ECLI:NL:RBOVE:2024:4405

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
11194763 \ CV EXPL 24-2584
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de eiser, verhuurder, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, huurder, wegens het niet betalen van huur. De gedaagde heeft vanaf december 2023 de huur niet voldaan, met uitzondering van een betaling van € 2.800,00 op 7 mei 2024. De eiser heeft de gedaagde meerdere aanmaningen gestuurd en uiteindelijk besloten om de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank om ontruiming van de woning te vorderen en betaling van de achterstallige huur. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagde niet is verschenen op de zitting en geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde, wat de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de maandelijkse huur tot aan de ontruiming. Tevens zijn de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 16 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11194763 \ CV EXPL 24-2584
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: J. Bulder,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.Korte samenvatting

[gedaagde] huurt een woning van [eiser], maar hij heeft vanaf december 2023 de huur niet betaald. Op 7 mei 2023 heeft [gedaagde] een bedrag aan [eiser] betaald, maar ook daarna heeft hij de huurtermijnen niet meer betaald. Om te voorkomen dat de achterstand nog verder zal oplopen, heeft [eiser] in dit kort geding gevorderd dat de woning zal worden ontruimd en dat [gedaagde] de achterstallige huur (met extra kosten en rente) zal betalen. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 2 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de verstekverlening tegen [gedaagde], nadat hij niet is verschenen op de mondelinge behandeling.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] een woning aan de [adres] (hierna: de woning) voor € 1.000,00 per maand.
3.2.
Er is vanaf december 2023 een achterstand ontstaan in de betalingen van de huurtermijnen. Daarom heeft [eiser] [gedaagde] aanmaningen gestuurd en de vordering uit handen gegeven aan een incassogemachtigde.
3.3.
Daarna heeft [gedaagde] op 7 mei 2024 een bedrag van € 2.800,00 voldaan. Vervolgens zijn de betalingen weer uitgebleven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de woning aan [adres] zal worden ontruimd en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.959,53 en de maandelijkse huurprijs van € 1.000,00 vanaf 1 augustus 2024 tot de ontruiming.
4.2.
[gedaagde] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

De kortgedingprocedure
5.1.
In een kortgedingprocedure wordt aan de rechter gevraagd om een (spoed)maatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kortgedingprocedure ook een gewone rechtszaak (bodemprocedure) zal komen. In deze zaak wordt ontruiming gevorderd. Dat is een zeer ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel. Bij de beoordeling daarvan moet grote terughoudendheid worden betracht. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn als deze vooruitloopt op een vonnis in een bodemprocedure waarbij met een grote mate van waarschijnlijkheid ook de ontruiming zal worden bevolen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming en van een zodanig spoedeisend belang dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
Spoedeisend belang
5.2.
Het vereiste spoedeisend belang is aanwezig, gelet op de aard van de vorderingen en alles wat [eiser] daarover heeft gesteld.
Het toe te wijzen bedrag
5.3.
[eiser] vordert betaling van het bedrag van € 5.959,53. In de vordering van dit bedrag ligt besloten dat [eiser] bij [gedaagde] wettelijke rente en incassokosten in rekening heeft gebracht over de huurachterstand die tot aan de dagvaarding is ontstaan. [eiser] heeft de betaling van [gedaagde] in de incassofase (op 7 mei 2024) eerst in mindering gebracht op rente en incassokosten. Hij heeft dat gedaan op grond van artikel 6:44 BW. Dat heeft geleid tot het bij dagvaarding openstaande bedrag van € 5.959,53.
5.4.
De vordering betreffende de huurachterstand komt de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoort daarom te worden toegewezen.
5.5.
[eiser] vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] één keer een aanmaning heeft verzonden die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In de verzonden aanmaning van 20 december 2023 is een lager bedrag aan incassokosten aangezegd dan het bedrag waarop het Besluit recht geeft en [eiser] nu van [gedaagde] vordert. Maar door deze afwijking is [gedaagde] niet in zijn belangen geschaad. De vergoeding wordt daarom toegewezen tot het in de aanmaning genoemde lagere bedrag van € 150,00.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente tot en met 31 mei 2024

8.000,00
124,28
- buitengerechtelijke incassokosten
150,00
+
totaal
8.274,28
- betalingen
2.800,00
-/-
Totaal
5.474,28‬
5.7.
Omdat een lager bedrag aan incassokosten wordt toegewezen, is het restant van de hoofdsom nog € 5.474,28. De daarover gevorderde wettelijke rente is op grond van de wet eveneens toewijsbaar.
De vordering tot ontruiming
5.8.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een huurachterstand van bijna zes maanden. Het tijdig betalen van de huur is één van de belangrijkste verplichtingen van de huurder. De huurachterstand vormt daarom een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst.
5.9.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is, gelet op de omvang van de huurachterstand, sprake van een tekortkoming op die op zichzelf al de ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De kantonrechter oordeelt in kort geding dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming zal worden bevolen. Er is voldoende zwaarwegend belang om daarop vooruit te lopen en de ontruiming te bevelen.
5.10.
[gedaagde] zal ook worden veroordeeld tot betaling van de huur van € 1.000,00 per maand vanaf 1 augustus 2024 tot aan de dag van ontruiming van de woning.
Proceskosten
5.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.063,39

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] een bedrag van € 5.474,28, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag, met ingang van 5 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] een bedrag van € 1.000,00 per maand wegens huur voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 augustus 2024 en de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende huurtermijnen tot de dag van betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.063,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024.