In deze zaak heeft de vereffenaar, in haar hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschappen van mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met het verzoek om ontruiming van een woning die tot de te vereffenen nalatenschappen behoort. De gedaagde heeft ingestemd met de ontruiming, maar de woning is tot op heden nog niet ontruimd. De rechtbank heeft op 25 januari 2024 geoordeeld dat de vordering van de vereffenaar moet worden toegewezen, zodat zij een titel heeft om de ontruiming te effectueren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming, aangezien de nalatenschappen moeten worden afgewikkeld en de woning in slechte staat verkeert. De gedaagde heeft erkend dat hij met de vereffenaar heeft afgesproken de woning te ontruimen, maar heeft dit nog niet kunnen realiseren. De rechtbank heeft bepaald dat de gedaagde de woning uiterlijk binnen twee weken na het vonnis moet verlaten en ontruimen, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie uit te voeren is afgewezen, omdat deze overbodig is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.