In deze zaak vorderde eiser, [eiser] B.V., betaling van facturen van gedaagde, die stelde dat hij niet persoonlijk, maar namens [bedrijf 1] GmbH had gehandeld. De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan. Eiser voerde aan dat er een mondelinge overeenkomst was gesloten voor grondverzetwerkzaamheden op het woonadres van gedaagde. Gedaagde, bestuurder van [bedrijf 1] GmbH, betwistte de vordering en stelde dat hij niet als contractspartij had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat gedaagde als contractspartij moet worden aangemerkt, omdat eiser erop mocht vertrouwen dat gedaagde namens zichzelf handelde. De vordering van eiser tot betaling van € 16.652,77 werd toegewezen, met inbegrip van buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vervaldatum van de factuur, 18 november 2023, tot de dag van volledige betaling.