2.5.[eiser 1] en [eiser 2] zijn tegen het vonnis van 15 december 2022 in hoger beroep gegaan. Dat hoger beroep is door het hof Arnhem-Leeuwarden gelijktijdig behandeld met het door [gedaagde] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van 11 mei 2022. Tijdens de mondelinge behandeling van de hoger beroepen op 10 mei 2023 zijn partijen ter beëindiging van hun geschillen volgens het proces-verbaal overeengekomen:
‘
1. Partijen zullen uitvoering geven aan het bestreden vonnis van de rechtbank Overijssel van 11 mei 2022, behoudens de beslissing omtrent de vergoeding die [gedaagde] na die datum verschuldigd is aan de overige erfgenamen.
2. Partijen spreken af dat de gebruiksvergoeding die [gedaagde] verschuldigd is aan de overige erfgenamen bedraagt
- vanaf 11 mei 2022 tot en met mei 2023: € 900 per maand, waarvan € 300 aan [eiser 1],€ 300 aan [eiser 2], € 150 aan [naam 1] en € 150 aan [naam 2],
- vanaf juni 2023 tot en met de levering van de woning aan de [adres]:
€ 600 per maand, waarvan € 200 aan [eiser 1], € 200 aan [eiser 2],€ l00 aan [naam 2] en € l00 aan [naam 1].
3. Nu uitvoering gegeven gaat worden aan het vonnis van 11 mei 2022, trekken [eiser 1] en [eiser 2] hun hoger beroep tegen het kort gedingvonnis van 15 december 2022 in.
4. Partijen verlenen elkaar, na uitvoering van de hiervoor weergegeven afspraken, finale kwijting met betrekking tot de kwestie waarover zij deze rechtszaken voerden.
5. Partijen dragen ieder de eigen proceskosten van het hoger beroep.
De minnelijke schikking is vastgelegd in een door partijen ondertekend proces-verbaal (hierna ook: het proces-verbaal).’