoordeeld. Volgens eiser houdt verweerder onvoldoende rekening met factoren die in zijn geval positief zouden kunnen meewegen.
 Eiser is van mening dat, anders dan verweerder stelt, het feit dat hij de Arabische taal machtig is, in positieve zin moet bijdragen aan de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’. De gevraagde ontheffing heeft betrekking op de ISK. Daarbij gaat het om leerlingen die nog maar kort in Nederland verblijven en die vaak afkomstig zijn uit Arabischtalige landen. Het beheersen van de Arabische taal kan in het contact met leerlingen en ouders een groot pluspunt zijn.
 Het feit dat eiser zelfstandig lessen en leer(hulp-)middelen heeft geconstrueerd en gebruikt draagt in positieve zin bij aan het oordeel dat sprake is van ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’.
 Verweerder heeft de criteria ‘het bijzondere geval’ en ‘het uitmunten in buitengewone bekwaamheid’ niet in samenhang beoordeeld zoals vereist volgens artikel 7.11, zevende lid, van de WVO 2020 en de Beleidsregel.
6.1.
Verweerder wijst er op dat, om in aanmerking te komen voor een ontheffing, een betrokkene moet voldoen aan de voorwaarden dat sprake is van een ‘bijzonder geval’ en ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van het vak of vakonderdeel’. De aanvraag wordt op beide criteria, in samenhang, getoetst. Bij de beoordeling is sprake van grote terughoudendheid. Eiser voldoet niet aan de voorwaarde ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’. Dit, omdat uit in de Beleidsregel gegeven lijst met voorbeelden blijkt dat een aanvrager dient te excelleren in het door hem uitgeoefende vak. De door eiser geleverde prestaties en ontplooide activiteiten van eiser vallen onder geen van de voorbeelden. De lijst met voorbeelden is weliswaar niet limitatief, maar de lat ligt in ieder geval hoog.
6.2.
Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting nog naar voren gebracht dat, anders dan vermeld in het primaire en bestreden besluit, de pedagogisch-didactische bekwaamheid van eiser niet aan de onderhavige afwijzing ten grondslag ligt.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Een bestuursorgaan moet bij de besluitvorming een zorgvuldige belangenafweging maken. Verder moet op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beslissing op het bezwaar berusten op een deugdelijke motivering.
7.2.
De motivering van de afwijzing in het onderhavige, bestreden besluit luidt, verkort weergegeven, als volgt.
 In het (primaire) besluit van 21 december 2022 - waarin is geoordeeld dat eiser wél voldoet aan de voorwaarde van uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van dat vak(-onderdeel) - is de werkervaring van eiser in Syrië ten onrechte meegewogen. Dit omdat het, blijkens de in de Beleidsregel opgenomen lijst met voorbeelden, moet gaan om werkervaring buiten het voortgezet onderwijs;
 Het auditrapport van 10 oktober 2022 geeft een algemeen beeld weer van de school maar niet van de pedagogisch-didactische kwaliteiten van eiser zelf;
 De beheersing van de Arabische taal draagt niet bij aan ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid’, omdat dit slechts in bepaalde gevallen een voordeel is;
 Het feit dat eiser zelf een lessenreeks en leerhulpmiddelen heeft ontworpen en gebruikt in zijn lessen draagt niet bij aan ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid’ omdat dit activiteiten betreft die van een goede docent mogen worden verwacht;
 Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van het (negatieve) inspectieadvies van 19 december 2022. Het oordeel van de inspectie over de pedagogisch-didactische bekwaamheid van een aanvrager kan door de DUO worden meegewogen in de beoordeling of een aanvrager beschikt over een uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid.
7.3.
Hiervoor onder 6.2. is al het (gewijzigde) standpunt van verweerder weergegeven dat de pedagogisch-didactische bekwaamheid van eiser niet aan de afwijzing in het bestreden besluit ten grondslag ligt. Daarmee zijn - in elk geval - twee onderdelen van de motivering komen te vervallen (namelijk de onderdelen die onder 7.2 vermeld zijn onder het tweede en vijfde streepje), terwijl die onderdelen (mede) bepalend zijn voor de motivering van het bestreden besluit. Reeds daarom is het beroep gegrond.
7.4.
Naar oordeel van de rechtbank is bovendien onduidelijk hoe en op welke wijze verweerder de overige door eiser aangevoerde omstandigheden die kunnen bijdragen aan het oordeel dat sprake is van ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid ten aanzien van het vak rekenen/wiskunde in de ISK’, heeft gewogen, in samenhang met het feit dat sprake is van een ‘bijzonder geval’ zoals op grond van het juridisch kader is vereist. De rechtbank is ook daarom van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.
7.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen voldoende zorgvuldig heeft gewogen en overweegt daartoe als volgt.
7.5.1.
Eiser heeft aan de universiteit in Syrië in 1991, meer dan 30 jaar geleden, het bachelor-diploma in de wiskunde behaald. Hij heeft sindsdien altijd gewerkt als docent wiskunde en/of rekenen. Hij heeft in Syrië, een land met een heel ander onderwijssysteem dan Nederland, ruim twintig jaar wiskundeles gegeven binnen het voortgezet onderwijs. Eiser heeft daarmee dus veel ervaring opgedaan als wiskundedocent.
