ECLI:NL:RBOVE:2024:4311

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
ak_24_3065
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met WOO-verzoek met betrekking tot openbaarmaking van vergunningen voor AZC

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd in het kader van een WOO-verzoek. Verzoeker had de gemeente Tubbergen verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot vergunningen voor de bouw van een AZC in Albergen, die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2017 tot 1 september 2023. De gemeente heeft op 20 juni 2024 besloten om de verzochte informatie gedeeltelijk openbaar te maken. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in detentie verkeert en heeft zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Echter, de rechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het enkele feit dat verzoeker het niet eens is met het besluit van de gemeente niet betekent dat er een acuut en actueel belang is dat een beslissing op zijn bezwaar niet kan afwachten. De rechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is dan ook afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: Awb 24/3065
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verblijvende te [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, verweerder,

gemachtigden: mr. I.C. Dunhof-Lampe en mr. M.T.M. Vroklage.

Procesverloop

Verzoeker heeft verweerder bij brief van 6 september 2023 verzocht om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo) van stukken die zien op het al dan niet toestaan en verlenen van vergunningen aan het COA voor de bouw van een AZC in Albergen in de periode van 1 januari 2017 en 1 september 2023.
Bij besluit van 20 juni 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de verzochte informatie (gedeeltelijk) aan verzoeker te verstrekken.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 23 juli 2024 heeft verzoeker een beroep op betalingsonmacht gedaan wegens detentie.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Beroep betalingsonmacht griffierecht
1. Verzoeker is voor het door hem ingestelde verzoek € 187,- aan griffierecht verschuldigd. Bij brief van 23 juli 2024 heeft verzoeker verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker zich in detentie bevindt. Reeds op grond hiervan wordt het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen.
Spoedeisend belang
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen als die uitkomst niet kan worden afgewacht. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
4. Voor het aannemen van het vereiste spoedeisende belang dient sprake te zijn van
een acuut en actueel belang, waarbij een beslissing geen uitstel kan lijden omdat er anders een onomkeerbaar gevolg optreedt.
5. Verzoeker heeft ter zake van het spoedeisend belang gesteld dat het besluit evident onrechtmatig is en om die reden de spoedeisendheid achterwege kan blijven.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. Bij het besluit van 20 juni 2024 zijn alle (gedeeltelijk) openbaar gemaakte stukken aan hem bekend gemaakt en verstrekt.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Verweerder heeft de door verzoeker gevraagde informatie (gedeeltelijk) verstrekt en ten aanzien van de niet verstrekte stukken aangegeven welke uitzonderingsgrond van toepassing is. Dat verzoeker van mening is dat alle stukken geopenbaard hadden moeten worden op grond van artikel 4.4, vijfde lid, van de Woo, maakt niet dat sprake is van een dusdanig acuut en actueel belang, dat de beslissing op zijn bezwaar niet kan worden afgewacht. Evenmin is sprake van een onomkeerbaar gevolg.
8. Bij het ontbreken van spoedeisend belang kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen als sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Dat betekent dat met het bestreden besluit heel wat aan de hand moet zijn, wil de voorzieningenrechter toch een voorziening treffen. Het bestreden besluit moet, met andere woorden, evident onrechtmatig zijn en dat moet zonder diepgravend onderzoek naar het recht of de feiten zijn vast te stellen.
9. Van een evident onrechtmatig besluit is de voorzieningenrechter niet gebleken. Dat verzoeker het niet eens is met het besluit van 20 juni 2024, maakt nog niet dat het besluit evident onrechtmatig is. Tegen het besluit van 20 juni 2024 staat bezwaar open, en verzoeker heeft van dit rechtsmiddel gebruik gemaakt.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.