In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen CNH Industrial Capital Europe B.V. en twee gedaagden, die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde de afgifte van tenaamstellingscodes behorende bij een New Holland Tractor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure correct is verlopen, met inachtneming van de voorgeschreven termijnen en formaliteiten. De eiseres heeft de gedaagden opgeroepen via een dagvaarding en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 22 januari 2024, waarbij de gedaagden verstek hebben laten gaan.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres beoordeeld. De vordering tot afgifte van de tenaamstellingscodes is toegewezen, met een dwangsom van € 1.500,00 per dag voor gedaagde sub 1 en een ultimatum van 14 dagen voor de afgifte. Voor gedaagde sub 2 is een aanvullende vordering tot lijfsdwang geformuleerd, die kan worden opgelegd indien de codes niet binnen 4 maanden na het vonnis worden verstrekt. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot op € 3.644,03 en gedaagden veroordeeld in deze kosten.
De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat lijfsdwang een ultimum remedium is en alleen kan worden toegepast als er geen alternatieven zijn. De eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde sub 2 een dubieuze debiteur is die moeilijk bereikbaar is en niet reageert. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond geacht en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.