Bovendien heeft eiser zeven jaar gewerkt als vrijwillig leraar rekenen/wiskunde binnen de ISK, een bijzondere tak binnen het voorgezet onderwijs met leerlingen van overwegend niet-Nederlandse, anderstalige, afkomst. Eiser heeft onderwijs in de Nederlandse taal gevolgd en dit positief afgerond met een diploma (B2 niveau) en het traject “Statushouder voor de klas” gevolgd en afgerond met een certificaat.
7.5.2.
Voorafgaand aan de zitting met een brief van 25 mei 2024, alsook ter zitting, heeft [naam], emeritus lector Instroommanagement & Aansluiting van het Saxion Kenniscentrum Onderwijsinnovatie en voormalig directeur van de Universitaire Lerarenopleiding van de University of Twente en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de beoordeling van zij-instromers voor het beroep van leraar in het Assessment Centrum van de Lerarenopleiding, tevens zaakwaarnemer van eiser, de werkervaring van eiser en zijn functioneren als leraar rekenen/wiskunde binnen de ISK toegelicht. Volgens [naam] is het gerechtvaardigd om ten aanzien van eiser te concluderen dat sprake is van ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid’. [naam] heeft daarbij gewezen op het feit dat het kennisniveau van een diploma bachelor zuivere wiskunde aan de universiteit ver boven het niveau van de rekenen/wiskunde leerstof van de ISK staat en eiser tijdens zijn 22 jaar lange werkervaring in Syrië niet alleen heeft gewerkt als wiskundedocent maar ook als mentor, terwijl hij toen al deelnam aan cursussen in het kader van na- en bijscholing. [naam] heeft verder benadrukt dat eiser zeven jaar ervaring heeft opgedaan als (vrijwillig) leerkracht wiskunde, in het laatste jaar op contractbasis, binnen de ISK en hij, ondanks het feit dat hij afkomstig is uit een ander land met een andere cultuur, zelfstandig een lessenreeks en wiskundige figuren heeft ontworpen, waarvan voor het onderwijs ook gebruik is gemaakt. [naam] heeft er verder op gewezen dat eiser mede door zijn talen- en cultuurkennis van het Arabisch, Aramees en Koerdisch prima in staat is om wiskundige begrippen vanuit het Nederlands tijdens het leerproces aan leerlingen te verduidelijken en de contacten met de leerlingen, collega’s en/of ouders in de ISK goed te laten verlopen. [naam] heeft erop gewezen dat eiser het traject ‘statushouder voor de klas’ met een positief resultaat heeft afgerond. Hij voldoet wellicht niet aan één de niet limitatief opgesomde voorbeelden in de lijst van de Beleidsregel, maar het is toch gerechtvaardigd om, gezien al zijn prestaties, ten aanzien van eiser te concluderen tot ‘uitmuntendheid in buitengewone bekwaamheid’.
7.5.3.
De rechtbank is gelet op de door [naam] genoemde feiten en omstandigheden, die door verweerder ook niet zijn bestreden, aangevuld met het feit dat ook het [locatie] eiser naar grote tevredenheid heeft ingezet (eerst op vrijwillige basis en later op grond van een arbeidsovereenkomst) van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de door eiser gevolgde opleidingen in samenhang met alle activiteiten als leraar rekenen/wiskunde, in dit bijzondere geval (specifiek het geven van onderwijs in het vak rekenen/wiskunde in de ISK en daar ook toe beperkt), niet voldoen aan het criterium ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij (ook) aan dit criterium voldoet.
7.7.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
8. Op grond van artikel 8:72, tweede lid, van de Awb brengt vernietiging van een besluit de vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit mee. Op grond van het derde lid kan de bestuursrechter bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel of gedeeltelijk in stand blijven of dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan. Op grond van het vierde lid van artikel 8:72 van de Awb kan de bestuursrechter, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met in achtneming van zijn aanwijzingen.
8.1.
De rechtbank is op basis van alle hiervoor weergegeven feiten, gegevens en verklaringen ervan overtuigd geraakt dat eiser voldoet aan het criterium ‘uitmunten in buitengewone bekwaamheid’. Eiser voldoet daarmee aan de beide criteria, in samenhang bezien, op basis van waarvan ontheffing kan worden verleend. Naar oordeel van de rechtbank is er geen reden om verweerder opnieuw te laten beslissen. Hoewel aan verweerder beoordelingsruimte toekomt, is naar het oordeel van de rechtbank namelijk slechts één beslissing mogelijk. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 8:72, derde lid, en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en eisers aanvraag om ontheffing van de benoembaarheidsvereisten voor het vak rekenen/wiskunde in de ISK als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de WVO 2020, toe te wijzen.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-
De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor bijstand door de gemachtigde in beroep bedraagt dus in totaal € 1.750,-. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten in bezwaar. Verweerder zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit van 6 juli 2023;
 herroept het besluit van 21 december 2022;
 bepaalt dat aan eiser ontheffing wordt verleend, als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo, voor het geven van het vak rekenen/wiskunde in de ISK van het voortgezet onderwijs en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
 bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.